Jacques Sys
Jacques Sys Jacques Sys is hoofdredacteur Sport/Voetbalmagazine

België organiseert zondag in Zolder voor de derde keer in dertien maanden een wereldkampioenschap wielrennen. Laurent De Backer, de voorzitter van de wielerbond, hoopt dat deze wedstrijd nog meer jongeren naar de fiets zal lokken.

Zolder leeft de komende dagen op het ritme van het wielrennen. Ruim 150.000 toeschouwers worden er zondag verwacht wanneer de profs op een vlakke omloop om de regenboogtrui knokken. Veertien jaar is het geleden dat het wereldkampioenschap op de weg in België plaatsvond. Toen eindigde de meeslepende wedstrijd in Ronse in een drama dat lang zou blijven nazinderen: in een spurt met z’n drieën werd Claude Criquielion door de Canadees Steve Bauer tegen het dranghek geduwd en pakte de Italiaan Maurizio Fondriest tot zijn eigen verbazing de titel. Het beeld van de radeloze Criquielion die met een wiel in de hand protesterend over de eindstreep stapt, blijft onvergetelijk.

Dat soort taferelen kunnen zondag het best vermeden worden. Voor Laurent De Backer, de voorzitter van de Belgische wielerbond, past de uitstraling van een WK perfect in zijn plannen om meer jongeren warm te maken voor de wielersport. De ex-onderwijzer, die sinds ruim vijf jaar aan het hoofd van de bond staat, ziet de toekomst van de wielersport in dit land heel rooskleurig in. ‘Op termijn zullen we de vruchten plukken van het werk dat nu wordt verricht.’ Volgens De Backer lééft het wielrennen weer bij de jeugd en kan het wereldkampioenschap in Zolder die aantrekkingskracht alleen maar verhogen: ‘Het is voor België belangrijk om als een van de stichtende landen van het UCI geregeld zo’n evenement op touw te zetten. Het is een unicum dat we dat nu al voor de derde keer in dertien maanden mogen doen: vorig jaar de piste in Antwerpen, in februari het veldrijden in Zolder en nu de weg, weer in Zolder. Zo’n wedstrijd straalt af op de jeugd en dat helpt je bij de rekrutering.’

Wat dat laatste betreft, zitten we nog altijd met de naweeën van een politieke beslissing die velen niet begrepen, zegt De Backer. ‘Tot voor twee jaar mocht je voor je vijftiende niet bij de nieuwelingen beginnen te koersen. Ik kan er me nog altijd over opwinden dat het hele dossier jaren heeft aangesleept. En dat alleen maar omdat Wivina Demeester, de toenmalige Vlaamse minister van Volksgezondheid, het been stijf hield. Terwijl al haar collega’s van de Vlaamse regering wel gewonnen waren voor een verlaging van die instapdrempel. En ik weet nog goed dat ik samen met Rik Van Looy weer eens met haar rond de tafel zat in de periode dat Eddy Planckaert in een interview zei dat hij ooit éénmaal epo had genomen. Toen we naar buiten gingen, vroeg ze aan Van Looy: “En wat denkt u nu over Planckaert?” Ze gebruikte echt alle middelen om haar wil door te drijven.’

Het is natuurlijk niet onlogisch dat het gebruik van doping wordt aangeklaagd.

LAURENT DE BACKER: Als je over doping praat, dan heb je het over topsport. En dan praat je niet alleen over wielrennen. Wij wilden gewoon de voorwaarden scheppen om kinderen tijdig de gelegenheid te geven met wielrennen te beginnen. En door die politieke tegenwerking zijn we jarenlang gediscrimineerd. We moesten machteloos toezien hoe de jeugd voor andere disciplines koos. Gelukkig hebben we dat twee jaar geleden onder het beleid van Johan Sauwens kunnen veranderen. Je mag nu weer vanaf acht jaar beginnen te koersen. En je merkt meteen dat het aantal renners groeit. We proberen een professioneel kader te scheppen om die jonge renners te begeleiden. Dat kost natuurlijk geld. Het is ook daarom dat we destijds openstonden voor de splitsing van de wielerbond.

En omdat de Vlaamse overheid anders zelfs voor de organisatie van een wereldkampioenschap de geldkraan dicht dreigde te draaien.

DE BACKER: Inderdaad. Ik zeg altijd: we hebben ons niet aangepast aan de staatsstructuur, maar aan de staatssubsidies. Voor Vlaanderen gaat het om een kleine dertig miljoen oude franken. Daarmee kan je veel doen. Wij blijven als koepel verantwoordelijk voor het nationale en internationale niveau, alles wat regionaal is, gaat naar de vleugels. We hebben in de provincies verschillende centra opgericht waar de jeugd terechtkan voor een opleiding door gediplomeerde trainers. We zullen daar op termijn zeker de vruchten van plukken. Er wordt enorm goed werk geleverd, zonder veel blabla te verkopen. Ik ben ervan overtuigd dat het aantal aansluitingen fors zal stijgen, ook omdat we in een eerste fase de kosten sterk hebben verminderd. Je kunt nu bijvoorbeeld fietsen huren. Zo proberen we het fundament weer te verstevigen. De organisatie van zo’n wereldkampioenschap draagt daar zeker toe bij. We zullen er trouwens ruim 250.000 euro aan overhouden en dat geld kunnen we dan weer in tal van projecten stoppen. We willen het fietsen aanleren op een verantwoorde en gezonde manier, in de hoop dat er uit dat jonge talent goeie profs groeien.

Maar de ervaring leert dat de stap naar de profs in vergelijking met vroeger moeilijker is geworden.

DE BACKER: Dat komt ook omdat er een tussenschakel wegvalt: de kermiskoersen. De jonge renners krijgen meteen grotere wedstrijden onder de wielen geschoven. Ze moeten tegenwoordig een beetje alles kunnen. Op zich is dat niet verkeerd, als ze in een goed gestructureerde ploeg zitten waar ze de kans krijgen om te rijpen. Zoals Tom Boonen. Steeds meer ploegen laten dat kermiscircuit links liggen. Ik sprak onlangs met Gérard Bulens, de sportdirecteur van Landbouwkrediet, en die zei dat hij van plan is volgend jaar geen kermiskoersen meer te rijden. Daar moet toch eens dringend over nagedacht worden. Iedereen is de mentaliteit die er rond die wedstrijden hangt beu. Koersen die verkocht worden, renners en zelfs sportdirecteurs die in de slag zitten, ik krijg daar steeds meer onwaarschijnlijke verhalen over te horen. En dan zijn er nog de bookmakers die veel bepalen en die vanuit West- en Oost-Vlaanderen langzamerhand over het hele land uitzwermen. Je zou de waardering van dat soort wedstrijden moeten verhogen, zodat er ook daar wat UCI-punten te verdienen vallen. Dan wordt het allemaal een stuk aantrekkelijker. En kan je die uitwassen bannen. Ik vind het jammer dat het folkloristische facet van het wielrennen zo verloedert, en dat er mensen zijn die zonder het te beseffen de tak afzagen waarop ze zelf zitten.

Het past kennelijk allemaal in de toenemende mondialisering en commercialisering, in de gigantische bedragen die nu in de wielersport omgaan. Werkt ook dat het dopinggebruik niet in de hand?

DE BACKER: Ik weet niet of er nu meer doping wordt gebruikt. Ik denk dat het alleen wat ‘verfijnder’ gebeurt dan vroeger. En dat is een gevaar. De omgeving heeft het niet meer in de hand. Je kan de federaties niets verwijten. De wielrennerij blijft de enige sport waarin de bonden zelf geld uittrekken voor controles. En het contradictoire daarbij is dat de wielersport het slachtoffer is van zijn eigen controles, in zekere zin werp je een smet op je eigen imago. We weten allemaal dat je met die controles eigenlijk achter de feiten aanloopt; het blijft het verhaal van de stroper en de boswachter. Maar de vraag is wat er allemaal zou gebeuren als je helemaal niet meer controleert. Er valt met die dingen kennelijk zoveel geld te verdienen dat er een soort maffia in het wereldje is binnengedrongen. Niet alleen de wielersport is voor die mensen een afzetgebied. Ook andere sportdisciplines. Maar daar worden geen controles verricht.

De hypocrisie is ook niet uit het milieu weg te blazen. Frank Vandenbroucke die zich in alle bochten wringt om te ontkennen dat de gevonden dopingproducten voor hem waren bestemd, de vrouw van Rumsas die 37 verboden middelen vervoerde ‘voor haar schoonmoeder’.

DE BACKER: Tja, wat doe je ertegen? Vandenbroucke is voor mij toch een enorme ontgoocheling. Ik was ervan overtuigd dat Frank een toonbeeld ging zijn voor de jeugd. Hij barstte van de klasse, was modieus, had bravoure, deed vranke uitspraken. Frank was een soort Griekse god, met zijn allure kon hij de jeugd aantrekken. En dan gebeurt er zoiets, ik had dat nooit verwacht. Hij bezit zoveel talent dat hij al die prutsen niet nodig heeft. Alleen is hij dus makkelijk te beïnvloeden en dan doe je ook zaken die je niet moet doen. Al die uitvluchten, hij maakt er zichzelf alleen maar belachelijk mee. Want iedereen weet dat het niet waar is.

Bent u anderzijds toch tevreden over de toestand van het profwielrennen in België?

DE BACKER: Absoluut. We hebben twee topploegen, meer kan je niet verlangen. Anders krijg je versnippering. Er was destijds wat voorbehoud door die fusie tussen Domo en Lotto, het zou inderdaad jammer geweest zijn indien daardoor een ploeg verdwenen zou zijn. Maar nu Quick Step er als hoofdsponsor bij komt, is dat probleem van de baan. Bovendien gaat het telkens om Belgische bedrijven, om ploegen zonder grote buitenlandse inbreng. En daarnaast zijn er een zestal ploegen uit tweede klasse die als kweekvijver moeten dienen voor de grote teams. Structureel zit het echt heel goed.

Wat wilt u in de toekomst vooral veranderen?

DE BACKER: We moeten absoluut werk maken van de piste. Toen ik vorig jaar de prestaties van onze renners op het WK in Antwerpen zag, was ik beschaamd. Achteraf bekeken, is dat wereldkampioenschap te vroeg gekomen. De renners waren onvoldoende voorbereid. Na die afgang in Antwerpen hebben talenten als Van Mechelen en De Fauw afgehaakt. Ze kozen voor de weg, waar de prestaties ook niet denderend zijn. Het gevolg is dat er nu onlangs op het WK in Kopenhagen slechts één Belg meedeed, Matthew Gilmore, en zoals bekend is die genaturaliseerd. Intussen bestaat de piste van Antwerpen niet meer en is zelfs de Toekomstzesdaagse van Gent afgevoerd. Bij de juniores zitten nochtans goeie baanrenners, echt talenten, maar zodra ze naar de beloften zijn overgestapt, kiezen ze voor de weg. Dat krijg je er onmogelijk uit. Terwijl beide disciplines te combineren zijn. En terwijl er renners zijn die koersen verliezen omdat ze nooit op de piste hebben gereden. Johan Museeuw bijvoorbeeld. We hebben in iedere provincie nu van die asfaltpistes aangelegd – we hebben als federatie drie miljoen frank bijgelegd per piste – om renners aan te trekken, maar het gevolg is dat er op die pistes vooral toeristen rijden. Op de baan geldt hetzelfde als op de weg: je hebt een topper nodig die de anderen meetrekt.

Wat verwacht u van het wereldkampioenschap in Zolder?

DE BACKER: Ik denk dat de Belgen heel goed voorbereid zijn, we zullen sterk voor de dag komen. Met José De Cauwer beschikken we over een uitmuntende bondscoach, dat mag wel eens onderstreept worden. Ik ken niemand die renners zo goed kan motiveren als De Cauwer. En als hij praat zwijgt iedereen, de renners hebben een heel groot ontzag voor hem. Als je dat kan afdwingen, dan heb je toch persoonlijkheid. Het zal een eigenaardige koers worden. Iedereen voorspelt een massaspurt, maar dat geloof ik niet. Ik verwacht een koers waarin alles gedaan zal worden om de spurters te verschalken. Daarom zie ik Mario Cipollini niet winnen, ook al niet omdat de Italianen weer tegen mekaar gaan rijden. Ik hoop op een spetterende wedstrijd, dat kan de wielersport goed gebruiken.

Om het imago weer wat op te krikken.

DE BACKER: Het vreemde is dat er in alle federaties nooit beter is gewerkt dan op dit moment. Ook internationaal. Ik ben ondervoorzitter van de UCI en ik kan u garanderen: het werk van Hein Verbruggen als voorzitter is niet te schatten. Volgens mij heeft Verbruggen het wielrennen gered. Vroeger had je een aparte federatie voor liefhebbers en beroepsrenners; die waren zo uit mekaar aan het groeien dat het faliekant moest aflopen. Verbruggen heeft dat weer samengebracht onder de vlag van de UCI, hij voerde een wereldbeker in, het systeem van die punten, dat gaf een nieuw elan. Anders zou het wielrennen als een pudding in mekaar gezakt zijn.

Ik heb veel van Verbruggen geleerd. Hij laat iedereen aan het woord, luistert goed, maar op het einde beslist hij. Heel resoluut. Zo probeer ik het ook te doen. Ik vind communiceren heel belangrijk, luisteren wat er leeft. Daarom sta ik tijdens de wedstrijd ook het liefst gewoon langs het parcours, tussen de mensen. Daar voel je de echte polsslag van het wielrennen. Het doet me telkens weer denken aan mijn jeugdjaren, toen ik naar de wedstrijden ging kijken en de hele dag naar de radio luisterde om te horen hoe de koers verliep. Nu zenden ze alles integraal uit en ontgaat je niets meer. Alleen, plaats voor verbeelding is er niet meer.

Jacques Sys

‘Ik ken niemand die renners zo goed kan motiveren als José De Cauwer.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content