Bij de NMBS zijn er dit jaar al 65 stakingsacties geweest. Volgens de traditionele bonden is de Onafhankelijke Vakbond van Spoorwegpersoneel de grote stokebrand. En die OVS is niet eens echt erkend en kan dus ook niet mee onderhandelen over sociale akkoorden. Hoe zit dat nu eigenlijk?

Het prinselijk huwelijk is dus niet door een spoorwegstaking ontsierd. Wie Filip en Mathilde wou zien, kon al dan niet gratis naar Brussel sporen. De OVS, ook wel de machinistenbond genoemd, had de spanning er dagenlang in gehouden: staken we of staken we niet? Uiteindelijk stond Hugo Derycke vorige vrijdag en zaterdag dus niet op de barricaden. Rustig thuis in zijn woning in Wetteren zorgde hij voor de dienstwaarneming van zijn OVS, waarvan hij voorzitter en enige administratieve kracht tegelijk is.

De vroeg gepensioneerde onderstationschef van de Brusselse centrale, door sommigen de Vlaamse Roberto d’Orazio genoemd, was opgelucht dat de machinistenstaking van 3 december door een nipte meerderheid was afgewezen. De machinisten konden trouwens op niet veel sympathie rekenen bij hun collega’s in de spoorwegmaatschappij. En bovendien heeft de NMBS nog maar net een nieuw sociaal akkoord gesloten met de twee grote vakbonden, waarvan ook de treinbestuurders beter worden.

Niet alle problemen zijn opgelost, maar het akkoord bevat belangrijke tegemoetkomingen, zegt Hugo Derycke. Is de sociale vrede nu gewaarborgd? De OVS-voorzitter vindt in alle geval dat de vakbond niet om de zes maanden het land op stelten kan zetten.

De traditionele spoorbonden kwamen eerder al tot die conclusie. Michel Bovy, de voorzitter van de Christelijke Vakbond van Communicatiemiddelen en Cultuur (CVC) vreest dat je door al dat staken het stakingsrecht zelf in gevaar brengt. Het was inderdaad lang geleden dat de spoorwegen over een nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst onderhandelden zonder dat de twee grote bonden met een staking dreigden.

De OVS was niet bij dat overleg betrokken. In de spoorwegmaatschappij is die bond een underdog. Net als het liberale Vrij Syndicaat van het Openbaar Ambt (VSOA) overigens, dat in een verlengde winterslaap lijkt te verkeren. De twee zijn aangenomen bonden, ze mogen bestaan maar hebben geen rechten.

De socialistische Algemene Centrale der Openbare Diensten (ACOD) en de CVC, die tot de politieke vakbondszuilen behoren, respectievelijk ABVV en ACV, zijn erkende bonden. Zij hebben wettelijk het recht met de spoorwegdirectie te onderhandelen en hun leden krijgen allerlei voordelen. Bovendien moet gedelegeerd bestuurder van de NMBS Etienne Schouppe de twee vakbondsvoorzitters in zijn raad van bestuur opnemen. Van hem is nochtans bekend dat hij niet veel op heeft met de vakbonden in zijn bedrijf. Dat slaat dan vooral op de socialistische ACOD, die bij de NMBS haast een monopoliepositie heeft. De ACOD heeft zeven afgevaardigden in het paritair comité, de CVC slechts drie. Het is evenwel zeer onwaarschijnlijk dat die machtsverhouding (nog) met de sociologische werkelijkheid overeenstemt.

MACHTSGREEP

Een hoge magistraat telt om de zes jaar de vakbondsleden. Maar hij stopt met tellen zodra het ledental van een bond tien procent van het personeel (40.000 bij de NMBS) bereikt. De socialistische en de christelijke bond zijn representatief met elk zowat 4000 getelde leden, de liberale bond en het onafhankelijke OVS halen die drempel niet.

Deze wel zeer ongewone ‘sociale verkiezingen’ bij de NMBS golden vroeger voor het hele openbaar ambt. In het zog van de eenheidswetstaking van 1960-1961 kregen de ambtenarenbonden recht op overleg in plaats van louter informatie en advies. Tegelijkertijd maakten zij een eind aan de sociale verkiezingen. De latere ABVV-voorzitter Georges Debunne leidde toen de socialistische ambtenarenbond. Het nieuw wettelijk vakbondsstatuut van het overheidspersoneel bezegelde in 1974 de toestand: afgelopen met verkiezingen, vakbonden zijn representatief als zij tien procent leden onder de betrokken ambtenaren bewijzen.

Die machtsgreep van de socialistische en christelijke bonden moest het succes van kleinere vakbonden bij het overheidspersoneel een halt toeroepen. Niet alle ambtenaren bleken namelijk even tevreden over de werking van de traditionele vakbonden.

Het gevolg is dat de vakbondsmacht in overheidsdiensten een oligopolie is van de twee grote bonden, zij worden nooit echt aan een verkiezing onderworpen. Een natuurlijk proces van vernieuwing is daarmee onmogelijk. Kleine bonden krijgen nauwelijks overlevingskansen, groot worden, is helemaal uitgesloten. Het komt de overheid niet eens slecht uit. Een paar handtekeningen van de grote twee en een sociaal akkoord bieden evenveel zekerheid als een notariële acte.

In de privé-sector gaat het er nauwelijks anders toe. Met een eenvoudig koninklijk besluit besliste de overheid dat alleen interprofessionele vakbonden met meer dan 50.000 leden representatief kunnen zijn. Net voldoende om het liberale ACLVB naast ABVV en ACV in de Nationale Arbeidsraad op te nemen. Geen enkele bond die niet bij die drie is aangesloten, kan rechtsgeldig akkoorden sluiten. De onafhankelijke Nationale Confederatie van het Kaderpersoneel weet daarover mee te spreken. Al enkele decennia lang vecht ze tevergeefs voor haar erkenning.

Roger Blanpain, de Leuvense emeritus hoogleraar arbeidsrecht, heeft het over een democratisch deficit: in de ondernemingen verkiezen de werknemers hun vertegenwoordigers in de ondernemingsraad en het comité voor preventie en bescherming op het werk, maar de vakbondsleiders die akkoorden over de loon- en arbeidsvoorwaarden van alle werknemers sluiten, zijn niet verkozen. Blanpain vergelijkt het met de pauskeuze. De paus benoemt eerst zelf de kardinalen die zijn opvolger moeten kiezen. De hoogleraar betoogt dat het een democratische basisregel is dat hoe meer macht een organisatie heeft, hoe meer zij zich moet legitimeren. De vakbonden dus zeker (maar ook de werkgeversverenigingen missen legitimering, vindt Blanpain).

België geniet de faam een geavanceerd sociaal overleg te kennen. Werkgeversverenigingen en vakbonden trekken ermee als missionarissen naar het voormalige Oostblok, naar Afrika en Azië. Toch krijgt België op de Internationale Arbeidsconferentie in Genève elk jaar weer te horen dat het met het absolute monopolie voor de drie traditionele bonden de regels van de vakbondsvrijheid overtreedt. Heel deskundig vegen de opeenvolgende ACV-voorzitters in de IAO-commissie die veroordeling onder het tapijt.

GEEN ILLUSIES

In de Brusselse Bischoffsheimlaan betrekt de OVS een klein secretariaat in het huis van de Nationale Unie der Openbare Diensten, die de onafhankelijke bonden overkoepelt. Goed vijftien jaar geleden richtte Hugo Derycke zijn bond op. De nationale secretaris scheurde zich van zijn liberale spoorbond af omdat die minister van Verkeer Herman De Croo te slaafs volgde.

Derycke windt zich erover op dat de OVS als machinistenbond bekend staat. Hij wil geen beroepsbond vormen, maar al het spoorwegpersoneel dienen. Omdat het vogelvrij verklaarde Loco bij hem onderdak vond, zijn de treinbestuurders er toch in de meerderheid. De bond haalt geen 4000 getelde leden, maar vriend en vijand nemen aan dat hij wel tien procent van de machinisten vertegenwoordigt – op zijn minst dus een vierhonderdtal.

Hoe kan een kleine bond bij herhaling het spoorverkeer ontregelen? De OVS is de oorzaak van de onvrede bij de treinbestuurders, antwoorden de traditionele bonden. Vele van hun leden volgen de ordewoorden van Derycke op. Onder de treinbestuurders leeft een sterke korpsgeest. De malaise heet er algemeen te zijn. De machinisten kunnen hun recuperatie- en rustdagen en zelfs vakantiedagen niet opnemen. De NMBS heeft normaal 4200 machinisten nodig, maar slechts 3600 zijn in dienst. Het plan om de potentiële bruggepensioneerden met hoge premies in dienst te houden, schiep nog meer ongenoegen en werd dus opgeborgen.

Na tien jaar dienst schommelt het nettoloon van een treinbestuurder rond 65.000 frank, een 55-jarige treinbestuurder gaat naar de 85.000 frank. De bezoldiging lijkt Derycke niet het grootste probleem en ook de twee erkende bonden geloven niet dat de NMBS zijn bestuurders onderbetaalt. De onregelmatige arbeidsuren zijn stresserend, maar het is een publiek geheim dat machinisten ijverige bijklussers zijn. Het is een van de redenen ook waarom zij zo zwaar tillen aan het vrije-dagenprobleem.

Anderzijds blijkt het loon niet aantrekkelijk genoeg om voldoende treinbestuurders aan te trekken. De spoorwegen zoeken dezelfde A2’ers waar ook de privé-ondernemingen naar op jacht zijn. En het secundair technisch onderwijs levert te weinig afgestudeerden af.

Intussen komt ook in de openbare diensten stilaan het debat over echte sociale verkiezingen op gang. Vakbondsmensen beseffen steeds meer dat representativiteit en macht het best bewezen worden. De christelijke vakbondsleider Michel Bovy is ook voor. Het zou de legitimiteit van zijn bond versterken en het is beter voor de ledenwerking dat mensen die in allerlei comités zitting hebben niet aangewezen maar verkozen zijn. De christelijke spoorbond zou daar natuurlijk ongetwijfeld zijn voordeel mee doen. Het is een manier om het absolute machtsoverwicht van de socialistische ACOD te verzwakken, misschien zelfs te breken.

Maar zoveel democratie komt er niet zonder slag of stoot. Bij de NMBS is afgesproken om over een paar jaar ook effectief sociale verkiezingen te houden. Die blijven wel beperkt tot de comités voor veiligheid en gezondheid op lokaal vlak. Dat is vrij ongevaarlijk voor de gevestigde orde. Hugo Derycke en zijn onafhankelijke machinisten van de OVS hoeven zich geen illusies te maken. Aan de verkiezingen mogen alleen de vakbonden deelnemen die vertegenwoordigd zijn in de Nationale Arbeidsraad, al heeft die raad helemaal niets met het openbaar ambt te maken.

Guido Despiegelaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content