Dit seizoen doet Damon Hill voor de derde keer op rij een gooi naar de wereldtitel in de formule 1. Het staat niet vast dat zijn tegenstander opnieuw Michael Schumacher heet.

OM BIJ HET BEGIN van het formule-1-seizoen een prognose te maken, bewees een empirische methode al dikwijls haar deugdelijkheid : neem de laatste Grand Prix van het voorbije kampioenschap, kijk welke auto toen de beste was, en trek die lijn door.

Wie voor 1996 op Williams-Renault gokt, zit tamelijk comfortabel als de wagens zondag in Melbourne de startgrid verlaten voor de eerste Grote Prijs van het seizoen. Want hoeveel kwaliteiten die Michael Schumacher ook bezit, zowatiedereen is het erover eens : de Duitser veroverde de wereldtitel 1995 niet, het was veeleer Damon Hill die hem verloor. Het chassis van Hills Williams viel veel makkelijker te besturen dan dat van Schumachers Benetton, maar terwijl de Duitser en ondertussen tweevoudige wereldkampioen maar één keer in de fout ging (in Imola), zat Hill bijna doorlopend als een onbeholpen jochie aan zijn stuur te draaien : slecht geplande tankbeurten of bandenwissels, schuivers en verkeerd ingeschatte inhaalmanoeuvres.

Dat Hill verleden jaar wel degelijk over de beste bolide beschikte, besefte Williams-designer Patrick Head als geen ander toen hij zich in het tussenseizoen aan het schetsen zette. De nieuwe Williams is een geraffineerde versie van de FW 17B en moet dus gewoon goed zitten. Temeer daar de FW18 tijdens de traditionele tests in Estoril niet alleen snel maar tegelijk ook bedrijfszeker bleek. Hill draaide er drie weken geleden een volledige Grand-Prixafstand, met tankbeurten en al, en had na afloop, ondanks het stevige ritme, niet één probleem te melden. Het ziet er dus goed voor ut de Brit, die het tussenseizoen in de beschermende cocon van zijn gezinnetje doorbracht, promotiewerk meed als de pest en koppig afwezig bleef voor de pers. ?Damon is een nieuw mens geworden,” zegt teambaas Frank Williams. ?Klaar voor de strijd.”

De vraag luidt : de strijd tegen wie ? Van één tegenstander, meteen ook de moeilijkste, is Damon Hill wellicht verlost. Behoudens een spectaculaire wederopstanding van het Italiaanse team, plaatste Michael Schumacher zichzelf voorlopig buitenspel met zijn transfer naar Ferrari. In ruil voor de Benetton-Renault, die hem verleden seizoen maar één keer in de steek liet, krijgt hij een veel minder betrouwbare Ferrari, waarvan de nieuwe V10-motor amper van de testbank werd losgekoppeld.

ROOKPLUIM.

Over de drijfveer van Schumacher is al heel wat gepalaverd. ?Ferrari is voor mij een uitdaging, en bovendien droomt iedere rijder ervan om zijn kont in die rode machine te zetten,” legt de Duitser uit. Hij zegt er niet bij dat dat zevenhonderd miljoen frank, het jaarsalaris dat Ferrari samen met Shell en Marlboro ophoest, een bedrag is waarmee ongeveer iedereen te lijmen valt. Zeker Willy Weber, de manager van Schumi, die twintig procent van diens inkomsten opstrijkt. Maar een uitdaging is Ferrari in ieder geval voor Schumacher, want het is geleden van 1979 dat het merk met Jody Scheckter nog eens een wereldtitel bij de rijders kon pakken. Schumacher wordt verondersteldt met dat roemrijke verleden aan te knopen. Het zal volgens de meeste kenners niet voor dit jaar zijn. Met de snelsten meedraaien, zal wel geen probleem vormen, maar om wereldkampioen te worden, moet je ook meer dan geregeld de finish bereiken, wat met de al jaren broze Ferrari wel eens een probleem kan worden.

Sommige waarnemers menen dat Schumacher zijn carrière op de tocht zet met deze overstap. Toch legt de Duitser de lat niet zo hoog als de meesten denken. Hij bouwde in de voorbije drie seizoenen zo’n reputatie op dat niemand het in zijn hoofd zal halen om hem met de vinger te wijzen als zijn auto straks niet kan volgen. En iedere rookpluim die uit de rode motorkap opkrinkelt, zal beschuldigende vingers naar Ferrari doen wijzen. Dus : niet voor Schumacher, maar vooral voor Ferrari ligt de lat zeer hoog. De stal van de steigerende paarden gooide een fortuin op tafel om de beste rijder van de wereld binnen te halen en is meteen verplicht om daar ook de adequate technische middelen tegenover te zetten.

Over de superioriteit van de rijder Schumacher bestaat inmiddels geen enkele twijfel meer. Anderhalve seconde per ronde sneller dan de concurrentie, zoals wordt beweerd, zal Schumacher wel niet zijn. Maar sneller is hij, dat beaamt de computer. Bij middel van telemetrie vergeleek men verleden seizoen in Silverstone de rijstijl van Schumacher met die van zijn toenmalige teamgenoot Johnny Herbert. Bleek dat de Duitser meer dan tien kilometer per uur vlugger door de bocht schoof, dat hij later op de rem ging en ook vroeger opnieuw op het gas.

UITSTRALING.

Ook qua uitstraling klopt Schumacher zijn tegenstanders. Een managementbureau maakte een profiel op van de Duitser en promoveerde hem meteen tot de meest rendabele investering, omdat hij met zijn aan het arrogante grenzende assertiviteit zeer doeltreffend en rechtstreeks met het publiek communiceert. Wie de beelden bekijkt van de interviews met Hill en Schumacher, na hun aanrijding verleden jaar in Silverstone, snapt het meteen. Hill zat toen gehurkt op de grond, omgord door journalisten, en hij keek met zijn ogen, waaruit de lankmoedigheid liep, de interviewer geen enkele keer aan. Schumacher daarentegen stond rechtop, met omhooggekamde borstharen, en keek bij iedere beschuldiging aan het adres van Hill vermetel in de lens. Het valt trouwens op hoeveel F1-insiders, rijders en publiek van Schumacher gedogen. Toen Hill verleden seizoen op de Nürburgring bij het naderen van de chicane zijn snellere Williams naast de Ferrari van Alesi reed, deed de Fransman alsof zijn neus bloedde en drumde de Brit de wei in. ?Waanzinnige plaats om voorbij te steken,” luidde het commentaar. Toen Schumacher in de slotronden op krek dezelfde plaats de Ferrari aanviel, hield Alesi zich voldoende gedeisd om de auto’s niet in elkaar te laten haken : Schumacher geraakte voorbij en oogstte uren van bewondering. Wat bij Hill een waanzinnig manoeuvre was, promoveerde bij Schumacher tot een ?huzarenstukje.” Hill worstelt met een merkwaardig onvermogen om bij collega’s en waarnemers ontzag en respect af te dwingen, een leemte die hij in het tussenseizoen wel niet zal hebben ingevuld.

Dat Hill in 1996 met zijn fantastische Williams-Renault voorin rijdt, lijkt niettemin buiten kijf te staan. Jordan-Peugeot klokte met Rubens Barrichello en nieuwkomer Martin Brundle wel bijzonder beloftevolle tijden in Estoril, maar dat was een jaar geleden ook zo en leidde toen ook niet tot winst. Sauber-Ford oogt ondanks het alom erkende talent van Heinz-Harald Frentzen nog wat groen voor de hoogste podiumtrede en Tyrrell-Yamaha zal wel niet voldoende geld bijeen kunnen harken om het aanwezige potentieel van de nieuwe auto optimaal te benutten. McLaren, al twee jaar op de sukkel, is een onbekende factor, maar heeft troeven uit te spelen : de jonge en algemeen geprezen David Coulthard, een nieuwe Mercedes-motor, maar vooral Alain Prost, de beste testrijder van de wereld. Benetton-Renault behoudt de capaciteiten om races te winnen, maar bevindt zich in een heel andere situatie dan de voorbije twee seizoenen. Toen concentreerde het team zich als één man op de auto van Schumacher, terwijl de andere Benetton (eerst van Jos Verstappen en daarna Johnny Herbert) werd behandeld als het lelijke eendje in het nest. Maar dit seizoen moet teambaas Flavio Briatore met Jean Alesi en Gerhard Berger twee kemphanen verzoenen. Hoewel de Italiaan zich nauwelijks inspant om zijn bewondering voor Alesi te verbergen, zal Berger, die qua materieel en testsessies in zijn contract precies dezelfde rechten afdwong, zich niet zomaar goedschiks in de schaduw laten schuiven. Zodat ze bij Benetton bang afwachten of ze wel voldoende technische draagkracht zullen hebben om twee absolute topwagens voorin te houden.

TELEVISIERECHTEN.

Hoe het op de piste ook loopt, de grote winnaar van het seizoen 1996 is al gekend : Bernie Ecclestone, die met tevredenheid constateert dat de formule 1 populairder is dan ooit. De kijkcijfers lagen in 1995 maar liefst 39 procent hoger dan in 1994, en in dat seizoen klopte formule 1 zelfs de World Cup USA 1994 : 45 miljard kijkers tegenover 32 miljard. De dood van Ayrton Senna, die rechtstreeks op televisie kwam, gevolgd door de opkomst van Schumacher, de perfecte held, en diens rechtstreekse duel met Hill, zorgden voor een aanzienlijke boost. En dat er dit seizoen qua kijkdichtheid en populariteit nieuwe records worden gebroken, daarvoor heeft Ecclestone hoogstpersoonlijk voor gezorgd. Hij pushte achter de schermen energiek om Schumacher achter het stuur van de mythische Ferrari te krijgen en fluisterde Frank Williams in het oor dat hij Jacques Villeneuve naast Hill moest installeren. De 24-jarige Canadees is niet alleen de regerende Indy-kampioen, maar ook en vooral de zoon van de legendarische Gilles, die in 1982 dodelijk crashte in Zolder, maar in de harten van alle autosportliefhebbers is blijven leven.

In Engeland voerden ITV en BBC, gestimuleerd door het succes van de sport, een heuse oorlog om de formule 1 te mogen verslaan. Uiteindelijk sleepte de commerciële zender het contract in de wacht, voor vijf jaar vanaf 1997, en betaalt daar naar verluidt zestig miljoen pond voor : een slordige drie miljard frank, maar vooral tien keer wat de BBC voor zijn nog één jaar lopende contract uittrok.

Ondertussen profileert formule 1 zich almaar meer als een spel waarin alleen plaats is voor rijke teams en grote constructeurs, een ontwikkeling die Ecclestone en de internationale automobielsportfederatie FIA stilzwijgend toejuichen. Larrousse haakte verleden jaar al af, Simtek schoof van het toneel, het legendarische Lotus werd opgedoekt en Pacific (het team van Bertrand Gachot) ging op de fles. Ondertussen borgen Lola en Dams hun F1-plannen voor 1996 op en signaleert Ligier dat het een moeilijk seizoen wordt. Dat heeft tot gevolg dat straks amper 22 auto’s aan de start verschijnen, en misschien zelfs nog minder. Voortaan geldt namelijk de 107-procentnorm, die stelt dat een rijder niet aan de race mag deelnemen als zijn kwalificatietijd groter is dan 107 procent van de pole position.

Ecclestone applaudisseerde wel enthousiast toen voormalig wereldkampioen Jackie Stewart aankondigde dat hij in 1997 een F1-team opstart met Ford. De Schot is niet alleen een mythische figuur, maar brengt ook nog eens de miljarden van een grote constructeur mee. Dat zulks de officiële betrokkenheid van Ford in de rallysport niet ten goed komt, zal Eccclestone en de FIA een zorg wezen.

Jo Bossuyt

De lat ligt hoger voor Ferrari dan voor Michael Schumacher.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content