Zijn vader is een maniak. Elk weekend vindt hij wel iets waar in die tijd van het jaar op gejaagd mag worden. En dan is hij niet meer te houden. Christophe kan zich nog goed die eerste keer herinneren dat zijn vader hem meenam om te gaan jagen. Hij was nog geen drie. Nu heeft hij zelf kinderen van die leeftijd. De ene heet Henry, de andere Julien. En bij de Casteleins zijn tradities er om gerespecteerd te worden. De geweren voor de jongens liggen al klaar.

Vader huurt twee jachtdomeinen, een in Nederland en een in België, respectievelijk tweehonderd en vijfhonderd hectare groot. Maar er is steeds minder beschikbare grond. Christophe beseft dat het jagen vroeg of laat helemaal verboden zal worden. De pret is er zo langzamerhand wel af. Altijd komen er maar nieuwe normen, de ene al wat dwazer dan de andere. Je mag niet dit en je mag niet dat. In Nederland mag je nu, bijvoorbeeld, geen eenden meer schieten met patronen die lood bevatten. Het lood is door ersatz vervangen. Maar dat materiaal is heel wat minder efficiënt. In plaats van dood neer te vallen, vliegen de eenden nu gewond verder. Hun lijden wordt alleen maar vergroot. En natuurlijk krijgt hij het ook op zijn heupen van de mensen die hem een halve moordenaar noemen : ?Met vegetariërs wil ik praten, maar al die anderen die mij de les komen spellen, en ondertussen nog gauw in de supermarkt een kip kopen uit zo’n gruwelijke legbatterij, wat hebben die mensen mij in godsnaam te vertellen ! Het boeiende aan het jagen is trouwens juist dat ecologische denken : je waakt over een domein, waar vooral de schadelijke dieren moeten worden verwijderd. Je schiet niet zomaar dieren. Je volgt ze, en je kent ze door en door.”

Voor Christophe was studeren, dus ook dat verplichte jacht-examen, een fluitje van een cent. Met zijn vrouw Valérie en zijn twee zoontjes woont hij in een prachtig landhuisje in de dorpskom van Sint-Gillis-Waas, vlakbij het jachtdomein van zijn vader. Daar denken nogal wat winkeliers dat ze uit Frankrijk zijn geïmmigreerd. Want de families van Valérie en Christophe hebben alvast die ene traditie gemeen : de kinderen gingen naar een Nederlandstalige school, maar thuis werd uitsluitend Frans gesproken. En waarom zou zo een traditie dan worden omgegooid ? Moeiteloos huppelt het echtpaar van de ene taal naar de andere, terwijl we ons met de kinderen neervlijen in een salon dat rijkelijk versierd is met jachttaferelen. Tegen de kinderen wordt Frans gesproken, tegen ons Nederlands. En het Nederlands is vlekkeloos. Maar : altijd blijft dat gevoel van in een aparte wereld te leven. In het leger en aan de universiteit speelde Christophe verstoppertje. ?Ik camoufleerde mijn Franse tongval door een nog zwaarder Antwerps accent.” Dat bleek geen overbodige voorzorg. Hij heeft professoren gehad die hardop zegden dat anderstaligen niet welkom waren. Zijn korporaal in het leger had een afbeelding van de IJzertoren in zijn kamer hangen. Maar echte problemen heeft Christophe nooit gehad. Alleen weten ze op zijn werk niet zo best op welke taalrol ze hem moeten plaatsen. En de gewestvorming heeft ook wel enige invloed op zijn jachtgewoontes. Vroeger moest hij één bijdrage aan de Belgische staat betalen. Nu zijn het er twee. Gevolg : de Casteleins jagen enkel nog in Vlaanderen. Zij het dan in het Frans.

M.B.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content