Karl van den Broeck
Karl van den Broeck Karl van den Broeck is hoofdredacteur van nieuwswebsite Apache.

Kristien Hemmerechts laat een personage worstelen met de vraag of schrijvers parasieten zijn. Ondertussen vergeet ze een boek te schrijven.

INFO : Kristien Hemmerechts. ‘De waar gebeurde geschiedenis van Victor en Clara Rooze’. Atlas, Amsterdam, 208 blz., 17,90 euro.

Een quizvraag. Welke Vlaamse dichteres die leefde van 1882 tot 1971 werd als een van de weinigen van haar generatie opgenomen in alle literatuurgeschiedenissen en bloemlezingen? Een tip: in het nieuwste boek van Kristien Hemmerechts, De waar gebeurde geschiedenis van Victor en Clara Rooze, heet ze Eliza Rooze. Het antwoord? Ze bestaat niet. U hoeft dus niet – zoals de recensenten van Hemmerechts’ boek – een dag lang vergeefs te grasduinen in vergeelde naslagwerken of op Google. In De Morgen onthulde Hemmerechts zelf de waarheid.

Wie het boek leest, heeft nochtans sterke vermoedens dat het wel om een historisch personage gaat, omdat Hemmerechts ramen en deuren wijd openzet voor het hier en nu. Vooreerst zijn er de sterke gelijkenissen tussen het naamloze hoofdpersonage en zijzelf. Allebei wonen ze in Berchem, allebei hebben ze een dochter, en zijn ze gescheiden van hun man. Ze schrijven en geven les. Wie Hemmerechts kent uit haar miljoenen interviews en haar dagboek Een jaar als (g)een ander (2003) herkent meteen de parallellen. Ook komen in het boek talloze echt bestaande mensen voor; van Hugo Claus tot Bert Anciaux.

De Marie Rooze met wie de ik-persoon kout op de Dageraadplaats is dus even fictief als haar groottante Eliza. Het verhaal dat de kern van dit boek vormt, is dat bijgevolg ook. Even samenvatten: de ik-persoon ging als kind vaak spelen in het grote ouderlijke huis van Marie. Daar werd ze verliefd op Do, de broer van haar vriendin. In de bibliotheek ontdekte ze haar roeping: schrijven. Maar het is ook daar dat ze het trauma opdoet dat haar schrijverschap zal dwarsbomen. De Roozes verbergen immers een familiegeheim; de relatie tussen de tweeling Victor en Clara. Wanneer Do’s speelkameraad Jimmy over die zaak schrijft, komt het tot een breuk. Het verwijt van Do dat schrijvers parasieten zijn, zal het hoofdpersonage blijven achtervolgen. De vraag of ze zomaar de geheimen van haar beste vrienden, of ook de trauma’s uit haar eigen leven mag verwerken in een roman, stelt haar voor gewetensproblemen.

Om een antwoord te vinden op deze Ultieme Schrijversvraag, permitteert Hemmerechts zich eindeloze uitweidingen. Daarbij vergeet ze haar roman, laat ze haar personages aan hun lot over en verwaarloost ze haar plotlijn. De ik-persoon verwijst voortdurend naar andere illustere voorgangers die wel rücksichtslos feiten in hun fictie smokkelden. Zo wijst ze erop dat Molly Bloom nooit zou hebben bestaan als James Joyce beschroomd zou zijn geweest om zijn relatie met zijn vrouw Nora te gebruiken voor zijn Ulysses. Ze citeert Gustave Flaubert, Jane Austen en Virginia Woolf alsof ze wil zeggen: als zij het mochten, mag ik het ook.

Zelf heeft de ik-persoon weinig origineels te vertellen over het ultieme schrijversprobleem. ‘De werkelijkheid was ongeloofwaardig. En dus kon je de werkelijkheid niet zomaar opschrijven. De werkelijkheid moest aannemelijk worden gemaakt. Daarin lag de taak van de literatuur.’ Of nog (en een beetje contradictorisch): ‘Voor kennis van het echte was literatuur volstrekt overbodig. Literatuur bestond niet bij gratie van het echte.

Er zijn ook een aantal persoonlijke zaken die haar van de schrijverij weghouden. Ze zit ’tussen twee mannen in’, ze wil dolgraag een kind voor haar biologische klok stilvalt. Dan weer wil ze oma worden of nog eens lekker neuken. En er zijn nog typische midlife-twijfels. Wat heeft ze nog te verwachten van het leven? Is ze nog aantrekkelijk? Waarom lezen haar vrienden haar boeken niet? Is ze echt wel iets waard als schrijfster? Het writer’s block is compleet en ze noemt zichzelf dan ook voortdurend ex-schrijfster, een knipoog naar Herman Brusselmans, nog zo’n schrijver die tegenwoordig niet meer weet hoeveel waarheid hij door zijn leugen mag mengen.

Uiteindelijk maakt Hemmerechts het verhaal van de Roozes toch af. Het is Do die redding brengt voor haar hoofdpersonage. De man die jaren voordien alle schrijvers voor parasieten versleet, wil nu zelf het ware verhaal van Clara en Victor op papier zetten en roept de hulp in van de ik-persoon en van Jimmy. De ban is gebroken en het happy end wenkt.

Als lezer vraag je je op het einde af waar al dat gedoe nu voor nodig was. Als een schrijver de vuile was van zijn vrienden wil buiten hangen, dan doet hij maar. Alle lezers zijn min of meer voyeuristisch en alle schrijvers minstens een tikkeltje exhibitionistisch. Daarom vinden ze elkaar. Zolang het maar goeie literatuur oplevert, is daar weinig mis mee.

Gelukkig is Hemmerechts haar hoofdpersonage niet. Zij draait haar hand niet om voor wat realiteit meer of minder. In haar dagboek Een jaar als (g)een ander speelde ze een erg gewiekst spelletje: ze voerde al haar literaire vrienden van de Cogels Osylei ten tonele, liet hun achternamen achterwege, en vertrouwde hun geheimen zonder schroom aan het papier toe. Een splinterbom in het literaire wereldje. Hoe loste Hemmerechts toen het gewetensprobleem op waarmee het hoofdpersonage in haar nieuwe roman worstelt? Ze eindigde haar dagboek met de zin dat alle personages en hun uitspraken verzonnen zijn. Daarmee was de kous af.

In dit boek keert ze het procédé om. Haar personages zijn vaak echt, maar haar vertelster is fictief. Die praat honderduit over schrijver Oscar van den Boogaard, laat een personage zichzelf afrukken boven een exemplaar van De Morgen (zelf leest ze De Standaard) en ze maakt zich vrolijk over de Vuur-actie van Bert Anciaux. Wanneer ze het heeft over de tanende populariteit van Hugo Claus wordt het zelfs een beetje tricky. Ze maakt voor zichzelf het gebrek aan belangstelling voor haar eigen boeken (lezers zouden subsidie moeten krijgen om boeken te lezen) draaglijk met het besef dat niemand nog weet hoe de eerste zin van Hugo Claus’ De Metsiers precies luidt. En zo schuilen er wel meer quizvragen in dit boek.

Nog eentje om het af te leren? Welaan dan! Van wie is de volgende uitspraak? Van de ik-persoon in De waar gebeurde geschiedenis van Victor en Clara Rooze of van Hemmerechts zelf: ‘Het is heel moeilijk om met mensen om te gaan die je werk niet waarderen. Dat is van dezelfde orde als een vriendin die zich bijvoorbeeld bij het Vlaams Belang zou aansluiten.’Het antwoord kon u vorige week lezen in Libelle.

Karl van den Broeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content