Hoewel het winterde in het voetbal, viel STVV-voorzitter Roland Duchâtelet niet weg te branden uit het nieuws. Van competitieformule tot handel in jonge voetballers, geen onderwerp kon zijn tussenkomst ontlopen.

Het lijstje dat volgt, gaat over de voorbije twee maanden, van half december tot nu. Tussendoor ging Roland Duchâtelet ook nog met vakantie op Gran Canaria. Hij bracht er de feestdagen door. Maar hij was liever niet gegaan. ‘Dat deed ik voor de familie.’ Wat als hij geen familieman was geweest? Zou het lijstje er dan nog langer hebben uitgezien?

10 december – In naam van elf clubs stemt Duchâtelet voor de terugkeer naar de klassieke competitie met 18 ploegen, zeer tegen de zin van de G4 (Anderlecht, Club Brugge, AA Gent en Racing Genk).

18 december – Duchâtelet betwist persoonlijk de afgelasting van de wedstrijd STVV-KV Mechelen.

28 december – Duchâtelet verzet zich tegen de beslissing van het Sportcomité dat Mechelen een 0-5-overwinning toekent.

13 januari – Duchâtelet, voorzitter van Melexis, dat chips voor de autosector produceert, dagvaart KBC wegens mislukte beleggingen in CDO’s (collateralized debt obligations).

18 januari – Duchâtelet weigert het bod door Lokeren van 750.000 euro op STVV-speler Denis Odoi.

22 januari – Niet eerste schepen en schepen van Financiën Duchâtelet (Open VLD) maar burgemeester Ludwig Vandenhove (SP.A) zal de begroting van de stad Sint-Truiden opstellen.

28 januari – Spits Ibrahima Sidibe van STVV: ‘Duchâtelet heeft mijn transfer naar Standard verknoeid.’

2 februari – Duchâtelet gaat op TVL in de clinch met algemeen directeur Dirk Degraen van Racing Genk over de competitiehervorming, nadat hij dat eerder ook al op Sporza Radio had gedaan.

3 februari – Duchâtelet: ‘Genk komt talenten van 10 jaar halen bij STVV. Ofwel komt er een oplossing, ofwel is het oorlog.’

Er zijn weinig mensen die in een barre winter zo vaak naar buiten komen.

Het lijkt wel alsof u altijd een been zoekt om u in vast te bijten. Waar komt die drang vandaan?

Roland Duchâtelet: Ik ben de zoon van een rijkswachtofficier. (lacht) Daar komt dat vandaan.

Klopt het dat u bij de stemming over de competitiehervorming de leider was van de kleinere clubs tegen de G4?

Duchâtelet: Nee, die rol is nadien aan mij toegeschreven door Herman Van Holsbeeck, de manager van Anderlecht. Waarschijnlijk omdat ik tijdens de vergadering het woord heb gevoerd. De anderen hadden mij dat gevraagd, misschien omdat ik het gewoon ben in vergaderingen op te treden. Ik was een van de elf. Iedereen werkte samen. Ik was niet de leider.

Maar u bent zelf de tafel rondgegaan. U mocht de stembriefjes van al die elf clubs ophalen en persoonlijk invullen.

Duchâtelet: Dat mandaat had ik vooraf gekregen, ja. Dat initiatief kwam niet van mij, wel van iemand anders, ik hoef zijn naam hier niet te noemen. Iedereen was gelukkig dat het zo gebeurde, omdat iedereen er op die manier zeker van kon zijn dat het volgens de afspraken zou gebeuren. Die techniek is niet ongebruikelijk.

U strijkt de G4 ook tegen de haren in als het over de televisierechten van het voetbal gaat. Wat steekt u in hun houding?

Duchâtelet: De zaak van de televisierechten is een regelrechte tapijtenhandel. Bod en tegenbod. Allianties. Terwijl het zou moeten worden geregeld door een onafhankelijke instantie binnen de Profliga, de vereniging van eersteklasseclubs. Wat is er in het verleden gebeurd? Anderlecht heeft er twee keer mee gedreigd zijn rechten te verkopen. Telkens zijn de middelgrote clubs daarvoor gezwicht, ze hebben zich met minder inkomsten akkoord verklaard.

De grote clubs gaan er ten onrechte van uit dat ze de beeldrechten van hun eigen wedstrijden onbeperkt kunnen beheren. Dat klopt niet. De beeldrechten van een wedstrijd behoren toe aan de twee clubs die de match spelen, los van het feit of je thuis of op verplaatsing speelt. Als je iemand filmt op straat, heeft de gefilmde man of vrouw de beeldrechten, hoewel de straat van iedereen is. Ook als wij op Anderlecht spelen, kan Anderlecht de beeldrechten van die wedstrijd niet eenzijdig opeisen.

De clubs van de G4 kunnen alleen de rechten van hun onderlinge wedstrijden verkopen. Dat zijn er twaalf per seizoen. Ze kunnen dus niet eens elke speeldag een match aanbieden. Wie gaat zoiets kopen? Het punt is dat de G4 geen product heeft. De vorige twee keren zijn we erin gelopen, nu niet meer. Wij, de elf andere clubs, zouden in dat geval 4,6 wedstrijden per speeldag kunnen aanbieden, met Standard erbij zelfs 5,4. En we zouden wedstrijden in de beide landsgedeelten kunnen aanbieden. Ook dat kan de G4 niet.

U hebt het juridisch en statistisch helemaal uitgeknobbeld. U bent dus toch de leider?

Duchâtelet: Uiteraard ben ik een en ander gaan onderzoeken. In de eerste plaats voor mezelf.

De belangenvermenging zit ook binnen de Voetbalbond. Hoe moet die weg?

Duchâtelet: De Bond is rechter en partij tegelijk. Als er beslist wordt dat de uitgestelde wedstrijd St.-Truiden-KV Mechelen met forfaitcijfers wordt beslecht, komt dat van een commissie die vertegenwoordigers uit andere, ook betrokken clubs herbergt. De wet op de belangenvermenging heeft het erover dat er zelfs geen vermoeden van belangenvermenging mag zijn. Hetzelfde geldt voor de rechtbank die spelers bij rode kaarten moet schorsen.

Ik hoop dat er nu snel neutrale instanties komen. Ik ben blij met de aanstelling van een onafhankelijke figuur als Steven Martens tot secretaris-generaal. Ik hoop dat het een trend wordt. Dat is dringend. Hoe snel? Tegen het begin van de volgende competitie. Het probleem is ook dat een burgerlijke rechtbank de voetbalrechtbank in het ongelijk kan stellen. In Engeland werken ze al lang met onafhankelijke mensen. Ze hebben er goede ervaringen mee. Waarom wij niet?

U lijkt overal mee bezig te zijn. Tot en met de aan- en verkoop van spelers in uw club. Kunt u dat niet beter aan anderen overlaten?

Duchâtelet: In de beginjaren van mijn voorzitterschap heb ik dat gedaan. De club heeft toen enkele grote namen gekocht, maar toen ze aankwamen, bleek er altijd iets mis met hen. Het plezier was van korte duur. En het was helemaal geen plezier voor mijn portefeuille. Die toestand heeft geduurd tot we drie jaar geleden gedegradeerd zijn. Toen heb ik gedacht dat ik mij daar ook mee moest bezighouden.

U lijkt heel zuinig geworden. De club boekte vorig jaar nochtans een winst van bijna 2 miljoen euro.

Duchâtelet: Zuinig? Dat is een fabeltje. We hebben vorige zomer nog fors geïnvesteerd.

Daar staat tegenover dat, zelfs als de club al haar activa zou verkopen, er nog een schuld van 7 miljoen euro blijft. Zou u dat als bedrijfsleider aanvaarden?

Duchâtelet: Absoluut. Gent is er wel in geslaagd om een put van 23 miljoen euro in vijf, zes jaar tijd te dempen. Door verkoop van spelers, inderdaad. Charleroi heeft dat ook gedaan. Zeven miljoen euro is in ons geval relatief. Wij schrijven de waarde van onze spelers voor zo goed als nul euro op de balans in. Wij doen niet mee aan de praktijk van andere clubs die de verkoop van spelers elk jaar herwaarderen op basis van een eigen schatting.

Om terug te komen op aan- en verkoop van spelers. De naam van uw trainer Guido Brepoels valt daar nauwelijks in. Geen inspraak?

Duchâtelet: De trainer is een van die clubactiva die voor nul euro in de balans staat. (lacht) Guido Brepoels is heel waardevol. Ik kom bijzonder goed met hem overeen. Hij is een man uit één stuk. Perfect te vertrouwen. Hij speelt geen spelletjes. Alle transfers zijn bij ons een beslissing van de sportieve commissie. Die bestaat uit vier leden. Guido Brepoels is een van die vier. We beslissen collegiaal. Als er geen eensgezindheid is, doen we het niet.

Maar hij zucht ook wel eens over zijn voorzitter. Bijvoorbeeld over het kwaliteitsverlies van zijn ploeg in vergelijking met vorig seizoen.

Duchâtelet: Het verschil is dat hij zucht en ik niet. Ik moet zijn dagelijkse problemen ook niet oplossen, ik moet alleen het intellectuele deel van de oplossingen voor mijn rekening nemen. Natuurlijk volg ik hem in zijn vaststelling. We hebben een te smalle kern. Maar je moet de juiste aanwinsten ook vinden.

Jong en Belgisch, dat is wat u zoekt. Het voorlopig laatste voorbeeld was Thomas Meunier van Virton. Club Brugge wou hem ook. We zullen even ver gaan, zei u. Maar uiteindelijk hebt u toch de duimen gelegd.

Duchâtelet: Ons bod was even hoog als dat van Club Brugge. Maar ook niet hoger. Ik wil niet dat jonge spelers naar hier komen voor het geld. Ze komen hier omdat het Sint-Truiden is en wij een speciale plaats voor de jeugd inruimen. Meunier heeft zichzelf ook geen goede dienst bewezen. Bij ons zou hij meer speelkansen hebben gekregen.

Ook in de stadspolitiek wrijven uw tegenstanders u een overdreven zuinigheid aan. Burgemeester Ludwig Vandenhove (SP.A) gaat nu zelf de begroting opmaken. Hoe valt dat bij u?

Duchâtelet: Eerst heeft hij de socialistische verantwoordelijken van de gemeentediensten de opdracht gegeven niet mee te werken aan de besparingsplannen van Duchâtelet. De stadssecretaris heeft intussen zelf gezegd dat zoiets erover was. Daarna heeft hij het schepencollege, waarin hij een meerderheid heeft, doen beslissen dat hij de bevoegdheid over de begroting overneemt. Ik dacht meteen: pedagogisch gezien is dat heel interessant, dan gaat hij zich eindelijk verdiepen in de financiën van de stad. Hij is er nu volop mee bezig. Dag en nacht. Hij wil straks ergens mee naar buiten komen. Ik vind dat fantastisch. Een andere gouverneur die minder socialistisch was, zou al lang iemand gestuurd hebben die in plaats van de burgemeester orde op zaken kwam stellen.

Vindt u de burgemeester een onbetrouwbare partner?

Duchâtelet: Partner zou ik er nog af laten. Het is soms ongelooflijk wat je te horen krijgt. Als er ergens in de stad een riool openligt, wordt verteld dat het de schuld van Duchâtelet is. (lacht) Het is niet eens mijn bevoegdheid. In de politiek is het kennelijk belangrijk dat je populair wordt door schade toe te brengen aan je tegenstanders. Dat is niet mijn mening en mijn cultuur, en dat zal het ook nooit worden. Door mijn ervaring in het bedrijfsleven heb ik er een zekere weerstand tegen opgebouwd. Ook emotioneel kan ik er goed mee omgaan.

Voor de gemeenteraadsverkiezingen in 2012 zult u een coalitie met de CD&V aangaan, wordt algemeen aangenomen.

Duchâtelet: Eerst de verkiezingsuitslag afwachten. Maar ik kan nu al zeggen dat ik onder geen enkel beding nog met de burgemeester zal samenwerken. ( met klem:) Onder geen enkel beding. Niet één haar, waar dan ook op mijn lijf, denkt daaraan. Je kunt niet samenwerken met iemand die totaal onbetrouwbaar is. Dat doe ik zakelijk ook niet. Een van de redenen waarom de bedrijven waarin ik werk succesvol zijn, is de afspraak dat we alleen zakendoen met leveranciers en klanten die betrouwbaar zijn.

U bent goed bevriend met Jef Cleeren (CD&V). Zo goed zelfs dat hij vorig jaar met twee verkiezingsaffiches op zijn auto door de stad reed: één van zijn partijgenote Veerle Heeren en één van u. Nooit vertoond.

Duchâtelet: Jef Cleeren kent de ziel van de Truienaar heel goed. Ik ben ingeweken, ik ben een nieuwe Truienaar. In die zin vullen wij elkaar heel goed aan. We hebben nog nooit geruzied. Hij heeft me altijd door dik en dun verdedigd. En omgekeerd.

Zien we u nog in de nationale politiek? U bent sinds de verkiezingen van vorig jaar geen senator meer.

Duchâtelet: Maar ik heb nog veel vrienden in de nationale politiek. Ik zal daar nog een tijd invloedrijk blijven. Ik schrijf maandelijks een column in De Tijd, die kennelijk weerklank vindt. Vivant bestaat nog altijd, zeker. We hebben ook nog altijd drie parlementsleden. En in de Duitstalige kantons hebben we als beweging 8 procent van de stemmen behaald.

‘Politiek is niet interessant, je komt er te veel onaangename mensen in tegen.’ Ook een winteruitspraak van u. Hoe is dat in het voetbal?

Duchâtelet: De meeste mensen die ik in het voetbal ontmoet, zijn aangenamer. Ik vind de voorzitter van KV Mechelen bijvoorbeeld nog altijd een sympathieke man, ook al probeert hij in hoger beroep de forfaitscore te behouden in onze uitgestelde onderlinge wedstrijd.

En Dirk Degraen, algemeen directeur van Racing Genk? De voorbije weken hebt u bitse debatten met hem gevoerd. Hij noemde u Roland, terwijl u doorlopend meneer Degraen bleef zeggen.

Duchâtelet: Sinds hij niet wil begrijpen dat supporters geen voorstander zijn van een competitieformule met play-offs, vind ik hem iets minder sympathiek. We hebben andere standpunten. Maar als mens is hij niet onaangenaam. Dat valt niet te vergelijken met mijn verhouding tot de burgemeester.

Bent u over vijf jaar nog clubvoorzitter?

Duchâtelet: Ik vrees van wel. We zullen zeker op zoek gaan naar een opvolger, maar niet binnen de komende vijf jaar. Ik wil nog het stadion verder uitbouwen en het jeugdbeleid blijvend versterken. Nog meer jonge spelers moeten naar het eerste elftal doorschuiven. En zoals Peter Delorge kunnen ze daar heel lang spelen.

Wordt u niet als een fantast beschouwd, als het over het doorstromen van eigen jeugd gaat?

Duchâtelet: Dat weet ik, maar ik heb er geen moeite mee. ( beslist:) En ik zal het tegendeel bewijzen. Ik geloof erin, omdat de club op die manier ook groot geworden is. We zijn drie keer in de hoogste klasse verschenen met eigen jonge spelers. De geschiedenis van een club is belangrijk. Natuurlijk bepaal ik de toekomst van spelers als Denis Odoi niet, maar ik moet ook aan het belang van de club denken. Aan Odoi heb ik gezegd dat hij dit jaar onmisbaar voor de ploeg is en dat een vertrek in de winterstop geen optie was. Naar mijn gevoel heeft hij dat begrepen.

Hebt u als clubvoorzitter een doelwit op termijn? Zoiets als een vaste plaats in de top tien?

Duchâtelet: Dat zul je mij nooit horen zeggen. Ik geloof daar niet in. Feyenoord heeft ook altijd gepretendeerd tot de top drie in Nederland te behoren, waar staan ze nu? Resultaten zijn heel onvoorspelbaar. Er zijn ook altijd verrassingen mogelijk. Hoffenheim in Duitsland, bijvoorbeeld. Of Manchester City in Engeland, om een andere reden dan: opeens verschijnt een buitenlandse kapitaalkrachtige investeerder op het toneel. Ook in België zal dat meer en meer gebeuren. Dat zal concurrenten opleveren voor Club Brugge of Racing Genk. Het enige doel dat je kunt stellen, is proberen de beste te zijn. Dat proberen we, de beste te zijn.

U wilt dit voorjaar nog aan de nieuwe hoofdtribune beginnen te bouwen. Naar welk stadion gaat u voor de resterende wedstrijden uitwijken?

Duchâtelet: Als we in play-off 2 spelen, zullen we dat inderdaad doen. Waar weet ik nog niet. (lachend) Maar het zal niet Genk zijn.

DOOR PIET COSEMANS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content