Frédéric Chopin stierf 150 jaar geleden. Aan de piano kon hij de diepste roerselen van zijn romantische muzikantenziel kwijt.

Parijs, Place Vendôme nr. 12, honderdvijftig jaar geleden. In de vroege ochtend van 17 oktober 1849 overleed daar op 39-jarige leeftijd de beroemde componist Frédéric Chopin, gezalfd met het sacrament van de zieken. De klok sloeg twee. Aan zijn sterfbed stonden al zijn dierbare vrienden, behalve de vrouw van wie hij zoveel gehouden had: George Sand. Ze had het te druk.

Hij was een slanke, sierlijke, gecultiveerde man, zo beschrijft Harold C. Schönberg hem. Een heel fragiel type. Met zijn 1.70 meter woog hij amper vijftig kilo. Zijn gelaatskleur was glazig wit als porselein. Heel opvallend waren zijn mooie handen, waar alle vrouwen verliefd op waren, en zijn karakteristieke neus. “Ik heb eigenlijk maar twee gebreken: een te grote neus en een wat zwakke vierde vinger”, zei hijzelf. Hij was een societyfiguur die zich bij voorkeur in hogere kringen bewoog. Daar zagen ze hem graag, want hij was onderlegd, kende de etiquette en kon geestig zijn. Hij verdiende hopen geld, gaf het gemakkelijk uit, en klaagde altijd dat hij niet genoeg had. “Hoe zou ik rijk kunnen worden? Een koets en witte handschoenen kosten een pak geld.”

Dergelijke statussymbolen had hij nodig, zoals nu sommige bezitters van Jaguar of BMW. Kleden deed hij zich naar de laatste mode, urbaan, elegant en verfijnd. Beroemd was hij al tijdens zijn leven. Beroemd zou hij blijven. En geliefd. Van alle vroegromantische componisten werd hij de populairste en dat voor eeuwig. Op de hitlijst van de bij de grote massa meest bekende toondichters staat hij met Vivaldi, Bach, Haydn, Mozart, Beethoven en Schubert bij de top zeven. In het Guinness Book of Records prijkt hij als de enige grote componist bij wie in alle composities de piano aanwezig is. Aan de piano kon hij de diepste roerselen van zijn romantische muzikantenziel kwijt. Daar dialogeerde hij mee, daaraan vertrouwde hij zijn intiemste gevoelens toe. Zijn briljante stijl barst van sterke zelfexpressie, creatieve rijkdom en nuanceringsvermogen. Hij is een fenomeen dat zijns gelijke niet kent, noch in de pianoliteratuur, noch in de muziekgeschiedenis in het algemeen.

PRELUDE

1999 is gezien Chopins sterfdatum van 17 oktober 1849 een Chopinjaar. Zo wil het gebruik het nu eenmaal met de herdenkingen van geboorte- of overlijdensdata van beroemde mensen. In zo’n jaar worden ze dan doorgaans speciaal in het zonnetje gezet. Het opvallende bij de populaire Chopin is, dat er in zijn jaar eigenlijk niet zo heel veel rond hem gebeurt. Goed, we hebben nu de extra inspanning van de Frederyk Chopinstichting – Vlaanderen in Gent, de Chopinherdenking op 16 en 17 oktober in Beringen, de concerten door het Symfonieorkest van Vlaanderen de voorbije weken, en Krystian Zimerman die met het Polish Festival Orchestra Brussel aan doet. Verder zijn er de programma’s van Radio3 de komende dagen, en op Canvas vorige zondag was er een Bach mag over Chopin. Van een wijdverspreide herdenking het hele jaar door zoals Chopin toekomt, is echter geen sprake.

Dat is ook pianist Luc Devos opgevallen. Hij is zelf een groot Chopinminnaar, -kenner en -vertolker. In ’83 behaalde hij de 1ste prijs op het Concours International Frédéric Chopin in Palma de Mallorca. U zag hem vorige zondag in Bach mag, hij zit in Componistenprofiel (Radio3, nog op 19/10 om 13u.30), en aanstaande zondag om 13u.10 kunt u hem horen in het panel van Het Eerste Oordeel (Radio3), waar het over Chopins ballades zal gaan.

Ik heb de indruk dat er een zekere schroom bestaat om Chopin op de affiche te zetten. En ook vind ik dat je door zogenoemde “kenners” wat uit de hoogte wordt bekeken als je veel van Chopin houdt.

Luc Devos: Er wordt hier inderdaad niet bijster veel aan de Chopinherdenking gedaan. Dat staat in schril contrast met het Mozartjaar 1991, dat al in ’90 begon en in ’92 eindigde, met al die tijd Mozart alom. Ik denk niet dat dit te wijten is aan een kwaliteitsverschil tussen Mozart en Chopin. Wellicht durven muziekliefhebbers sneller toegeven dat ze van Mozart houden en schamen ze zich een beetje dat ze ook Chopins muziek graag horen. Toegegeven: Chopin is niet direct zo’n geweldig intellectueel componist, maar ondanks de grote emotionaliteit zit zijn muziek compositorisch fantastisch in elkaar. Het is ook mogelijk dat er een zeker snobisme mee gepaard gaat: juist omdat zo ontzettend veel gewone mensen Chopins muziek mooi vinden, staat het chique om te beweren “Chopin? Voor mij niet!”.

Dat is in feite ook zo met Liszt. Beiden zijn zo enorm populair èn zo mythisch dat een elitaire reactie als vanzelfsprekend volgt.

Hield u zelf al vroeg van Chopin?

Devos: Als kleine jongen had ik drie passies: Mozart, Schubert en Chopin. Als elfjarige heb ik op de tv eens een stukje van Mozart moeten spelen. Ik was verkleed als Wolfgang en had een pruik op. In dat stukje moest ik een bepaalde noot met mijn neusje aanslaan zoals Mozart angeblich ook had gedaan. Heel leuk was dat en ik was erg fier op mijzelf. Schubert leerde ik kennen omdat mijn broers zijn liederen zongen en ik hen begeleidde. En ten slotte Chopin: ja, daar was ik helemaal gek van. Ik verslond alles wat ik over hem vond. Als ik een plaat kocht met Chopin door Artur Rubinstein, was het of ik een diamanten ring in handen kreeg. Het eerste stuk wat ikzelf speelde, was het derde Scherzo, eigenlijk direct een sprong in een tamelijk gevorderde Chopin. Mijn leraar, Jean Brouwers, vond dat best goed en bereidde mij er op voor met octaafoefeningen. Dat was heel intelligent van hem.”

POLONAISE EN MAZURKA

Frédéric Chopin werd geboren op 1 maart 1810 in Zelozowa-Wola, een dorpje in de buurt van Warschau. Zijn vader Nicolas Chopin was een Fransman, zijn moeder Justine Krzyzanowska Poolse. Frédérics muzikaal talent was te groot voor het Polen uit die dagen. De Kunst bloeide in het Westen. Over Wenen en Stuttgart belandde hij in 1831 in Parijs waar hij praktisch zijn hele verdere leven zou blijven, eenzaam, afgesneden van familie en vaderland vanwege de Russische invasie in Polen. Liszt schrijft in zijn Chopinstudie (1851): “Hij bracht zijn leven door in een vreemd land, dat voor hem nooit een nieuw vaderland werd. Hij bleef zijn verweesd Polen trouw”. Voor de Polen blijft hij hùn nationale held, maar de Fransen claimen hem als een Fransman. Dat verklaart ook waarom in Frankrijk dit jaar continu ruim aandacht aan hem wordt geschonken.

Maar hoe zit het met zijn muziek? Is die Frans of Pools getint?

Devos: De eerste werken die Chopin componeerde, waren polonaises. Daarna schreef hij heel veel mazurka’s. Beide muziekgenres zijn typisch Pools. Maar in vrijwel al zijn composities zie ik Poolse elementen. Van wat naar mijn gevoel Franse muziek is, ontdek ik geen invloed bij hem. Sommigen beweren dat hij een voorloper is van Debussy, maar dat is niet zo. Chopin heeft de harmonie niet vernieuwd: hij heeft ze enorm verrijkt, er meer kleur aan gegeven.”

ETUDES

Chopin heeft iets gepresteerd wat vóór hem niemand voor mogelijk had gehouden: van vingeroefeningen maakte hij prachtige muziek. Deze etudes waren muzikaal zo duidelijk dat sommige een bijnaam kregen zoals L’intimité, Tristesse, De storm of als bekendste De revolutie. Tot dan toe waren die gymnastiekoefeningen voor de vingers vreselijk saai spul.

Aan Czerny bijvoorbeeld heb ik persoonlijk niet zulke verheugende herinneringen.

Devos: Och, ikzelf vond de meest onbenullige etudes van Czerny die ik als kind speelde best leuk. Gewoon voor het fascinerende van het handwerk, het mechanisme. Een voordeel voor mij was dat ik dat allemaal onmiddellijk van buiten kende. Als ik zo’n etude speelde, stond voor mij een album van Kuifje of Astérix op de piano. Ik las ze al piano spelend. Zo hadden mijn ouders er een goed oog in. Maar wat Chopin betreft, bij hem zijn de etudes echte meesterwerken geworden, muzikaal zeer mooie composities. Dat was heel nieuw. Liszt volgde hem daarin in ongeveer dezelfde periode. Later deden het onder meer de Rus Skrjabin en de Zweed Stenhammar. Maar niemand heeft Chopin kunnen nadoen of overtreffen. Dat is zo met elke grote componist.”

Een etude als de zogenoemde “Revolutie-etude” is een echt bravourestuk, waar heel wat pianisten zwaar induiken. En Chopin zelf? Alle kritieken uit zijn tijd hebben het over diens “zwakke spel”.

Devos: Dat klopt. Wat niet wil zeggen dat hij dat zo bedoelde. Nee, hij kòn niet anders. De enkele keren dat hij zijn eerste pianoconcerto uitvoerde met orkest, klaagde hij er zelf over dat het publiek hem niet genoeg hoorde. Maar hij voegde eraan toe: “Ik kon niet meer geven”. Hij was gewoon te zwak van constitutie. De truc die hij dan tot het einde van zijn leven gebruikte, lag voor de hand: hij speelde de stille passages zo zacht dat de iets luidere toch luid klonken. Kwestie van de relativiteit van het volume.”

RUBATO

Mozart schreef in oktober 1777 aan zijn vader: Dass ich immer accurat im tact bleybe, über das verwundern sie sich alle. Das Tempo rubato in einem Adagio, dass die lincke hand nichts darum weiss, können sie gar nicht begreifen. Vrij vertaald is dat: “Met de linkerhand blijf ik strikt in de maat, terwijl mijn rechter vrij de melodie behandelt”. Niemand begreep hoe hij dat fikste. Ook Chopin had zo’n rubato dat iedereen verbaasde, maar niemand kon imiteren. Liszt beschrijft het als “bewogen tempo, onderbroken, een flexibele beweging, tegelijk streng en smachtend… Al zijn composities moeten in deze geaccentueerde en nauwkeurig uitgemeten swingende balans worden gespeeld”. Opvallend hier is het “nauwkeurig uitgemeten”: de preciesheid in het ritme. Wat dit betrof, was Chopin volgens zijn leerling Mikuli onverbiddelijk: altijd stond er een metronoom op de piano. Rubato mocht geen aanleiding zijn om “zich te laten gaan”.

Toch zijn er veel pianisten, vooral in het verleden, die wat dat rubato bij Chopin betreft vaak in de fout gaan.

Devos: Dat is inderdaad zo. Maar rubato moèt er zijn; het is en blijft een essentieel element bij Chopin. Het woord komt van het latijnse rubare, dat stelen betekent. Wat je gestolen hebt, moet je echter teruggeven, ofwel al op voorhand, ofwel daarna. Je zou dus het basisritme niet mogen aantasten, want anders wordt alles uiteengerukt en misvormd. Hoe Chopin het zelf deed? Ze zeggen dus dat zijn linkerhand volledig ritmisch bleef en zijn rechterhand lichtjes vrij. Ik heb het al geprobeerd voor mezelf, maar het werkt niet. Ik heb het ook nooit iemand echt horen doen. Artur Rubinstein benaderde het wellicht nog het dichtst. Daarom verweten ze hem in zijn jeugd dat hij droog en koel speelde. In feite zat hij volkomen in de roos, want dat werd van Chopin ook gezegd, die eveneens een klein, nauwelijks merkbaar rubato inbouwde. Ongeveer zoals Mozart het gedaan moet hebben.

Mozart was een groot voorbeeld voor hem.

Devos: Chopins eerste leraar tot en met zijn twaalfde jaar was Alexandre Zwyny, een oude heer, een man uit Mozarts tijd, die hem uitsluitend Bach en Mozart liet spelen. Chopin is dat zijn leven lang niet vergeten.

Ik zou graag als besluit nog iets over de “mens” Chopin willen zeggen. Iets dat enorm belang heeft in zijn muziek, namelijk dat hij de laatste vijftien jaar van zijn leven, vanaf zijn 25ste ongeveer, constant geleden heeft. Zijn leven was één lijdensweg geworden door de ziekte van de vorige eeuw: tuberculose. Desondanks hield die man zich almaar overeind en speelde en componeerde hij, hoeveel moeite het hem ook kostte. Moeilijk in zijn leven is ook zijn relatie met vrouwen geweest. Hij was eigenlijk timide, bang ook om zich te engageren. Hij wou altijd van alles honderd procent zeker zijn. Tijdens de jaren met George Sand ging dat iets beter. Zij was dan ook een ondernemende vrouw. Maar die relatie liep stuk in 1847. Toen had Chopin geen houvast meer.”

REQUIEM AETERNAM

Op 30 oktober 1849, twee weken na het overlijden, werd Chopins lichaam in Parijs ter aarde besteld, behalve zijn hart dat – zoals hij zelf vlak voor zijn dood had gevraagd – naar Warschau werd overgebracht en ingemetseld in een pilaar van de Heilige Kruiskerk aldaar.

De uitvaart vond plaats in de Madeleine, in aanwezigheid van drieduizend personen. Volgens de laatste wens van de componist zong het koor het Requiem van Mozart. De Franse schrijver en kunstcriticus Théophile Gautier berichtte over dit afscheid in La Presse: “Om twaalf uur verschenen de dragers met de lijkkist aan de ingang van de kerk. Op dat ogenblik weerklonk vanaf het koor de alle Chopinbewonderaars zo bekende treurmars, speciaal voor deze droevige gelegenheid georkestreerd. Daarna werd het Requiem ingezet. Het was of de geest van Mozart, die zelf op amper 35-jarige leeftijd stierf, over deze hem zo innig verwante ziel kwam zweven. […] Na de dienst volgden alle grote Parijse kunstenaars de lijkwagen naar het kerkhof Père-Lachaise. De tippen van het doek over de kist werden vastgehouden door de heren Meyerbeer, Delacroix, Franchomme en Pleyel. Chopins stoffelijke resten werden bijgezet vlak bij het graf van Cherubini. Rust in vrede, grote ziel, edele kunstenaar!”

Fons De Haas

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content