“Reporter tegen de uitsluiting”: jonge fotografen richtten de lens op sociale uitsluiting. Welke visie delen ze mee?

Wat verstaan jonge mensen onder sociale uitsluiting en solidariteit? Die vraag vormt het uitgangspunt van de rondreizende fototentoonstelling Reporter tegen de uitsluiting. Jongeren tussen 17 en 23 jaar stellen hun lens scherp, registreren, maar drukken ook een visie uit.

De tentoonstelling, die negen steden aandoet, is een initiatief van het Fonds P&V. Dat fonds, opgericht door verzekeringsmaatschappij P&V en beheerd door de Koning Boudewijnstichting, beschikt over een budget van twintig miljoen frank om projecten tegen sociale uitsluiting van jongeren te steunen of in het leven te roepen. Een kas die nog zal gespijsd worden met de opbrengsten van het Solidarsong-concert van 22 oktober in Vorst Nationaal. De eerste editie van Solidarsong – in 1995 – bracht 6,5 miljoen frank op dankzij een optreden van Goran Bregovic. Dit keer wil P&V even goed doen door de grootste muzikale improvisatiesessie ter wereld te houden.

Het geld zal verdeeld worden door de leden van het Parlement voor één dag, een jongerenparlement met 88 jongens en meisjes tussen 17 en 23 jaar, die de Belgische jeugd vertegenwoordigen.

De combinatie van sociaal engagement en esthetiek leverde krachtige foto’s op, aldus Jan Vranken, professor sociologie aan de universiteit van Antwerpen en zowat dé specialist voor sociaal armenbeleid in België. “Jongeren gebruiken vaak clichébeelden, maar sommigen slagen er ook in om de problematiek van sociale uitsluiting en solidariteit op een heel symbolische en intelligente manier weer te geven. Dat heeft me aangenaam verrast.”

Welke visie spreekt er uit de beelden? Vanuit welk perspectief richten de jonge fotografen hun lens?

JAN VRANKEN: Sociale uitsluiting wordt sterk gepersonaliseerd, naar individuele gevallen toe getrokken. En daardoor ook gestereotypeerd. Uitsluiting roept voor het merendeel van de jonge fotografen een beeld op van mensen die aan de rand van de samenleving staan of over die rand heen vallen. Solidariteit is voor hen een kwestie van persoonlijke bekommernis: één individu helpt een ander individu. Een soort van liefdadigheid dus.

Dat is eigenlijk slechts een klein deeltje van het verhaal.

JAN VRANKEN: Dat klopt. Ik zie dat armoede en sociale uitsluiting meer een zaak zijn van toestanden of processen waarin mensen terechtkomen, soms per ongeluk en soms noodgedwongen. De problematiek stijgt boven het niveau van het individu uit. Op dezelfde manier is solidariteit, het spiegelbeeld van de uitsluiting, meer dan alleen liefdadigheid. Solidariteit vind je onder andere terug in de sociale zekerheid, de arbeidsverdeling en in een rechtvaardig belastingstelsel.

Ik zou echter niet durven zeggen dat jonge mensen geen oog hebben voor die maatschappelijke dimensie of dat ze zich niet bewust zijn van de onderliggende oorzaken van de problemen. Feit is natuurlijk dat je de structurele aspecten van het probleem niet makkelijk voor het oog van de camera kan brengen. Ik zou ook niet meteen weten hoe het te doen. Maar een aantal fotografen is er tóch in geslaagd dat element naar voren te brengen. De foto met de man op de voorgrond en de schachttoren van een mijn op de achtergrond, beeldt voor mij duidelijk de mechanismen uit die aanleiding geven tot sociale uitsluiting.

Merkt u verschillen op tussen de manier waarop jongeren en ouderen tegen uitsluiting aankijken?

JAN VRANKEN: Naarmate je ouder wordt, krijg je meer zicht op de maatschappelijke dimensie van de hele zaak. Dat is logisch. Want je bent in contact gekomen met werkloosheid, je bent ooit ontslagen of je bent in financiële problemen geraakt door een mislukt huwelijk, enzovoort. Via eigen ervaringen ben je tot het besef gekomen dat uitsluiting niet iets is waar je voor kiest of verantwoordelijk voor bent. Terwijl, als je jong bent, kan je de hele wereld aan, denk je. De branie van de jeugd is een individueel gevoel, de berusting van de ouderen komt er door het besef dat er processen en mechanismen zijn waar je niets aan kan veranderen maar waar je tegelijk een beroep op moet doen als je wil overleven.

Kunnen bepaalde foto’s een oude rot als u nog op nieuwe ideeën brengen?

JAN VRANKEN: Wanneer je je dertig jaar lang over de materie buigt, stuit je niet meer snel op verrassingen. Maar wat me wel is opgevallen: op het eerste gezicht lijken het vrij klassieke foto’s die de jongeren hebben gemaakt, maar als je blijft kijken ontdek je dat er meer achter schuilt. Een goed voorbeeld is de foto genomen op de kermis, waarbij de jongeren niet als individuen herkenbaar zijn maar een vage flits lijken. Dat beeld toont hoe de buitenwereld tegen de jongeren aankijkt: niet als afzonderlijke persoonlijkheden, maar als een schreeuwerige bende. Een bedreigend element in de rust. Hoe jong ook, de jongeren zullen de middenklassemens die hen passeert, angst inboezemen door hun kleurrijkheid, hun samenhang en hun speelse agressiviteit.

Die samenhang of samenhorigheid tussen de jongeren is overigens veel minder aanwezig dan vroeger. Waarmee we belanden bij een andere vorm van uitsluiting. De solidariteit binnen de groep verbrokkelt, omdat solidariteit niets opbrengt en de jongeren dus beter voor zichzelf kiezen – dat wordt hen tenminste aangepraat door de volwassenen. Het resultaat is eenzaamheid. Die heel duidelijk tot uitdrukking komt in de foto’s. Wat hierbij opvalt: de uitweg uit die eenzaamheid is de band met de partner. Samen met twee hand in hand door het leven gaan. In de plaats van het groepsgevoel zien we nu het koppelgevoel.

Bestaan de vooroordelen van ouderen tegenover jongeren echt?

JAN VRANKEN: Ja. De gemiddelde burger is bang van de jongeren. Vooral als die wat lawaaierig en kleurrijk zijn. Die angst geeft aanleiding tot onverdraagzaamheid. De eigen levensstijl van de jongeren wordt als boosaardig afgedaan. Terwijl, als ik terugdenk aan mijn jeugdjaren, zie ik eigenlijk weinig verschil. Jongeren hebben zich altijd afgezet tegen het gezag van de ouders. Alleen werd dat vroeger niet als bedreigend ervaren. De vooroordelen worden nu duidelijk versterkt door de brede etniciteit van de jeugd. Komt daarbij nog dat mensen meer en meer de neiging vertonen om zich van de buitenwereld af te sluiten. Men neemt steeds minder deel aan het publieke leven. De enige plaats waar men tot rust komt, is voor de tv. En die tv laat een vijandig beeld van de buitenwereld zien, als een plaats waar gevochten en gemoord wordt.

Leggen de jongeren op de tentoonstelling de klemtoon op de sociale uitsluiting zelf, of veeleer op de solidariteit, die de remedie moet zijn tegen de uitsluiting?

JAN VRANKEN: Beide elementen komen gelijkmatig aan bod. Wel heb ik enkele opmerkelijke accentverschillen vastgesteld tussen de professionele fotografen en de amateurs bij hun themakeuze. De beroepsfotografen tonen een sterke voorkeur voor beelden van eenzaamheid, individuele hulpbehoevendheid en zorgverstrekking. Symbolische beelden, foto’s van gebouwen of sites en van exotische vormen van sociale uitsluiting, komen daarentegen bijna uitsluitend van de amateurs. Eenvoudig gesteld komen de beroepsmensen dus veeleer aanzetten met “gemakkelijke” beelden, terwijl de amateurs voor een minder evidente en abstractere vormgeving kiezen. Ik vraag me af: gaat het hier om een verschil in professionele ervaring of een verschil in dagelijkse ervaring?

En?

JAN VRANKEN: Wie zal het zeggen?

Bart Vandormael

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content