Marleen Teugels
Marleen Teugels Marleen Teugels is onderzoeksjournalist en auteur. Haar onderzoeksartikelen verschijnen hoofdzakelijk in het tijdschrift Knack. De voorbije zes jaar is ze als docent onderzoeksjournalistiek verbonden aan meerdere journalistieke opleidingen.

Kritische ontwikkelingsbegeleiding: leerproblemen kunnen verholpen worden.

Kritische ontwikkelingsbegeleiding heeft al duizenden kinderen definitief van hun leerstoornissen en gedragsproblemen afgeholpen door de onderhuidse verborgen oorzaken aan te pakken.

De hele eerste klas schrijft al behoorlijk, maar bij Maarten blijven het hanenpoten. Op aanraden van de juf krijgt hij enkele maanden kritische ontwikkelingsbegeleiding bij een speciaal opgeleide therapeut. Maarten wordt ‘getest’. De functionele probleemanalyse legt de oorzaken van het probleem bloot. Een paar keer per week gaat hij bij de kritische ontwikkelingsbegeleider langs. Die helpt hem te ontspannen, opnieuw in balans te komen, voert samen met hem oefeningen uit die zijn specifieke problemen wegwerken. Enkele maanden later schrijft Maarten pico bello. Een soortgelijke aanpak kan ook helpen bij Xander die spellend leest, Evert die op zijn vingers telt, Margot die hyperactief is en Kato die depressief in een hoekje zit. Is Margot trouwens wel echt stout of is er eigenlijk iets anders aan de hand?

Volgens de Hasseltse professor Felix Hendrickx zijn al die uiterlijke symptomen het gevolg van verborgen onderhuidse tekorten in het functioneren van de kinderen. Ieder kind reageert hier anders op. Een stout kind en een depressief kind kunnen dus in werkelijkheid ‘in een gelijksoortige knoop zitten’. Kritische ontwikkelingsbegeleiding biedt kinderen oefeningen die deblokkerend op de kritische punten inwerken en helpt hen definitief van hun problemen af zodat ze weer normaal kunnen evolueren.

Felix Hendrickx, tot voor kort docent aan de KU Leuven in de kinesitherapie-opleiding (onlangs werd hij emeritus), heeft 43 jaar van zijn leven gewerkt aan het ontwikkelen van de kritische ontwikkelingsbegeleiding. Stilaan raakt de therapie in Vlaanderen (en in het buitenland) verspreid. Hier werken nu reeds zo’n 200 kritische ontwikkelingsbegeleiders. De Vereniging ter Bevordering van de Kritische Ontwikkelingsbegeleiding volgens Hendrickx (VKOH) organiseert een systematische opleiding. De methode krijgt steeds meer erkenning van de overheid. Wie een voordracht wil bijwonen van de professor dient op voorhand in te schrijven, want er komen altijd veel mensen op af. Toch blijven de weerstanden/vooroordelen tegen de therapie groot.

De gangbare, traditionele aanpak van leerproblemen is symptomatisch. Elk probleem dat aan de oppervlakte komt, wordt met aangepaste oefeningen uit de wereld geholpen. De kritische ontwikkelingsbegeleiding tracht de oorzaken zelf van de leerproblemen aan te pakken?

Felix Hendrickx: Kritische ontwikkelingsbegeleiding tracht uit te gaan van de basiskenmerken van de menselijke structuur, want de structuur bepaalt hoe het menselijk systeem werkt. Als de mens functioneert volgens zijn structuur, functioneert hij optimaal, zoals de natuur het heeft bedoeld. Dan ontwikkelt hij zich ook optimaal. Kritische ontwikkelingsbegeleiding tracht deze vitale kring te sluiten.

Waarvoor staat ‘kritisch’?

Hendrickx: Ervaringen zijn ‘kritisch’, in de zin dat ze opbouwende ‘veranderingen’ in gang kunnen zetten. Deze ‘kritische ervaringen’ werken in op de structuur. Zij zorgen ervoor dat het gedragssysteem van het kind zich ontwikkelt. Structuur, functie en ontwikkeling van de structuur zijn dus nauw met elkaar verbonden. Als we kritische oefeningen kiezen die op een bepaald ogenblik passen bij de mogelijkheden van het kind, kan het kind kritische ervaringen opdoen. Als begeleider van de ontwikkeling heb ik dus een diepgaand inzicht nodig in de structuur en het functioneren van de mens. Ik heb behoefte aan een algemeen model dat aangeeft hoe een individuele persoon in elkaar zit, hoe hij functioneert en zich ontwikkelt.

Hoe een persoon in elkaar zit en functioneert is de basis?

Hendrickx: Een individuele en diepgaande functionele probleemanalyse helpt ons de meestal verborgen oorzaken en de negatieve ervaringen op te sporen die de optimale ontwikkeling verhinderen of zelfs blokkeren. Als die duidelijk zijn, kan de begeleider de kritische ervaringen aanbieden die het kind op dat ogenblik vooruithelpen. Hierdoor wordt het bevrijd van de blokkades, zodat de ontwikkeling haar natuurlijke verloop kan hebben. Wij doen dus niets in de plaats van het kind, we helpen het alleen zichzelf verder te ontwikkelen door de natuurlijke ontwikkelingsgang te herstellen. De doeltreffendheid van de kritische ontwikkelingsbegeleiding staat of valt dus met de probleemanalyse. Die moet de echte oorzaken van ‘de knoop’ blootleggen, anders zit het ook met de resultaten mis.

Kritische ontwikkelingsbegeleiding richt zich niet alleen op leerproblemen van kinderen?

Hendrickx: De principes zijn van toepassing op velerlei gebieden: bij psychosomatische en neuromotorische problemen, motorische vaardigheidstekorten, gedragsmatige en emotioneel-affectieve afwijkingen en stoornissen. De begeleiding kan al beginnen tijdens de zwangerschap om de optimale conditie van moeder en kind te verzekeren, bij pasgeboren baby’s, als er duidelijke aanwijzingen zijn van onregelmatigheden (huilbaby, buikkrampjes, reflux). Maar evengoed bij de peuter, de kleuter, het schoolkind, de adolescent, de volwassene, telkens wanneer overspanningen, remmingen, blokkades, afwijkingen optreden. Kritische ontwikkelingsbegeleiding kan ook bij het verouderen van nut zijn en wordt erg gewaardeerd door topsporters. De therapie verhoogt het lichamelijk en psychologisch welbevinden en het zelfvertrouwen, beide hangen nauw samen met het natuurlijk functioneren van het gedragssysteem.

Gedragsveranderingen zijn mogelijk als de verborgen gedragsbepalende factoren beïnvloed worden. Dit doet denken aan het concept van de diepte- en oppervlaktestructuur dat Noam Chomsky voor taal heeft ontwikkeld.

Hendrickx: Toen ik zijn transformationele taalkunde leerde kennen, was ik zeer tevreden. De inzichten van Chomsky hebben ertoe bijgedragen dat we de diepe achtergrondmechanismen die het gedrag bepalen, zijn gaan begrijpen én de manieren waarop zichtbaar gedrag veranderd kan worden.

Welke factoren leiden tot blokkerende ervaringen?

Hendrickx: Verschillende factoren kunnen meespelen. Maya blijft bijvoorbeeld spellend lezen. De direct blokkerende factor kan bij haar een te smalle aandachtsbundel zijn, waardoor zij er niet in slaagt een woord in zijn geheel te zien. De oorzaak hiervan kan overspanning zijn door overbelasting. Het probleem zorgt voor een groeiende onzekerheid. Vaak ontstaat een vicieuze cirkel. Maar die kan alleen doorbroken worden als je de blokkerende elementen wegneemt.

Eén probleem kan andere problemen oproepen. Een kind kan gaan compenseren, waardoor nog veel meer dreigt mis te gaan?

Hendrickx: Als iets niet goed gaat, tracht een kind dat recht te trekken door te ‘compenseren’, vaak zelfs door te ‘overcompenseren’, waardoor het hele gedragssysteem dreigt te ontsporen. Als het kind bijvoorbeeld overbelast is en het niet gemakkelijk greep krijgt op alle elementen, gaat het zich ‘overconcentreren’ op details. Dit vraagt om een enorme inspanning, vraagt zeer veel aandachtsenergie. Omdat iedereen maar een beperkte hoeveelheid concentratie ter beschikking heeft, leidt dat tot overspanning, uiteindelijk zelfs tot de complete ontreddering van het hele systeem. Dit uit zich gemakkelijk in psychosomatische en psychologische klachten: buikpijn, hoofdpijn, nekpijn, spierpijn, hyperventilatie, slaapstoornissen, angstdromen. Maar ook in hyperactiviteit, agressiviteit, extreem dwarsliggen, stout zijn, depressief afhaken, faalangst, onzekerheid… Schoolziekte, bijvoorbeeld, is wel degelijk ernstig te nemen. Zo’n kind is echt ziek. De ‘knoop’ legt plooien in het karakter, die gelukkig wel gladgestreken kunnen worden, zelfs op latere leeftijd.

Hyperactiviteit hoeft dus niet altijd met medicijnen te worden aangepakt?

Hendrickx: De aanpak met medicijnen is tegenwoordig een ongelooflijke vanzelfsprekendheid. Rilatine wordt haast als snoepje gegeven. Maar als kinderen zich ‘overconcentreren’, is dat voor hen gewoon een alternatieve manier om de wereld te vatten, omdat hen dat op de ‘gewone’ manier niet lukt. Deze kinderen zitten dikwijls alleen met een overbelasting van het (te enge) aandachtssysteem, meestal niet met een neurologisch probleem dat met medicamenten moet worden aangepakt.

Linkshandig zijn, in onze rechtse wereld, blokkeert ook heel wat kinderen?

Hendrickx: Het is vooral de verborgen linkse gerichtheid, veel meer dan de linkshandigheid, die in conflict komt met onze rechtskijkende, -schrijvende, -lezende, -denkende cultuurwereld. Deze hypothese gaat ervan uit dat slechts ongeveer de helft van de mensen rechtsgericht is, de andere helft is linksgericht. Van al die linksgerichten is er zo’n 10 procent linkshandig. De andere 40 procent zijn mentaal linksgerichte rechtshandigen. Die aangeboren gerichtheid kan sterk of zwak zijn. Alleen is daar op het eerste gezicht niets van te merken. Je krijgt dan rechtshandige kinderen die toch in spiegelschrift beginnen te schrijven. Zo’n intelligent linksgericht kind kan ondermaats beginnen te presteren op school. Nogal wat specialisten en praktijkmensen hebben het moeilijk met deze hypothese, maar ze verklaart heel wat schrijf-, lees- en rekenproblemen bij normaal begaafde kinderen.

De therapeutische begeleiding van dit richtingsconflict leidt bovendien tot een doorgaans blijvende verbetering in de prestaties.

De linkse gerichtheid kan het kind flink wat problemen bezorgen?

Hendrickx: Pieter leeft in een rechtsgerichte wereld, maar van nature uit is hij linksgericht. Dit wordt een verborgen eigenschap, een achtergrondfactor. Hij forceert zich om rechts te werken, verdringt zijn eigen natuur. Dat kost hem veel moeite. Daarom gaat hij zichzelf overgeconcentreerd op details richten. Die details probeert hij achteraf bij elkaar te brengen.

Pieter leest spellend, telt op de vingers. Hij leert zelfs hele teksten van buiten, steekt zeer veel aandacht in detailwerk. Omdat iedereen elke dag maar een beperkte dosis aandacht ter beschikking heeft, is die van Pieter te snel opgebruikt en krijgt hij aandachtsstoornissen. Wat is dan traditioneel de gangbare diagnose? ‘Dit kind heeft geen getalbegrip. Dit kind heeft geen woordbeeld’. Die vaststellingen zijn correct, maar bieden geen verklaring voor de onderhuidse oorzaak van de tekorten.

Hoe pakt u ze aan?

Hendrickx: Uit het gedrag van het kind leiden we de onderliggende problemen af, dan kunnen we ze ook wegwerken. Overspanning is bijvoorbeeld uiterlijk te merken aan de spieren en de houding van het kind. Het stellen van de probleemanalyse is dus de basis. Dat is niet eenvoudig, omdat in de praktijk de psychologische stoornissen nogal eens samengaan met een lichte neurologische instabiliteit. Zulke kinderen zijn veel kwetsbaarder, krijgen gemakkelijker naast motorische overspanning (tonische, de spieren) ook psychosomatische problemen (bijvoorbeeld buikpijn). In de praktijk gaat het immers om hetzelfde systeem dat mank loopt, alleen is bij psychosomatische problemen het diepste niveau geraakt.

Wat gebeurt er als zo’n kind verkeerd wordt aangepakt? Als bijvoorbeeld agressief gedrag door de omgeving onjuist wordt ingeschat?

Hendrickx: Overspanning leidt bij Thomas tot agressiviteit, bij Dimitri geeft het angst, timiditeit… Elk kind reageert anders. Een strenge, bestraffende aanpak kan ervoor zorgen dat een kind extreem gaat dwarsliggen, voor het minste in opstand komt. In bepaalde gevallen kan die harde aanpak – goedbedoeld – ook een kind ‘breken’. Het resultaat hiervan is een depressief kind. Het komt er dus op aan te begrijpen wat er werkelijk aan de hand is, niet op oppervlakkige signalen voort te gaan.

Komen door een verkeerde aanpak soms kinderen ten onrechte in het bijzonder onderwijs terecht?

Hendrickx: Allicht.

Hoe slaagt de kritische ontwikkelingsbegeleider erin te deblokkeren wat onderhuids vastzit?

Hendrickx: Veel kinderen zijn letterlijk verkrampt, overspannen. Het is de bedoeling die overspanning weg te werken, zodat de kinderen hun lichaam weer optimaal kunnen gebruiken. Met de nieuw veroverde bewegingsmogelijkheden kan het kind gemakkelijker de wereld verkennen, beter handelen en denken. De kritische ontwikkelingsbegeleider doet ‘kritische’ oefeningen in het ‘grensgebied’ van het kind zodat het zijn eigen grenzen kan verleggen. Als het voor het kind haalbare uitdagingen zijn, kan het verder evolueren. Dat is stimulerend, schept een enorme vertrouwensband, ook met de kritische ontwikkelingsbegeleider.

Vanwaar de afwijzende houding tegenover deze therapie?

Hendrickx: De grote reden is onbegrip en gebrek aan diepgaande kennis van de methode. Vooral onze sterke nadruk op de rol van de gedragsbepalende dieptestructuur ligt moeilijk.

Heel ons theoretisch kader en de gebruikte werkhypotheses zijn nochtans volledig in overeenstemming met de objectieve bevindingen van de verschillende wetenschappen die zich met het menselijk gedrag bezighouden. Met gebrek aan kennis verwijs ik ook naar het feit dat sommige beweringen en uitspraken ten onrechte in verband worden gebracht met onze therapie.

Zo’n 200 specifiek opgeleide therapeuten en begeleiders in Vlaanderen passen vandaag de kritische ontwikkelingsbegeleiding toe. U wilt met de Vereniging ter Bevordering van de Kritische Ontwikkelingsbegeleiding volgens Hendrickx (VKOH) een voor iedereen duidelijk kader scheppen.

Hendrickx: De basisopleiding loopt via het VKOH. Ze duurt drie jaar (3 x 60 lesuren) en staat open voor iedereen die professioneel met kinderen werkt (kinesitherapeuten, psychomotorische therapeuten, artsen, psychologen, leerkrachten, kleuterleidsters…). De opgeleide begeleider is echter niet geschoold en bevoegd om functionele probleemanalyses te stellen. Er zijn een viertal verschillende bekwaamheids- en bevoegdheidsgraden: van beginnend begeleider tot volledig bevoegde kerntherapeut. Alleen de kernbegeleiders zijn bekwaam en bevoegd om functionele probleemanalyses te maken. Ondeskundige probleemanalyses moeten koste wat het kost vermeden worden, omdat zij veel schade kunnen aanrichten. Om wildgroei tegen te gaan, maakt het VKOH werk van de invoering van bekwaamheidscertificaten die duidelijk aangeven waartoe een bepaald begeleider bevoegd is.

Marleen Teugels

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content