‘Ik heb bange uren gekend’, geeft de Wetterse burgemeester Alain Pardaen toe. Toen bleek dat er na de treinramp in zijn gemeente toch giftig bluswater in de riolering was terechtgekomen, sloeg de schrik hem om het hart. Een zwaar onweer op woensdag bleek uiteindelijk een geschenk uit de hemel. ‘Met dank aan de bisschop. Schrijft u dat zo maar op.’

De burgemeester duwt de zware deur van het gemeentehuis open, gaat ons voor door de imposante gang en stapt voor het eerst in een week zijn kantoor binnen. Na het ongeluk met een giftrein was het politieke leven in Wetteren compleet stilgevallen. Op zijn bureau liggen stapels ongeopende post, de vergadertafel staat vol gebruikte koffiekoppen die niemand is komen afruimen. Een spookgemeentehuis in een spookgemeente, waar de scholen een week lang dicht waren, haast 2000 bewoners werden geëvacueerd, en een groot stuk van de overblijvers op eigen initiatief is vertrokken. Ook een week na de ramp ligt het centrum van Wetteren er nog doods en verlaten bij.

Alain Pardaen heeft helse dagen achter de rug. Hij was de klok rond in de weer. Eerst vanuit een crisiscentrum in Wetteren, en toen dat ook binnen de gevarenzone kwam te liggen, vanuit een crisiscentrum in buurdorp Wichelen.

Terugkijkend op de voorbije dagen weet hij soms niet meer wat er op welk moment is gebeurd. Maar hij weet wel nog heel precies hoe zijn crisisweek begon. ‘Om 1.56 uur, in de nacht van zaterdag 4 mei, is een goederentrein het station van Schellebelle gepasseerd. Het ongeluk, veroorzaakt door overdreven snelheid, moet twee minuten later plaatsgevonden hebben’, vertelt hij, terwijl hij vermoeid aan zijn grote vergadertafel gaat zitten. ‘Gelukkig zijn de wagons uit de sporen geraakt ter hoogte van de tunnel onder de spoorweg in de Victor Van Sandelaan, die door veel weiland is omgeven. Ik mag er niet aan denken wat er gebeurd zou zijn als het een paar honderd meter verderop fout was gegaan. Dan was de trein pal in het centrum van Wetteren ontspoord, en zouden de wagons met hun giftige lading tegen de woningen zijn gebotst. Dat had een regelrecht inferno kunnen veroorzaken.’

Van de ontspoorde wagons waren er twee gevuld met de chemische stof acrylonitril. Die hebben onmiddellijk vuur gevat. In een derde wagon zat het ontvlambare gas butadieen. Eén man overleed in zijn woning door het inademen van giftige dampen, veroorzaakt door toxisch bluswater dat in de riolering was terechtgekomen.

De overgrote meerderheid van de geëvacueerde Wetteraars is vandaag weer thuis, behalve de 47 mensen die de pech hadden net naast de plaats van het ongeluk te wonen – zij kunnen ten vroegste op 18 mei terug.

Er kwam de afgelopen week bakken kritiek op het beheer van de ramp. Vooral de gouverneur van Oost-Vlaanderen en coördinator van het rampenplan Jan Briers moest het ontgelden. Maar ook de burgemeesters van Wetteren en buurdorp Wichelen deelden in de klappen. Zijn politici en politiek benoemde gezagsdragers wel beslagen genoeg om efficiënt een ramp te bestrijden? Een grondige evaluatie zal daarover duidelijkheid moeten brengen. Maar het heeft er alvast alle schijn van, rekening houdend met de snelle evacuatie van de omwonenden, dat het rampenplan wel degelijk heeft gewerkt.

Hoe hebt u het nieuws van het treinongeluk vernomen?

Alain Pardaen: Ik ben om twintig over twee uit bed gebeld door de dienstdoende politieofficier met de mededeling dat er een trein ontspoord was. Over de aard en de omvang van het ongeval wist ik toen nog niets, maar ik moest meteen denken aan maart 2012. Toen reed een dronken chauffeur in Wetteren in op de lpg-installatie van het tankstation langs de E40. Ook toen moest het rampenplan in werking worden gesteld.

Zeven minuten na de oproep van de politieofficier was ik ter plaatse, en na kort overleg met de politie heb ik de gemeentelijke fase van het rampenplan afgekondigd. Na een kwartier werd dat op gezag van de provinciale veiligheidschef, Luc Bauwens, omgezet in de provinciale fase van het rampenplan.

Wist u toen al dat het om gevaarlijk chemisch materiaal ging?

Pardaen:Nee. Bij mijn aankomst zag ik wel dat een vijftigtal bewoners binnen een omtrek van 250 meter rond de plaats van het ongeluk in busjes werden afgevoerd.

We hebben die nacht onmiddellijk onze intrek genomen in het gemeentelijk crisiscentrum, waar we over alle nodige communicatie- en informatietechnologie beschikken. Om een uur of drie waren ook gouverneur Jan Briers en zijn veiligheidschef daar. Gelukkig kregen we al vrij snel inzage in de documenten van de treinbestuurder met gedetailleerde informatie over de vervoerde vracht, zodat de experts ons konden zeggen met welke veiligheidsrisico’s we te maken hadden. De gevarenzone is op dat moment ook uitgebreid, eerst naar 500 en daarna naar 1000 meter rondom het ongeluk.

Wees die voortdurende uitbreiding van de perimeter niet op een onderschatting van de risico’s? Gouverneur Jan Briers zei aanvankelijk dat er geen onmiddellijk gevaar voor mens en dier was.

Pardaen:Bij een rampenplan hoort een draaiboek, maar elke ramp is anders. De omstandigheden kunnen van uur tot uur veranderen. De problemen kregen al snel een tegenstrijdig karakter. De brandende wagons veroorzaakten veel rook, en dus moesten we iedereen aanmanen om binnen te blijven en deuren en ramen gesloten te houden. Daarna bleek dat er door het insijpelen van toxisch bluswater in de riolering van de straten richting Scheldekaai giftige dampen opstegen. De beste remedie daartegen was natuurlijk de woningen maximaal verluchten… Maar goed, toen dat toxische lek eenmaal duidelijk was, moesten ook de huizen in dat deel van Wetteren zo snel mogelijk worden ontruimd.

Sloeg de angst u toen niet om het hart?

Pardaen:Ik geef toe dat ik bange uren heb gekend. Net als je denkt dat je de zaak onder controle hebt, blijkt dat je door dat giftige rioleringswater spectaculair meer mensen moet gaan evacueren. Waar stopt dit, dacht ik toen. Stel dat ik het hele dorp moet ontruimen, waar moeten we dan met al dat volk naartoe? Ik heb toen even samengezeten met de burgemeester van Wichelen om te kijken of we toch niet het federale niveau moesten inschakelen. Na overleg met minister van Binnenlandse Zaken Joëlle Milquet (CDH) is dan toch besloten om de coördinatie van het rampenplan op provinciaal niveau te houden. Jullie hebben de beste experts van België in jullie crisiscentrum, was de boodschap, werk rustig verder.

Er valt uiteindelijk één dodelijk slachtoffer te betreuren, Willy Van Poucke (64), die de zaterdag na het treinongeluk in zijn woning is gestorven. Waarom heeft het zo lang geduurd voor zijn familie op de hoogte werd gebracht?

Pardaen:Vermoedelijk was de man al dood toen de politie bij hem aanklopte om hem te evacueren.Toen de politie vervolgens met de hulpverleners probeerde om binnen te gaan in de woning, bleek na een meting dat de risico’s te groot waren, en dat het beter was om het huis te verzegelen. Bovendien mocht het stoffelijk overschot niet meteen worden weggehaald omdat het parket een onderzoek naar de precieze doodsoorzaak wilde openen.

In die omstandigheden is er iets fout gegaan in de communicatie met de familieleden. Maar gouverneur Briers en ik hebben met hen gesproken en onze excuses aangeboden. De familie toonde veel begrip. Ze had het op dat moment eigenlijk moeilijker met de manier waarop de pers bleef doordrammen en munt probeerde te slaan uit het verhaal van hun overleden dierbare.

Op maandag, toen het rampenplan op volle toeren draaide, wist gouverneur Briers te melden dat de geëvacueerde bewoners terug naar huis konden. Een paar uur later moest hij dat alweer herroepen.

Pardaen: In de loop van die dag was het licht voor een terugkeer inderdaad op groen gezet. Alles – politiebegeleiding, voorzorgsmetingen, dispatching vanuit een van de parochiezalen en vanuit cultureel centrum Nova – was daartoe in gereedheid gebracht. Tot plots de melding kwam dat nieuwe metingen ongunstig waren en het grootste deel van Operatie Terugkeer moest worden afgeblazen.

Tja, het is natuurlijk niet fijn als je mensen die op het punt staan om naar huis terug te keren moet vertellen dat het toch nog niet kan. Maar we hadden geen andere keus. De reacties waren gemengd: de ene was gelaten, de andere boos. Uiteraard heb ik daar begrip voor. Die mensen liepen al een paar dagen in dezelfde kleren rond. Maar onze eerste verantwoordelijkheid is de veiligheid van de mensen waarborgen.

Toen stak de kritiek de kop op. Die would-be rampenbestrijders maken er een potje van, was de teneur. Hoe reageert u op zo’n moment?

Pardaen: Maandag begon dat inderdaad. Gouverneur Briers, collega Kenneth Taylor van Wichelen en ikzelf, we kregen alle drie te horen dat we onvoldoende opgeleid waren, en eigenlijk niet geschikt zijn voor de job. Dat kwam hard aan. Ik ben burgemeester sinds 2010 en ik heb intussen drie grote incidenten meegemaakt: overstromingen in 2010, de auto in het tankstation vorig jaar en nu een zwaar trein- ongeluk. Bovendien nemen we regelmatig deel aan zogenaamde tafeloefeningen, om onze kennis in verband met de aanpak en de beheersing van rampen scherp te houden. We zijn natuurlijk geen scheikundigen, we zijn geen brandweermannen, maar we spelen wel degelijk een rol van betekenis in een rampenplan.

Maar is bijvoorbeeld crisiscommunicatie geen vak apart?

Pardaen: In het crisiscentrum waren de hele week vijf communicatieambtenaren van de twee gemeenten en de provincie aanwezig. Alle mededelingen – in sommige periodes werd om het uur een nieuw bericht de wereld in gestuurd – werden vooraf door de experts van het crisiscentrum nagelezen.

Toch slopen er zware fouten in de communicatie. De gouverneur had het aanvankelijk bijvoorbeeld over twee doden.

Pardaen:In die eerste hectische uren was Volksgezondheid, waarop wij ons baseerden, uit het oog verloren dat een slachtoffer van afdeling intensieve zorg in het ene ziekenhuis naar een ander ziekenhuis was overgebracht.

Is het dan niet beter om te wachten tot dergelijke informatie extra gecheckt is?

Pardaen: Denkt u dat de pers zo veel geduld heeft? En dan heb ik het nog niet over Facebook. Via sociale media worden massaal foute gegevens verspreid. Maar voor veel mensen zijn die sociale media wel de belangrijkste bron van informatie.

Gouverneur Briers verdedigde zich door te zeggen dat je in dit soort situaties beter ‘open en veel’ kunt communiceren dan weinig en terughoudend. Bent u het daarmee eens?

Pardaen: Ja. Telkens als er een nieuwe wending ontstaat of een nieuw feit opduikt, moet je je communicatie daaraan aanpassen. Cruciaal is ook dat er eerlijk wordt gecommuniceerd. Zo hebben zich in de eerste dagen na het ongeluk 397 mensen met lichamelijke klachten gemeld bij het ziekenhuis of bij een vooruitgeschoven medische post in Wetteren. Daar zaten ook mensen bij die na een nachtje doorzakken last hadden van een kater. Die hebben dus geen doktersbriefje meegekregen.

Naarmate de dagen vorderden, doken in de media steeds meer deskundigen met een eigen mening op. Wordt de afwikkeling van een zwaar treinongeluk zoals in Wetteren toch niet beter aan professionele rampenbestrijders overgelaten?

Pardaen: Met een gouverneur en een burgemeester zou alles in de soep draaien? Dat leid ik in elk geval niet af uit de talloze mails met aanmoedigingen en bedankingen die ik van mijn inwoners heb gekregen.

Trouwens, in ons crisiscentrum stond een dertigtal mensen voortdurend in contact met een commandopost vlak bij de plaats van het ongeluk die bevolkt werd door professoren, medici, experts uit de chemiesector en commandanten van de brandweer, de civiele bescherming en het Rode Kruis. Ik zou niet weten welke deskundigen we er nog bij moesten halen.De bijeenkomsten van het team in het crisiscentrum onder leiding van de gouverneur verliepen ook heel gedisciplineerd. Om de beurt kon iedereen vanuit zijn expertise een stand van zaken geven, en eventueel vragen stellen. Alle tussenkomsten zijn minutieus genoteerd in een logboek. Dat kan ons grote diensten bewijzen bij de evaluatie die eraan komt.

Toch kreeg gouverneur Briers in de Kamer de volle laag. Mankgaande communicatie, chaotische aanpak. Wat vond u daarvan?

Pardaen:Iedereen weet hoe hij op voordracht van de N-VA gouverneur is geworden. Ik kreeg vorige week soms het vervelende gevoel dat sommige mensen hem om die reden de rekening wilden presenteren. Nu, ik mag hopen van niet. Bij de afhandeling van een treinramp horen geen politieke spelletjes. Ook de inwoners van Wetteren vinden dat, want op een informatievergadering vorige vrijdag hebben ze de gouverneur een staande ovatie gegeven.

Werd er in het crisiscentrum gepraat over de aanhoudende kritiek in de media? Was dat een issue?

Pardaen: Nee, daar was echt geen tijd voor. Het kwam weleens ter sprake terwijl je samen een broodje stond te eten. Maar ik heb de voorbije week nauwelijks televisie gekeken. Ik leefde in een vacuüm. Op den duur weet je niet eens meer welke dag het is.

Kreeg u of uw naaste omgeving het af en toe niet moeilijk?

Pardaen: Natuurlijk wel. Op een bepaald moment belde mijn vrouw me huilend op. Ze durfde de straat niet meer op, ze kreeg overal negatieve reacties. Maar op dat moment moet je je natuurlijk sterk houden. Je moet verder. Diezelfde dag verklaarde spoedarts Ignace De Meyer, nota bene vanuit het crisiscentrum, dat burgemeesters zoals ik om electorale redenen niet een heel dorp durfden te evacueren, terwijl dat eigenlijk wel de beste oplossing was geweest. (zichtbaar aangedaan) Die uitspraak heeft me heel zwaar geraakt. Electorale berekening? Kom nou. De gemeenteraadsverkiezingen zijn trouwens nog maar net achter de rug.

Eind vorige week mochten de meeste Wetteraars weer naar huis, en sindsdien groeit ook de waardering voor het werk dat jullie hebben verricht.

Pardaen: De spagaat tussen de negatieve berichtgeving in de kranten aan de ene kant en de appre- ciatie van de bevolking aan de andere kant wordt steeds groter. Alle steunbetuigingen die je ontvangt, maken je ook sterker. Je vergeet de vermoeidheid, je wilt in hetzelfde ijltempo voortwerken, omdat je vóélt dat het de goede kant uitgaat. Eind vorige week konden we in één dag 1300 mensen naar huis laten gaan. Dat scheelt een serieuze slok op een borrel. Het centrum van Wetteren was echt desolaat geworden.

Welke vragen leven er vandaag nog bij de inwoners?

Pardaen: De meeste mensen zitten met vragen over hun gezondheid en over de vergoeding van de geleden schade. Maar Luc Vansteenkiste, directeur-generaal bij Infrabel, heeft alle gedupeerden de verzekering gegeven dat er voor extra kosten voor het uiteten of logeren gaan en voor eventueel loonverlies slechts één adres is: Infrabel.

En de gezondheidskwesties?

Pardaen: Bij hun terugkeer hebben de geëvacueerde inwoners een brief meegekregen met gedetailleerde instructies: zet ramen en deuren open, laat de kranen even lopen, gooi al het eten weg dat niet afgedekt was of niet in een verpakking zat, gebruik regenwater voorlopig alleen om schoon te maken. We hebben ook heel precies vastgelegd in welke tuinen er groenten mogen worden geteeld – dat soort zaken.

Is er iets bekend over langetermijngevolgen bij mensen die aan deze giftige dampen zijn blootgesteld?

Pardaen: Daar zal de Hoge Raad voor de Volksgezondheid zich over uitspreken. Stel dat de Raad oordeelt dat dosissen waaraan de inwoners van Wetteren zijn blootgesteld mogelijk kankerverwekkend zijn, dan krijgen de schadeclaims van de gedupeerden wellicht een totaal andere dimensie. Momenteel is er weinig materiële schade. Maar stel dat er een uitspraak in die zin komt, dan vermoed ik dat heel wat mensen een advocaat in de arm zullen nemen. Maar volgens onze experts is er op basis van de metingen die zij hebben gedaan geen gevaar voor de volksgezondheid op lange termijn.

Hebt u zelf last gehad van symptomen als hoofdpijn en misselijkheid?

Pardaen: Ik moet zeggen dat ik de dagen na het ongeluk behoorlijke hoofdpijn had, maar ik denk dat dat kwam door de stress en het slaaptekort. Maar ik heb me ook af en toe zorgen gemaakt, hoor. Ik stond daar om halfdrie ’s nachts op enkele tientallen meters van die verongelukte wagons. Ik heb bloed laten prikken, net zoals zoveel inwoners van Wetteren. Baat het niet, dan schaadt het niet.

Wanneer had u het gevoel: dit komt goed?

Pardaen: Wel… Woensdag is, in alle anonimiteit, de bisschop op bezoek geweest om ons een hart onder de riem te steken. Die avond hebben we een geweldig onweer over ons heen gekregen. Iedereen wachtte met een bang hart af. Wat zou er gebeuren met het overgebleven giftige gas in de leidingen – de reden waarom de mensen nog niet naar hun huizen terug konden – na zo’n stortvloed? Als dan achteraf blijkt dat de rioleringen door de overvloedige regen juist helemaal zijn schoongespoeld, dan slaak je een diepe zucht van opluchting. Dat onweer was het keerpunt in de crisis.

De bisschop heeft dus een mirakel meegebracht?

Pardaen: Als u het mij vraagt wel. Schrijft u dat zo maar op.

DOOR PATRICK MARTENS EN HAN RENARD, FOTO’S FRANKY VERDICKT

‘Net wanneer we dachten dat we de zaak onder controle hadden, moesten we spectaculair meer mensen evacueren. Waar stopt dit, dacht ik toen.’

‘Een spoedarts zei dat ik om electorale redenen niet het hele dorp durfde te evacueren. Dat heeft me heel zwaar geraakt.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content