De tweede roman van de Bask Bernardo Atxaga, “De man alleen”, is een politieke mijmering over de revolutie in Baskenland.

TOEN Bernardo Atxaga beroemd werd in Europa met zijn eerste roman voor volwassenen, “Obabakoak” (verhalen uit een klein dorp in Baskenland aan gene zijde van de Pyreneeën, genaamd Obaba), beloofde hij min of meer dat zijn volgende boek écht voor volwassenen zou zijn. Want dat zou over de revolutie gaan. Hoe zich immers een Baskische schrijver voorstellen, zelfs een schrijver van kinderboeken of een dichter zoals Bernardo Atxaga, die géén boek over de revolutie zou geschreven hebben ? En Atxaga, die zo mooi kon vertellen over zijn Baskenland dat in zijn verhalen voorkwam als een eiland, als een rots, een bos met dieren erin, een dorp met een schrijver erin, een familie met een socialist… Atxaga begon onmiddellijk uit te weiden over twee broers, de ene in de gevangenis en de andere erbuiten, die brieven naar elkaar schreven en hoe ontzet hij bij het herlezen van die brieven, jaren later, soms was. Zo weinig hadden die brieven met de werkelijkheid te maken. Zo waanzinnig waren de projekten waarvoor men in de gevangenis ging zitten, trots, met plezier bijna.

Dat boek over de revolutie is er nu, het heet “De man alleen”. Het is vertaald uit het Spaans, omdat Atxaga het waarschijnlijk in het Baskisch geschreven heeft en daarna zelf in het Spaans gezet. Het speelt zich af in de heuvels, enkele kilometers van Barcelona, en het is jong en fris, helemaal niet klam en doorrookt zoals dergelijke romans wel eens durven zijn. En het is voor volwassenen, want het gaat over de revolutie als fata morgana, als dure hersenschim in vergelijking met, bijvoorbeeld, voetbal als goedkope hersenschim.

ONRUST.

Ik zeg “voetbal”, want het begint zo : “De man die iedereen kende als Carlos wist dat de bevroren zee waar hij over uitkeek niets anders was dan een droombeeld dat geleidelijk vervaagde en hij wist ook doordat een van de stemmen van zijn geweten hem eraan herinnerde dat hij op moest staan van de bank waar hij op lag en zo snel mogelijk naar de grote zaal van het hotel gaan om daar naar de voetbalwedstrijd te kijken die om negen uur die dag, 28 juni 1982, zou worden gespeeld door de nationale elftallen van Polen en België. “

Carlos is niet zijn echte naam die naam is achtergebleven in het dorp Obaba en van zijn vak is hij bakker en gewezen terrorist. Natuurlijk noemt hij zich niet zo, de politie noemt hem zo. In zijn eigen ogen was hij lid regionaal verantwoordelijke zelfs van “de organizatie”. Zijn vrienden, met wie hij het hotel uitbaat, waren dat ook. Toen generaal Franco gestorven was en zij uit de gevangenis kwamen en er amnestie kwam voor de politieke gevangenen in Spanje, hadden zij met spaarcenten en de opbrengst van enkele laatste bankovervallen als startkapitaal het hotel gekocht en waren aan een nieuw leven begonnen. Een nieuw leven waar Carlos gelukkig mee lijkt, al doet hij wat raar. Te lang in de gevangenis gezeten, te intelligent, een te slecht geweten.

Hoe dan ook, zijn de kameraden met de revolutie gestopt, de organizatie is er, zoals wij weten, niet mee gestopt. Dus als het revolutionaire koppel Jon en Jone na enkele terroristische akties de politie op de hielen hebben en verborgen moeten worden, vraagt de organizatie de hulp van Carlos. En wie is Carlos dan, met zijn verborgen kelder onder de bakkerij, dat hij zou kunnen weigeren ?

Daarom is de zee bevroren en is Carlos onrustig, want in het hotel zit een komplete voetbalploeg Polen met trainer en tolk en rond het hotel zit de politie voor veiligheid te zorgen terwijl TV-ploegen en journalisten af en aan lopen. En in de kelder onder de bakkerij zitten Jon en Jone, ze blijven veel te lang en verraden zich. Van daar af kan alles alleen nog maar slecht aflopen.

MEDITATIE.

Want wat is de revolutie ? Op het eerste gezicht was de strijd van de “organizatie” in Spaans Baskenland geeneens een revolutie : het was, werd gezegd, een beweging voor autonomie of onafhankelijkheid. Of ook nog : het was een strijd voor demokratie en burgerrechten in een fascistische diktatuur. Maar eigenlijk, voor de militanten, de aktivisten, die van de gewapende strijd, was er geen echte twijfel en ging het wel degelijk om de revolutie, de echte, die van Lenin en van Rosa Luxemburg. Voor de man die bekend staat als Carlos, die het allemaal meegedaan heeft en die eruit gestapt is en sindsdien met stemmen in zijn hoofd rondloopt, is het een echt filozofisch probleem geworden.

Daarom is de kern van het boek niet zozeer de roman noir van de opgejaagde aktivisten, de politie, de meegesleepte veteraan, maar veel meer de konversatie over de revolutie, een meditatie in drie, vier stemmen als het ware, die de eigenlijke ruggegraat van het verhaal vormt.

Bernardo Atxaga heeft een hele reeks mooie ideeën over de revolutie in die meditatie gestoken. Hoe ze van een verstandige en in se vriendelijke man, door hem in het terrein van de Angst binnen te leiden, “een man alleen” kan maken, onder andere een man zonder familie en zonder vrienden die van niemand hulp moet verwachten dan, misschien, van de organizatie. Als het die organizatie zo uitkomt. En die zonder veel aarzelen de vrienden en broers die hij zou hebben, zou opofferen in de logika van de revolutie. En die daarom achteraf ook geen rust kan vinden.

Dit is maar één facet, een sinister facet. Er staan veel mooiere dingen in, van Rosa Luxemburg die in de gevangenis droomde van een jurk met galons. En nog veel meer. “De man alleen” is een politieke roman van een eigenlijk niet meer verwacht gehalte.

Sus van Elzen

Bernardo Atxaga, “De man alleen”, Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 328 blz., 739 fr.

Bernardo Atxaga : na de revolutie.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content