Met de tentoonstelling van boeddhistisch beeldhouwwerk uit China heeft het Etnografisch Museum in Antwerpen een heuse wereldprimeur.

In China werd het boeddhisme lang geleden door pelgrims uit India binnengesmokkeld. Aanvankelijk sloeg de nieuwe religie niet aan, maar later toch weer wel. Met als resultaat dat de belangrijkste en vaak mooiste concentraties van (monumentale) beeldhouwkunst in China boeddhistische plaatsen zijn. Zoals in Longmen, ‘de Drakenpoort’, een sacrale plek bij de centraal gelegen voormalige hoofdstad en nu provinciestad Luoyang, zes miljoen inwoners. Dat is het hart, en al kunnen smaken verschillen, daar zitten de mooiste en zuiverste boeddhabeelden van de wereld.

Vroeger was China gesloten, en Longmen een bijna mythische plek die door kunsthistorici bezocht was voor de Tweede Wereldoorlog. Nu is China open, en Longmen is een toeristisch centrum geworden voor boeddhisten uit heel Azië (vooral Japan). En of all places in Antwerpen slaagde een klein – en door Antwerpenaars miskend – museum erin een tentoonstelling in te richten met beelden uit Longmen. De Boeddha in de Drakenpoort, in het Etnografisch Museum op de Suikerrui, is een wonderlijke expositie rond de boeddha’s met de lange oren (in China staan lange oren voor wijsheid). Ze is het resultaat van nauwe samenwerking tussen een kunsthistorica, Nicole De Bisscop, en een gedreven museumconservator, Jan van Alphen, die met merkwaardige tentoonstellingen zijn voorheen bescheiden museum een internationaal cachet geeft. In dit geval met een wereldprimeur.

Het is een niet te grote tentoonstelling over de verschillende niveaus van het museum. Ze bevat redelijk grote beelden (de grootste, staande boeddha 2,5 meter hoog) en ook kleinere stukken, een afgietsel van een heiligenprocessie in een grot – bijzonder expressief en indrukwekkend – en tot tranen bewegende inscripties over verdriet en verloren geliefden. Het is een tentoonstelling die in verschillende snelheden doorlopen kan worden. Eén keer voor de nieuwsgierigen, die alleen naar de beelden kijken, één keer voor een lange namiddag om naar de ‘wrijfdrukken’ te kijken, afdrukken in wit en zwart van processies, reliëfs en hele grotwanden die hier voor het eerst buiten China te zien zijn. En één keer om, traag, op een bijna boeddhistische manier, gelukkig te zijn.

Het idee voor de tentoonstelling is aangedragen door Nicole De Bisscop, een Gentse kunsthistorica die in Chinese kunst gespecialiseerd is, en die de directeuren in Longmen, dr. Liu Jinglong en Wang Xiu, persoonlijk kende. Jan van Alphen wilde het risico wel nemen, en samen gingen ze naar Longmen, waar het mogelijk bleek een tentoonstelling te organiseren van stukken die gingen van enkele centimeter tot 2,5 meter hoog. De tentoonstelling die er nu staat, tot stand gekomen min of meer in concurrentie met het Metropolitan Museum in New York, moet van Antwerpen naar Japan en Singapore gaan, en dan naar de VS.

Oorspronkelijk zouden de stukken per schip vanuit Shanghai naar Antwerpen varen – gesponsord door een transportfirma – tot de Chinezen een wet ontdekten die bepaalde dat zulke stukken niet langer dan vijf dagen op een schip mogen. Dus moest de hele zwik per vliegtuig naar de Schelde. Met stukken tot anderhalve ton zwaar vertienvoudigde dat de prijs – en beperkte het ook de toegelaten grootte van de beelden. Zes kisten van zes meter bij vier bij twee meter, met onder andere een complete afgegoten grot erin die in de binnentuin van het museum had moeten komen, zijn in China moeten blijven. Daarbij bleek dat de Chinezen veel geld vroegen voor de ontleningen, zodat ook daarover weer onderhandeld moest worden. De Bisscop en Van Alphen wisten het vertrouwen van de aanvankelijk sceptische Chinezen te winnen en kregen na drie jaar werk de expositie in Antwerpen. Jan van Alphen: ‘Als ik nu nog geld had om de publiciteit te maken die dit soort tentoonstelling verdient – het budget was weer net groot genoeg om de kosten voor het maken van de tentoonstelling te dekken, maar er blijft niets over voor reclame – dan zou de zaak veel meer tot zijn recht komen.’

HET BEGIN VAN HET BEELD

Het verhaal begint wanneer het boeddhisme ‘ mahayana‘ geworden was, en vanuit het noorden van India naar Afghanistan ging, naar Centraal-Azië, de zijderoute, en zo naar China. De voorstelling van de Boeddha is een aparte ontwikkeling, de eerste vijfhonderd jaar werd de Boeddha niet voorgesteld, tenzij met symbolen. Als het daarna toch gebeurde was dat onder invloed van de Kushana, voor de Chinezen barbaren uit het noorden. Turkssprekende stammenfamilies die in het begin van onze jaartelling in de streek van Gandhara, Bamyan en Taxila met hun Centraal-Aziatische en Chinese ideeën in contact kwamen met de hellenistische nazaten van Alexander de Grote.

Zij waren de eersten die van de Boeddha menselijke voorstellingen gingen maken en zich niet hielden aan het morele verbod op beelden van de Boeddha. Zo zijn de Gandhara-beelden in Taxila ontstaan. Onder invloed van de yaksha-figuur in India – die de oudste voorstelling is van ‘het goddelijke’- ontstond de Indische voorstelling van Boeddha’s en Jains, en later ook hindoegoden. De twee samen geven de eerste voorstellingen van de Boeddha.

De Chinese boeddhabeelden zijn vooral geïnspireerd door die beelden uit Gandhara, op de zijderoute. Omdat de weerstand tegen boeddhisme in China groot was – vanwege confucianisme en taoïsme – was het eigenlijk wachten op weer een niet-Chinese heersersdynastie vooraleer het in China goed ingeburgerd kon raken, in dit geval de ‘Noordelijke Wei’. Die zaten een tijdlang in Datong, in het noorden van China, maar verplaatsten dan hun hoofdstad naar Luoyang, een plek die duizend jaar tevoren ook al hoofdstad was geweest. Daar kwam de echte Wei-stijl tot ontwikkeling, elegant, met watervallen van plooien, met de Boeddha met het vingertje tegen zijn wang. Heel on-Indisch, een voorstelling die slaat op een verhaal dat in China een aparte legende geworden is: van de jonge Boeddha die gaat kijken naar de oogst op het land en getroffen wordt door het leed van al de dieren die daarbij het leven laten, de vogels die de wormen oppikken, en gaat nadenken over de fragiliteit van het bestaan. In feite probeerden de Wei via het boeddhisme erkenning te krijgen in China. Dat is later nog meer voorgekomen. Maar onder de Tang-dynastie heeft het boeddhisme goed wortel geschoten en Longmen speelt daar een belangrijke rol. Waarschijnlijk kan men Longmen beschouwen als de plek waar het beeld van de Boeddha ontwikkeld werd. Daar ziet men figuren uit de verschillende perioden, beelden met kleren op z’n Weis, andere met Centraal-Aziatische kleding, latere beelden met ‘Gupta’-invloeden, uit de modellen die de pelgrims uit India meebrachten… Een hele reeks evoluties legde de weg af uit India, via Centraal-Azië naar China.

BOEDDHA WAS EERST

Zo is de boeddhistische beeldhouwkunst geen afgeleide van de hindoeïstische, zoals men zou kunnen denken, maar omgekeerd. De oudste bekende beelden, met een paar uitzonderingen, dateren van de eerste eeuw na Christus en zijn boeddhistisch. De hindoeïstische volgen later. Beeldhouwkunst bestond in India uiteraard al, maar stelde geen goden voor. Wel randfiguren zoals de Yaksha. Maar opeens krijgen die figuren in de eerste eeuw het uiterlijk van een grote nobele man, die best de Boeddha kan zijn, en er komen voorstellingen van Shiva en Vishnu met attributen en kenmerken die later alleen voor de Boeddha gebruikt worden – en later worden dan Shiva- en Vishnu-kenmerken ontwikkeld. Terwijl in de boeddhistische kunst die hellenistische invloed nog bestaat. Zodat de iconografie van het hindoeïsme voortborduurt op de boeddhistische, die dan al vaststaat en die zelf misschien teruggaat op een iconografie die al oud was, zoals dat ‘niet vrezen’-handgebaar en waterkruiken als verbinding met de natuurelementen.

Is de ontwikkeling van de boeddhistische sculptuur dan geïnspireerd door de hellenistische? Niet in India, zegt Van Alphen. Of ten dele in India, maar beïnvloed door de Kushana, die wellicht atheïsten of sjamanisten waren. Neem de klassieke ‘gupta’-voorstelling – dat is de periode van de derde tot de zesde eeuw waarin alles vastgelegd en gecanoniseerd wordt – daar zie je heel duidelijk ook Griekse invloeden in, bijvoorbeeld het nauwsluitende kleed dat de lichaamsvormen toont, met de plooien die daar nog in vallen. Maar dan zeggen dat de Indische kunst ontstaan is op basis van de hellenistische kunst, dat is een beetje te ver gaan. Want die Indische kunst was er al, dat zie je elders, in India, heel duidelijk.

Zo is het kleed dat over één schouder valt heel typisch Indisch. De Chinezen zijn al gauw een hemd gaan maken dat dichtknoopt onder het kleed, en een stola die beide schouders bedekt – het is koud in China, en al gauw kreeg de Boeddha daar driedelige gewaden en een onderhemd aan.

De zijderoute heeft een belangrijke rol gespeeld. Voor ons is dat een romantisch begrip uit de negentiende eeuw, maar die route was daar al heel lang. Men heeft al Chinese en Indische voorwerpen gevonden in Egypte van duizend jaar voor Christus. Maar men deed dat in stukjes, natuurlijk. Eerst de Venetianen zijn zo gek geweest – Marco Polo – om zelf heel de weg af te leggen. Het jodendom, het manicheïsme, de islam later, zitten allemaal op die route, het boeddhisme heeft zich daar wellicht ook tegen moeten weren, en alle middelen moeten gebruiken om erkenning te vinden. Lokale gebruiken overnemen, goden inpassen… Het zit allemaal logisch aan elkaar vast.

Het belang van de weg: de pelgrims uit China die niet over de bergen konden en er dus omheen moesten gaan. Via bijvoorbeeld Bamyan in Afghanistan. Zo zijn er heel wat plaatsen op de zijderoute. Van India naar Taxila ging het over de Bolanpas of over de Khyberpas naar Afghanistan om in de Hindoe Kush te geraken, dan kon het via de zijvalleien van de Indus door naar Centraal-Azië. Ze moesten langs het gebergte om, naar de Taklamakanwoestijn, waar weer twee mogelijke routes lagen, noordelijk of zuidelijk langs Kashgar of Turfan. En zo naar centraal China. Door dat vermijden van het hooggebergte, zijn Tibet en noordelijk Nepal eerst in de achtste eeuw door het boeddhisme aangestoken, onder druk van de islam. Anderzijds ging een andere route per schip met Pala en Chola-kunst, uit Bengalen of Zuid-India langs Sri Lanka naar Birma, Maleisië, tot een stuk in Zuid-China. Maar voor Longmen was de zijderoute van wezenlijk belang.

BAMYAN

De Bamyan-boeddha’s waren in Gandhara-stijl. Dat waren de voorbeelden op een kruispunt waar iedereen langs moest, hun invloed was onvermijdelijk. Die stijl zit ook in Longmen – in de tentoonstelling een staande boeddha waar de Gandhara-stijl van afdruipt. Pas in de Tang-dynastie komt de Gupta-stijl daar overheen, omdat toen de pelgrims, als Xuanzang, met schatten en modellen beladen uit India terugkwamen en men onder invloed daarvan ging werken. De Bamyan-stijl is dan ook terug te vinden in de grotten van Datong in een hele periode.

Jan van Alphen: ‘Die Bamyan-beelden waren toch wel enorm indrukwekkend, en wat die Taliban daar nu aangevangen hebben… Er is natuurlijk veel iconoclasme geweest in het verleden. Alexander heeft ook Persepolis verwoest, maar in dit geval was er niet direct een aanleiding: er was geen wraaktocht nodig, het was gewoon een opwelling van fanatisme. Zoals ze zoveel dingen doen, ook tegen hun vrouwen. Het meest perverse vind ik dat ze dan wel tien vrachtwagens met brokstukken naar Pakistan gereden hebben om de antiquairs te bevoorraden voor veel geld. Als je dan nog respect zou kunnen hebben voor de religieuze idee erachter, dat afgodsbeelden maar weg moeten, maar dat ze dan het aanbod van het Metropolitan Museum weigeren om de dingen in hun geheel te kopen, en wél de brokken aan islamitische antiquairs verkopen… Daar kan ik geen respect voor opbrengen. Dit is totaal zinloos. Weinig islamitische landen zullen daarvan gediend zijn. Ondertussen is het zeker zo erg dat de goed driehonderd Gandhara-stukken die toch nog alles overleefd hadden in het museum van Kaboel, nu ook allemaal stukgeschoten zijn. Vorig jaar hebben wij nog met curators actie gevoerd tegen de massale uitverkoop van Gandhara-stukken. Waren ze maar verkocht!’

Wat is het belang van Longmen? Met Datong is het een van de belangrijkste plaatsen voor boeddhistische sculptuur. En misschien dé belangrijkste plek voor de ontwikkeling van het boeddhisme. In de vijfhonderd jaar dat het daar zat is er een enorme evolutie geweest, zowel qua godsdienst als in de boeddhistische kunst. En dat is allemaal te zien in Longmen. Een evolutie van de vijfde tot de tiende eeuw, en men ziet daar de Indische Boeddha een puur Chinese Boeddha worden, met alle Chinese gelaatstrekken en kledij. In Longmen zijn ook keizerlijke grotten uitgehakt, wat de andere sites niet hadden aangezien de Chinese keizers haast nooit echt boeddhisten waren, en anderzijds werd de plek door de Chinezen ook ervaren als een oord van heiligheid. Veel Chinezen wilden daar begraven worden ook al waren ze confucianist – in China en Japan is men een beetje van alles – omdat dit de beste plaats was om lang te blijven. Vandaar een massa van 28.000 gedateerde opschriften, levensbeschrijvingen, opdrachten, vaak zeer ontroerend, die van Longmen een bibliotheek op zichzelf maken. De site zelf is een kilometer lang, met enerzijds een spectaculaire boeddha van 17 meter hoog, en anderzijds duizenden grotten en grotjes.

En van zowat alles zijn ‘wrijfprenten’ gemaakt. Volgens een oude Chinese techniek: de steen in de inkt gezet, daar papier op gedrukt en dan getamponneerd – een procédé dat nu verboden is omdat de inkt de steen beschadigt – het prototype van steendruk. Alle 2350 grotten van Longmen zijn op die manier afgedrukt en gearchiveerd voor er fotografie was, in reliëf. Enkele van die heel fragiele archiefstukken zijn op de tentoonstelling te zien.

‘De Boeddha in de Drakenpoort’, in het Etnografisch Museum, Suikerrui 19, 2000 Antwerpen, tot 27 juni. Open van 10 tot 17 uur, maandag gesloten. De zeer kundig samengestelde catalogus (Nederlands of Engels) kost 1200 frank (30 ?).

Sus van Elzen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content