Volgende week donderdag is het Gedichtendag in Nederland en Vlaanderen. Dan worden ook de belangrijkste twee poëzieprijzen van ons taalgebied verdeeld. Aan de vooravond van Gedichtendag de VSB Poëzieprijs, op de hoogdag zelf de Herman de Coninckprijs. Veel kans dat Henk van der Waal en Stefan Hertmans de kurken mogen laten knallen.

De VSB Poëzieprijs noemt zichzelf ‘de belangrijkste poëzieprijs van het Nederlandse taalgebied’ en dat is hij ook. Enerzijds omdat de winnaar ervan 25.000 euro op zijn rekening ontvangt, een topbedrag voor poëzie. Anderzijds omdat de prijs, die sinds 1994 bestaat, intussen een traditie van grote namen heeft. Zo prijken Hugo Claus, Gerrit Kouwenaar, Rutger Kopland en Leonard Nolens op de erelijst. De laatste winnaar was Nachoem Wijnberg.

De VSB Prijs richt zich op Nederlandstalige poëzie uit het hele taalgebied. Dat doet de Herman de Coninckprijs niet. Sinds die in 2007 in het leven werd geroepen door de Vlaamse boekenvakorganisatie boek.be richt hij zich alleen op Nederlandstalige poëzie van Vlaamse of in Vlaanderen wonende dichters. Dat laatste is een handigheidje, waardoor ook adoptie-Nederlanders als Joke van Leeuwen mee mogen doen. Het nog korte lijstje van winnaars oogt niet mis: Charles Ducal, Miriam Van hee, Peter Verhelst en Paul Bogaert. Maar de Herman de Coninckprijs bestaat in feite uit drie prijzen: de ‘echte’ Herman de Coninckprijs voor beste bundel van het afgelopen jaar, de prijs voor beste debuut van het afgelopen jaar, en de prijs voor beste gedicht. Voor die laatste kunt u nog tot vrijdag zelf stemmen. Het prijzengeld is lang niet zo royaal als bij de VSB: de grote winnaar krijgt 6000 euro en de beste debutant 1000 euro. Aan de prijs voor beste gedicht is geen geldbedrag verbonden, maar wel exposure: het winnende gedicht wordt op posters gedrukt en op Gedichtendag gratis verdeeld in de boekhandel.

Voor het overige is de opzet van beide prijzen gelijk. Er is een vijfkoppige jury die vijf genomineerden selecteert. Uit die vijf kiest zij de uiteindelijke winnaar. De huidige jury van de VSB Poëzieprijs bestaat bijna uitsluitend uit academici: ze wordt voorgezeten door Maaike Meijer (Universiteit Maastricht) en bevat met Tom Sintobin en Cin Windey twee Vlamingen. Dat verklaart wellicht waarom dit jaar twee Vlaamse bundels de shortlist hebben gehaald. In de jury van de Herman de Coninckprijs zitten vooral mediamensen, met als opvallendste namen Erik de Jong (Spinvis) en Greet Op de Beeck (VRT Nieuwsdienst). Voorzitter Elke Brems (K.U.Leuven) is de enige academica.

De De Coninckbent filterde uit het Vlaamse aanbod van 2010 vijf bundels, van grote (Stefan Hertmans, Joke van Leeuwen), minder grote (Johan de Boose, Marc Tritsmans) en kleine namen (Marleen de Crée). Geen nominatie dus voor Lang leven, de laatste bundel van de met de leeftijd steeds intenser wordende Mark Insingel. En ook het jonge geweld van Delphine Lecompte ontbreekt. Nochtans bevestigde haar tweede bundel, Verzonnen prooi, het frisse geluid dat ze met haar debuut had laten horen.

Zonder hen valt de nominatielijst vrij licht uit. In Het is niet de lava brengt Marleen de Crée, die een twintigtal bundels op de teller heeft staan, gedichten waarover je niet veel meer kunt zeggen dan dat ze aardig zijn. Ze lijden onder de aftandse wind-, winter- en mistmetaforiek. Metier heeft deze dichteres wel: ze verstaat de kunst van het klankspel, ze kent de regels – maar zet ze te weinig naar haar hand.

Geheimen van Grzimek van Johan de Boose overtuigt evenmin. De reeks vadergedichten is mooi, maar zodra hij op bezoek gaat ‘in huize Geschiedenis’, zoals hij zelf schrijft, loopt het mis. De Boose belaadt zijn verzen, meestal geschreven op een van zijn reizen in (Oost-)Europese steden, met een overdaad aan betekenis. De dichter spiegelt zich in deze bundel te hard aan zijn grote Europese voorbeelden. Zo versmacht hij zijn eigen stem en stijl.

Dan klinkt Marc Tritsmans authentieker. Met Studie van de schaduw leverde hij een typische Tritsmansbundel af: sober, bescheiden, kleine taal voor kleine gevoelens. Lang geen wereldschokkend werk, maar dat ambieert deze poëzie ook niet. Ze is nuchter, eerlijk, rijp. Helaas ook ontzettend braaf – je zou de dichter willen toeschreeuwen dat hij je weleens tegen de haren in mag strijken.

De winnaar van de Herman de Coninckprijs 2011 moeten we dus bij de laatste twee genomineerden zoeken. In Hoe is’t heeft Joke van Leeuwen de gedichten verzameld die ze schreef als stadsdichter van Antwerpen. Het vrolijk vormgegeven boek is meer dan een bundel alleen: er staan foto’s in van de gedichten op locatie, en Van Leeuwen heeft bij elk vers een begeleidend uitlegje geschreven. Van Leeuwen toont ook in deze opdrachtgedichten hoe virtuoos ze met taal kan spelen. Toch blijven haar gedichten wel heel erg verknoopt met de plek en het moment waarvoor ze bedoeld waren.

Daarom verdient Stefan Hertmans de prijs het meest. De val van vrije dagen is een evenwichtige bundel, waarin zinnelijkheid en wijsheid een intense entente aangaan. Referenties aan geschiedenis, mythologie, filosofie, kunst en populaire cultuur worden vermengd met het persoonlijke leven. Eén grondmotief doorkruist de bundel: dat wij tijdelijk zijn. Het leven wordt omschreven als een ’tussentijd’, een ‘pauze die doorgaat voor de hoofdmoot van het stuk’. De val van vrije dagen steekt kwalitatief ver uit boven minstens drie van de vier andere genomineerden en is de meest logische winnaar van de Herman de Coninckprijs 2011.

Tijd voor poëtische rechtvaardigheid

Ook de jury van de VSB Poëzieprijs kwam met een open selectie van vijf voor de dag. Toch missen we ook daar enkele namen: de laatste bundel van K. Michel bijvoorbeeld, Bij eb is je eiland groter, die zowel in Vlaanderen als in Nederland positief onthaald werd. Hetzelfde geldt voor Mark Boogs Er moet sprake zijn van een misverstand, wat ons betreft de beste bundel van 2010. Maar Boog won de VSB al in 2006 en mag, volgens het reglement, pas vanaf de volgende editie weer meespelen.

Wie dit jaar ook niet zal winnen, is Eva Cox. De nominatie voor een twee drie ten dans, haar tweede bundel, verrast. Hij bevat prozapoëzie die knettert van taalplezier, maar is erg heterogeen en valt te licht uit. Meer dan een nominatie verdient deze jonge Vlaamse nog niet.

Ook de Nederlandse dichter Armando, met zijn 80 de oudersdomdeken van de genomineerden, wint wellicht niet. Al decennialang schrijft deze grote naam in Nederland gebalde gedichten over schuld en medeplichtigheid, gruwel, macht en onderdanigheid en de schoonheid daarvan – thema’s die geïnspireerd zijn door de Tweede Wereldoorlog. Maar het lijvige Gedichten 2009 lijdt onder een teveel aan ronkerige zwaarte. Het is niet ondenkbaar dat Armando de VSB Poëzieprijs mee naar huis neemt, maar dan beloont de jury eerder zijn bijna vijftigjarige oeuvre dan deze ene bundel.

Hoe zit het met de kansen van de tweede Vlaming op de lijst? De jonge veertiger Paul Bogaert oogstte lof voor De slalom soft – hij won er, zoals gezegd, in 2010 de Herman de Coninckprijs mee – en lijkt met zijn vierde bundel ook in Nederland door te breken. Zijn relaas van een dag uit het leven van een redder in een tropisch zwemparadijs intrigeert. Bogaert portretteert haarscherp de conditie van de werkende mens in tijden van laatkapitalisme. Maar wellicht is zijn poëzie te particulier om deze grote prijs in de wacht te slepen.

De grootste kanshebber op de VSB Poëzieprijs is de vijftigjarige Nederlandse dichter Henk van der Waal. Hij had in 2004 de VSB al moeten krijgen voor De aantochtster, maar moest toen de duimen leggen voor de Varkensroze ansichten van Mustafa Stitou. Het zou dan ook een vorm van poëtische rechtvaardigheid zijn om nu Zelf worden te bekronen. Ook in zijn vijfde bundel perkt Van der Waal zijn messiaans beroezende verzen in in een strenge typografische vorm. Het vraag-en-antwoordgedicht Het wufte van je zaaisel wordt ondersteund door de tekening van een wortelstelsel dat eerder in de bundel al genoemd werd. Zo raak je verstrikt in het web van betekenissen dat deze dichter in zijn verinnerlijkte, erotiserende poëzie weeft.

Toch is het nog geen gelopen race voor Van der Waal. Misschien komt de verrassing wel van de minst bekende van alle genomineerden. De mondjesmaat publicerende verhalenschrijfster en dichteres Kreek Daey Ouwens, achteraan in de zestig, publiceerde in 2009 De achterkant, een soort bildungsbundel . Hij begint met drie jonge zusjes die in hun kindertijd de wereld ontdekken: ‘We hebben nog niets gezien van de wereld, daarom begrijpen we ook niets.’ Naderhand worden ze ouder en leren ze de wereld al te goed kennen. Het tweede deel van de bundel beschrijft puur en precies hoe de ik-figuur omgaat met het verlies van een geliefde. De achterkant is een fraaie anatomie van het verdriet. Ouwens’ stijl is vaak dagboekachtig, meer prozaïsch dan poëtisch, maar geserreerd genoeg om krachtig te blijven. Of dat genoeg is om Van der Waal te verslaan? Antwoord op 26 januari.

WWW.VSBPOEZIEPRIJS.NL

WWW.BOEK.BE/ACTIE/HERMAN-DE-CONINCKPRIJS-2011.

DOOR BART VAN DER STRAETEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content