Niet Amerika maar Europa is het land van de hoop. Dat zegt de Amerikaanse maatschappijcriticus en auteur van spraakmakende boeken Jeremy Rifkin. Knack sprak met hem aan de vooravond van de Amerikaanse verkiezingen.

INFO : Volgende week: het Amerikaanse kiessysteem

Bijna een op de twee Amerikanen gaat één of meerdere keren per week naar de kerk. Meer dan de helft van de bevolking in de VS vindt dat religie belangrijk is en goed zeventig procent dat de president een sterke religieuze overtuiging moet uitstralen. De Amerikanen zijn met andere woorden een buitengewoon devoot volk. Ze verschillen daarin sterk van hun bondgenoten in Europa, waar de kathedralen talrijk zijn en de kerken leeg.

‘Ik ben me ervan bewust hoe groot de verschillen tussen de Amerikanen en de Europeanen zijn’ zegt Jeremy Rifkin, Amerikaans journalist en bestsellerauteur van The End of Work, The Biotech Century, The Age of Access en The Hydrogen Economy. ‘Maar ik heb er bijzonder lang over gedaan om te beseffen dat ze ook zo fundamenteel zijn. Lange tijd dacht ik dat het een kwestie was van taal en stijl. Pas onlangs heb ik me gerealiseerd dat de twee samenlevingen ook compleet anders gestructureerd zijn.’

Over de scherpe contrasten tussen Amerika en Europa heeft Rifkin, die ook voorzitter is van The Foundation on Economic Trends in Washington, onlangs een opmerkelijk boek geschreven, The European Dream. Daarin betoogt hij dat de rollen van de Nieuwe Wereld en de Oude Wereld stilaan omkeren: ‘De American dream is gebaseerd op individueel succes, op de overtuiging dat iederéén het kan maken. Amerikanen weten het als ze elkaar aankijken: wie je in dit land ook bent, van welke familie je ook afstamt, uit welk land je ook komt, als je wilt kun je een succesvol leven opbouwen. Maar sinds geruime tijd nu al is die droom aan het afbrokkelen. Wat ooit een egalitaire middenklassen-maatschappij was, bestaat niet meer. De opwaartse mobiliteit is tot een illusie geworden. De kloof tussen arm en rijk is enorm toegenomen. Op Mexico en Rusland na is de inkomensongelijkheid in geen enkel geïndustrialiseerd land zo groot als in de VS. Amerika is geen aantrekkelijk emigratieland meer. Het zijn niet langer de Europeanen die vol hoop naar Amerika trekken om er hun diepste dromen waar te maken. Vandaag is Europa voor emigranten hoe langer hoe meer het land van de hoop. De Amerikaanse droom werkt niet meer. De Amerikanen zouden moeten beseffen dat er zich een nieuwe droom ontwikkeld heeft: de Europese droom.’

De Amerikaanse droom omschrijft u als individualistisch en gericht op eigenbelang, de Europese is een collectieve droom die zich veeleer tot de gemeenschap richt.

JEREMY RIFKIN: De verschillen zijn immens. Voor de Europeanen primeren sociale relaties boven de individuele autonomie. Culturele diversiteit heeft de overhand over assimilatie, levenskwaliteit is veel belangrijker dan rijkdom, duurzame ontwikkeling gaat boven ongelimiteerde materiële groei en wereldwijde samenwerking via internationale organisaties boven de unilaterale uitoefening van de macht.

Kort samengevat is dat het grote onderscheid tussen de twee. Het gaat om twee totaal verschillende werelden. De invulling van het begrip ‘vrijheid’ kan dat het beste verduidelijken. Voor een Amerikaan betekent vrijheid onafhankelijkheid en autonomie. Onze moeders zeiden het ons steeds weer: ‘Amerika is een geweldig land, je krijgt er enorm veel kansen. Maar niemand zal er voor je zorgen tenzij jijzelf.’ Wat we ingepeperd kregen, was het beeld van de cowboy op zijn paard die de grenzen van zijn land aftuurt en alles onder controle heeft. Het was John Wayne. Of, Ronald Reagan. Ik weet, Reagan was geen uitzonderlijk president, maar met hem verdween het laatste symbool van de Amerikaanse droom. Bij zijn overlijden was de droefheid dan ook niet te peilen: het hele land huilde mee. De Europeanen keken verbaasd toe. Vrijheid heeft voor hen een heel andere betekenis. Een Europeaan wil geen eiland vormen van individuele autonomie. Hij wil goede relaties aanknopen en zich bij verschillende gemeenschappen betrokken en verankerd voelen. Hij wil niet ‘alleen’ maar ‘verbonden’ zijn. Het is de tegenstelling tussen een ongebreideld individualisme en een diepgewortelde gemeenschapstraditie.

Een tegenstelling die zich heeft vertaald in een zeer verschillend sociaal-economisch model.

RIFKIN: Het sociaal-economisch model in Europa is natuurlijk veel uitgebreider dan in Amerika. Amerika kent ook wel pensioenuitkeringen (van maximaal 25.000 dollar per jaar), maar over het algemeen blijft de sociale steun in Amerika héél beperkt. De VS besteden slechts 11 procent van hun bruto binnenlands product aan sociale voordelen, Europa 26 procent – dubbel zoveel dus.

Amerikanen hebben weinig vertrouwen in de staat. Bijgevolg willen ze de overheid ook zo weinig mogelijk geld en taken toevertrouwen. De rol van de overheid moet beperkt blijven tot het bewaken van het privé-eigendom – de rijkdom die we als vrije mensen hebben opgestapeld. Een actieve rol in het herverdelen van de welvaart komt de overheid niet toe. Het is een individuele keuze om de noodlijdenden te helpen in onze samenleving. Het idee van de liefdadigheid weerspiegelt in die zin het besef van de individuele vrijheid. De Franse filosoof Alexis de Tocqueville was erdoor gecharmeerd, toen hij het jonge Amerika bezocht in 1831. Broederlijke organisaties die de welvaart van de burgers wilden bevorderen? Dat fenomeen had hij in Europa nog nooit gezien.

Liefdadigheid blijkt ook vaak gesteund vanuit religieuze genootschappen.

RIFKIN: De kerkgenootschappen hebben inderdaad veel vrijwilligersorganisaties voortgebracht. De godsdienst is voor veel mensen die naar het westen trokken immers lang de enige vorm van zekerheid geweest. In nog onbewoonde gebieden waar ze neerstreken, bouwden ze ziekenhuizen en scholen. Elke religie heeft zo haar eigen infrastructuur uitgebouwd: de presbyterianen, de methodisten, de lutheranen, de mormonen. Meestal gaat het om non-profitziekenhuizen: de gezondheidszorg vertegenwoordigt 46 procent van de banen in de non-profitsector. Er zíjn goede ziekenhuizen in Amerika, en Europeanen die voldoende geld hebben, trekken inderdaad soms naar de VS voor een speciale behandeling. Maar de algemene gezondheidszorg in de Verenigde Staten staat op een laag pitje. De Amerikanen kunnen wat dat betreft veel leren van de Europese Unie.

Het Europese model van de welvaartsstaat brokkelt ook af. We moeten de sociale voordelen terugschroeven, omdat we ze niet meer kunnen betalen.

RIFKIN: Eurosceptici hebben altijd weer datzelfde verhaal: ‘Onze economie faalt, we moeten naar het Amerikaanse systeem overstappen. En dat betekent: privatiseren, arbeidsflexibiliteit bevorderen, de welvaartsbureaucratie terugschroeven, de sociale uitkeringen verlagen en het geld teruggeven aan wie het toekomt: de consument. Zo kunnen we de Amerikaanse rijkdom nabootsen. Amerikanen weten immers hoe ze een economie kunnen aanzwengelen.’ Dat zou ik durven te betwijfelen.

Als je een economie beoordeelt niet alleen aan de hand van het bruto binnenlands product maar ook van de levenskwaliteit die ze voortbrengt, dan heeft Europa de VS in de jaren negentig zeker ingehaald. Kijk naar de gezondheidszorg, het onderwijs… Amerika heeft misschien wel de beste master-opleidingen ter wereld, maar het niveau van de lagere en middelbare scholen ligt vaak lager dan dat in de vijftien oude lidstaten van de EU. De gezondheidszorg in Europa is over het algemeen veel beter, en ondanks het hoge aantal rokers leven de Europeanen ook een jaar langer dan de Amerikanen. De lakmoesproef ten slotte is de kindersterfte. De VS staan op de 27e plaats in de lijst van geïndustrialiseerde landen – slechts enkele ontwikkelde landen doen het nog minder goed. Het wijst op een grote armoede in Amerika.

Of neem de vrije tijd als maatstaf voor de levenskwaliteit: Amerikanen nemen gemiddeld twee weken per jaar vrij, zonder dat het wettelijk geregeld is. Europeanen hebben doorgaans recht op vier weken, wat wel wettelijk is vastgelegd. Hoe is het te verklaren dat de Europeanen zo sterk focussen op de levenskwaliteit? Zoiets kan in Amerika niet. Daar kun je dan wel weer als individu rijk worden door geld op te stapelen. En dat kan pas door het naleven van een zeer streng arbeidsethos.

Een ethos dat teruggaat op vroeger Europees gedachtegoed?

RIFKIN: Inderdaad. Aan de basis van het Amerikaanse arbeidsethos ligt een Europese stroming die later naar Amerika is uitgevoerd. Het gaat om het vroege modernisme: de tijd waarin de protestantse Reformatie en de Verlichting Europa in hun greep kregen. Een tijdperk ook waarin het concept van het privé-eigendom zich ontwikkelde, de grondslag gelegd werd voor het marktkapitalisme en de natiestaat werd gecreëerd. Maar terwijl de Europeanen steeds minder religieus werden, groeiden de Amerikanen uit tot de grootste calvinisten ooit.

De religie blijft in de Amerikaanse maatschappij een doorslaggevende rol spelen?

RIFKIN: Je merkt het dagelijks aan de uitspraken van politici, sportlui, acteurs en andere beroemdheden in de media. Op de vraag ‘Waaraan hebt u uw succes te danken?’ volgt steevast het antwoord: ‘Aan Jezus Christus, mijn God.’

De Amerikanen zien zichzelf trouwens als een uitverkoren volk. Ze zijn dan ook zeer patriottistisch. Hun identiteit is gevormd door God en door hun land. Bijgevolg moet hun land ook met sterke militaire hand verdedigd worden. De Amerikaanse droom is verbonden met een sterke legermacht. De nieuwe Europese droom wil na duizend jaar van conflicten, twee wereldoorlogen, en een holocaust precies het tegenovergestelde. De Europeanen willen de wapens neerleggen, elkaar vertrouwen en in vrede samenwerken.

Het project van de Europese Unie is zeker verdedigbaar. Maar het blijft een feit dat we ons de Europese welvaartsstaat niet langer kunnen veroorloven.

RIFKIN: Europeanen staren zich blind op het Amerikaanse economische model, maar ik wil erop wijzen dat het succes van Amerika na de recessie van 1989-1992 níét is voortgevloeid uit de structurele hervormingen die Bill Clinton na de regering-Reagan heeft doorgevoerd. Het heeft dus weinig zin voor Europa om die maatregelen na te apen. Het is niet de verlaging van de sociale uitkeringen, noch de flexibele arbeidspolitiek noch de belastingverlagingen die de economie hebben aangetrokken.

Wat ons écht uit de recessie heeft gehaald, zijn de kredietkaarten. Begin jaren negentig ging het hele land massaal op krediet inkopen, en dat doen we trouwens nog steeds. Dát heeft de economie aangezwengeld, de productie opgetrokken en nieuwe banen gecreëerd. Maar tegelijk heeft het een daling van de gezinsspaarquote uitgelokt: van 8 procent naar bijna 0 procent in 2000. Daarnaast hebben veel eigenaars van woningen nog eens de leningen van hun huizen geherfinancierd met lage intresten. President Bush heeft daarbovenop nog een paar belastingverlagingen doorgevoerd. Het gevolg: we hebben meer geld op zak, maar het begrotingstekort heeft een historisch hoogtepunt bereikt. Het Internationaal Monetair Fonds heeft zich daarover al zeer bezorgd getoond. Het waarschuwde in een rapport dat die situatie de financiële stabiliteit van de wereldeconomie kan bedreigen, als er niets ondernomen wordt.

De Amerikaanse economie davert op haar grondvesten?

RIFKIN: Je kunt je dus de vraag stellen of je als Europese Unie vandaag het Amerikaanse economische model wel moet volgen. Voor mij ligt het antwoord in de verhouding van de dollar en de euro. Toen de euro geïntroduceerd werd, zeiden mijn Amerikaanse collega’s: over zes maanden is het toiletpapier. Dat was niet zo, de euro is vandaag zelfs sterker dan de dollar. Bovendien wensen investeerders ook niet te beleggen in de dollar, omdat hun vertrouwen in de Amerikaanse economie is weggeebd. Ze vrezen dat de dollar nog meer zal ontwaarden.

Het failliet van de Amerikaanse droom.

RIFKIN: Inderdaad. En voor een deel is dat het gevolg van de gigantische invloed van de bedrijven: op de media, op de politiek, op de verdeling van de macht in het algemeen.

Hoe konden ze zo invloedrijk worden? Veel heeft te maken met het ondermijnen van de macht van de vakbonden. Dat begon al in de late jaren zestig. Toen vormden de vakbonden nog een evenwicht met het management. Bedrijfsleiders streven naar zoveel mogelijk winst, en dus willen ze de arbeidskosten zo laag mogelijk houden. Maar ze vergeten dat de arbeiders ook consumenten zijn en spaarders die investeren in de aandelenmarkten. En dus moeten ze over voldoende geld beschikken. Als tegenwicht van het management keken de vakbonden daar lange tijd op toe.

Maar er kwam veel reactie op de werking van de vakbonden. Bedrijven trokken bijvoorbeeld weg uit de noordelijke steden, waar de vakbonden sterk stonden. Een symbolisch moment was de beruchte ingreep van Ronald Reagan toen er gestaakt werd in de luchtvaartsector: hij ontsloeg álle luchtverkeersleiders. Dat was een duidelijk signaal dat de macht van de vakbonden zou worden beknot. De vakbonden hebben inderdaad veel macht verloren, en de bedrijven zijn steeds invloedrijker geworden. Maar het evenwicht is verstoord.

Zeker, het kapitalisme en de markteconomie zijn ongelofelijke katalysatoren voor innovatie – socialistische geleide economieën zijn dat niet. Maar managers en bedrijfsleiders kunnen de vruchten van de arbeid niet herverdelen, want zij willen zoveel mogelijk winst maken en dus de arbeidskosten verminderen. Daarom zijn vakbondsorganisaties een absolute noodzaak om de economie in evenwicht te houden. Vandaag is dat evenwicht verstoord en de welvaart neemt af. De kloof tussen rijk en arm neemt toe. Op termijn kan dat zelfs het kapitalistische systeem bedreigen.

Europa zal dezelfde weg opgaan?

RIFKIN: We kunnen dezelfde evolutie vandaag al voor een deel ook in Europa vaststellen. Wat valt er dan nog te doen? De oplossing ligt in Europa zelf. Het is de integratie van de Europese infrastructuur: een eengemaakte energiemarkt, een eengemaakte transportmarkt, eengemaakte regels voor de handel. Tegen 2020 kan Europa op die manier de dominante economie van de wereld worden. Voorwaarde is dan wel dat de nationale politici niet langer de omgekeerde koers varen, dat ze hun eigen natiestaat niet telkens weer proberen voor te trekken. Want wat zal het meest welvaart opleveren: de terugkeer naar de grenzen van de eigen natiestaat? België? Luxemburg? Duitsland? Of een opening naar de potentieel belangrijkste handelszone van de hele wereld? De Europese politieke leiders van vandaag zijn helaas geen visionairs. Het lot van de Europeanen ligt in de Europese Unie, en daar alléén!

Niemand schijnt het te beseffen, maar de Europese Unie is een uitzonderlijk sociaal en politiek experiment. Voor het eerst in de geschiedenis wordt een unie opgericht die niet uitgaat van een overwinning, maar van een nederlaag. Het is het eerste laboratoriumexperiment ter wereld dat een globaal Europees bewustzijn wil creëren. Als het mislukt, wordt het alvast een belangrijke voetnoot in de geschiedenis.

Door Ingrid Van Daele

‘Op Mexico en Rusland na is de inkomensongelijkheid in geen enkel geïndustrialiseerd land zo groot als in de VS.’

‘Tegen 2020 kan Europa de dominante economie van de wereld worden.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content