Rik Van Cauwelaert
Rik Van Cauwelaert Rik Van Cauwelaert is directeur van Knack.

De Luxemburgse retraite van Charles- Ferdinand Nothomb en de verplichte oppositiekuur van PSC en CVP.

Gewezen minister, ex-partijvoorzitter en voormalig kamervoorzitter Charles-Ferdinand Nothomb was niet meteen de meest gewaardeerde politicus, maar wel een van de meest geroutineerde Wetstraatgangers. “Ik was wellicht de laatste in de Wetstraat die het Egmont-pact nog mee heeft onderhandeld”, zegt de PSC’er.

Voor de verkiezingen van 13 juni had PSC-voorzitter Philippe Maystadt hem gevraagd een gecoöpteerd senatorschap te aanvaarden. Maar dat manoeuvre mislukte omdat het partijbestuur van de Franstalige christen-democraten uiteindelijk de zogoed als onbekende Madeleine Willame naar de Hoge Vergadering stuurde. Voor Nothomb bleef alleen een Luxemburgse retraite over. Zonder een zweem van verbittering, beweert hij zelf. “Verwacht van mij geen kritiek op de houding van de partij.”

Door de afwijzing van zijn kandidatuur voor het senatorschap is er één Wetstraatervaring die Nothomb nooit zal beleven: de oppositie. Toen hij in 1968 in de Kamer van Volksvertegenwoordigers debuteerde, maakte zijn partij deel uit van de regering. Dat bleef zo tot mei 1999.

Wat liep er dan mis?

Charles-Ferdinand Nothomb: Hoewel de dioxinecrisis vooral in Vlaanderen woedde, zag Wallonië dit toch als een Belgisch probleem. En dus kreeg ook de PSC, net als de CVP, de rekening gepresenteerd. Ondanks de afwezigheid van een centrale partijstructuur blijft de Belg CVP en PSC als één geheel beschouwen.

In Vlaanderen spreken mensen mij aan als CVP’er. Laatst werd ik aangeklampt over de manier waarop de Oostendse CVP-lijsten tot stand kwamen. Het kostte moeite om uit te leggen dat ik daar als PSC’er niets mee uit te staan heb.

Een deel van onze kiezers heeft het vertrouwen verloren. Toch hoop ik dat de christen-democraten dat in de oppositie kunnen herstellen. Ik geloof niet in een unitaire heropbouw CVP-PSC, wel in het behoud van de samenwerking. CVP-voorzitter Marc Van Peel is net zoals de PSC gehecht aan de federale staat. Daarmee blijven PSC en CVP op de golflengte van wat ik het Belgische establishment zou noemen.

Hoe sterk is die band met het establishment, dat de christen-democraten liever in de regering had gezien?

Nothomb: De druk van bijvoorbeeld PSC-burgmeesters om toch maar in de regering te stappen, was groot. Die burgemeesters hebben er alle belang bij dat hun contact met het centrale gezag in Brussel niet wordt verbroken. Er kwam ook druk vanuit de overheidsdiensten. Topambtenaren kwamen ons vertellen wat er allemaal op het spel stond. Maar de PSC kan zich toch niet kapot regeren?

U zou op verzoek van PSC-voorzitter Maystadt naar de Senaat verhuizen om u bezig te houden met institutionele kwesties. Hoe moest dat in z’n werk gaan?

Nothomb: Ik had graag meegewerkt aan het definitieve akkoord tussen Vlaanderen en de Franse gemeenschap. Dat was een van mijn laatste politieke ambities. Maar dat doet niet meer terzake. Premier Guy Verhofstadt haalt het communautaire overleg weg uit het parlement. De Senaat komt er dus niet aan te pas.

Maar eigenlijk is zo’n akkoord voor 95 procent rond, al stoot dat soms op kleine wrevels: de rondzendbrief van Leo Peeters, het optreden van een burgemeester of ambtenaar in een faciliteitengemeente.

We moeten de verschillende partijen opnieuw bij elkaar brengen. Die institutionele discussies hebben bovendien een weerslag op de werking van de overheid.

Ik heb als minister van Binnenlandse Zaken het nationalisme van de overheidsdiensten – anderen spreken van egoïsme, of corporatisme – ervaren. Eigenlijk is dat corporatisme een gevolg van het gebrek aan vertrouwen in de centrale overheid. Overheidsdiensten beginnen dan zichzelf in stand te houden. Ik zeg niet dat ze het algemeen belang uit het oog verliezen, maar ze zijn al eens geneigd het eigenbelang voorrang te verlenen.

Topambtenaren van Binnenlandse Zaken zeiden me destijds: “Weet u, meneer de minister, de echte vijand dat is het departement Justitie.” Toen de zaak- Dutroux uitbrak, dacht ik daar vaak aan. Als de hoogste ambtenaren op die manier denken, hoe gaat het er dan toe op de lagere echelons, op het niveau van onderzoeksmagistraten, politiemensen, rijkswachters?

Toen de Luxemburgse boswachter voor de ontsnapte Dutroux stond, handelde hij in het algemeen belang. Hij vroeg zich niet af of dit wel zijn taak was. Eerlijk gezegd: zoals alle Luxemburgers was ik een beetje trots op die man.

Waarom heeft men, tegelijk met de ingrijpende staatshervormingen, nooit een doortastende hervorming van de overheidsdiensten opgezet, zoals in de jaren dertig?

Nothomb: Omdat niemand wist waar we met de opeenvolgende staatshervomingen gingen uitkomen. Mocht er een van te voren uitgetekend plan voor die staatshervorming hebben bestaan, dan had dat gekund. Nu moeten we de overheidsdiensten, zowel de federale als die van de gemeenschappen, een federale cultuur bijbrengen. De federale overheidsdienst moet maar eens ophouden met de eigen belangen af te schermen. Gemeenschapsdiensten die hun macht willen opvoeren, moeten niet jagen op het federale terrein. Wij hebben gezien waartoe dit getreiter kan leiden: Dutroux, de dioxineramp.

U voorspelde dat er geen grote doorbraak van de PRL in Wallonië zou komen. Wat hield de PS overeind?

Nothomb: Alle Franstalige partijen hebben een belangrijke evolutie doorgemaakt. Dat geldt niet alleen voor de PSC maar vooral ook voor de PS. Die heeft de voorbije tien jaar nogal wat doctrines ingeleverd – denk maar aan de privatiseringen.

Het politieke leiderschap ligt nog steeds in de twee grote Waalse bekkens, Luik en Henegouwen, dus bij de PS. Maar zelfs daar groeide, zoals in de rest van Wallonië, een consensus over minder staatsinmenging en een grotere kwaliteit van bestuur.

Uw voorzitterschap was het begin van een verwoestende machtsstrijd in de PSC. Was die confrontatie onvermijdelijk?

Nothomb: De PSC zat met een probleem: haar voorzitter, Gérard Deprez, die al vijftien jaar de partij leidde. En eigenlijk was Deprez van plan de partij te blijven sturen, maar dan via Joëlle Milquet die hij in zijn plaats wilde laten verkiezen.

Ik heb dat manoeuvre voorkomen omdat de PSC koste wat het kost overeind moest blijven, want de partij bezorgt het cement voor de eenheid van het land. Zoniet gingen we met een alweer overdreven communautaire boodschap van Deprez nieuwe avonturen tegemoet.

Een door de macht cynisch geworden Deprez geloofde niet meer in de basisgedachte van de PSC. Deprez was als een pastoor die z’n geloof heeft verloren. Dat is altijd pijnlijk.

Ik heb dan gezegd: de oud-voorzitter moet opnieuw in de rij of hij moet opstappen. Uiteindelijk hebben zelfs zijn medestanders – zij die onder Deprez het PSC-establishment uitmaakten – zijn vertrek geëist.

U had destijds een zware aanvaring met Louis Michel. Wat was daarvan de oorzaak?

Nothomb: Ik heb ooit met Michel gepraat. Hij was tenslotte leider van de oppositie. Ik dacht dat we in Wallonië het geweer van schouder moesten veranderen, vooruitkijken naar 1999. Toen de Agusta-affaire losbrandde, leek het er even op dat de coalitie met de PS niet houdbaar was.

Die periode werd afgesloten met ons congres in Luik. Daar lanceerde de PSC haar voorstellen om Wallonië op een nieuw spoor te zetten. Wij legden die voor aan de PS, de partij waarmee we nog twee jaar moesten regeren, en de socialisten stemden daarmee in. Ik wilde dat akkoord met de PS respecteren en heb dat tegen Deprez gezegd. Maar hij achtte het moment gekomen om een federatie met de PRL op te zetten.

Daarop volgde de chantagepoging van Michel: of er komt een federatie PRL-PSC, of de PRL zou in 1999 met de PS samengaan. Vanaf dat moment was Louis Michel erop uit de PSC te breken.

Het enige resultaat was dat Deprez zes maanden later de PSC verliet. Dat was mijn enige fout. Ik heb te lang gewacht, tot ik in de eigen partij een meerderheid van minstens 90 procent achter mij kreeg, om Deprez voor het blok te zetten. Ik had hem sneller moeten wegsturen.

Feitelijk hebben CVP en PSC twee jaar lang, en dat in volle Agusta-schandaal, de PS en SP overeind gehouden. Waarom?

Nothomb: Zonder premier Jean-Luc Dehaene was er na de Agusta/Dassault-zaak van de socialistische familie weinig overgebleven. Zolang SP en PS stabiele regeringspartners bleven, had hij geen problemen met hen. Dehaene deed er ook zijn voordeel mee, want de socialisten waren de afgelopen twee jaar heel inschikkelijk. Zelfs in Wallonië kreeg het regeerprogramma de jongste twee jaar een christen-democratische draai. De socialisten beseffen dat maar al te goed.

Rik van Cauwelaert

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content