Elke maand bespreekt Herman Wuyts, de federale ombudsman, een dossier dat aan zijn dienst werd voorgelegd. Deze keer gaat het om een coördinatieprobleem tussen belastingdiensten.

In juli 1995 krijgen de heer en mevrouw Verhulst (*) die in West-Vlaanderen wonen, tot hun grote verbazing een aanslagbiljet onroerende voorheffing toegestuurd door het ministerie van Financiën, administratie der Directe Belastingen, voor een onroerend goed in een Waalse gemeente waarvan zij geen eigenaar zijn. Onderzoek wijst uit dat verkeerde kadasterinformatie aan de oorzaak ligt van het probleem.

Na veel heen en weer geschrijf bevestigt de inspecteur van de Gewestelijke directie der Directe Belastingen in Wallonië, dat niet het echtpaar Verhulst, maar wel mijnheer Dubois (*), eigenaar van het huis, de onroerende voorheffing moet betalen. De betrokken inspecteur der Directe Belastingen in Wallonië laat weten dat volgens hem het probleem van de baan is en dat hij geen andere actie hoeft te ondernemen.

Tot daar een eenvoudige zaak, want iedereen kan zich vergissen en Verhulst denkt dat daarmee de zaak geregeld is.

Het tweede hoofdstuk van de zaak speelt zich af in West-Vlaanderen. Het echtpaar heeft een terugbetaling te goed van de Directe Belastingen. De lokale administratie die de belastingen int, stelt vast dat er nog altijd een onbetaalde onroerende voorheffing openstaat op naam van het echtpaar Verhulst en verrekent de belastingteruggave met het onbetaalde bedrag. Het echtpaar bewijst aan de hand van de brief van de inspecteur der Directe Belastingen dat niet zij de schuldenaars zijn, maar wel de heer Dubois. Uiteindelijk krijgen zij het volledige bedrag van de belastingteruggave uitbetaald.

Alles in orde? Nee, het daaropvolgende jaar gebeurt precies hetzelfde. De betrokken inspecteur in Wallonië stuurt dezelfde typebrief als het jaar voordien. Het echtpaar neemt weer contact op met de lokale ontvanger van de administratie van Financiën en kan de zaak weer regelen.

In de computerbestanden van Financiën blijft het echtpaar Verhulst in het rood staan.

Ondertussen zijn de termijnen om een oplossing ten gronde aan de gewestelijke directie te vragen, verstreken. Het echtpaar voorziet de voortzetting van de problemen en neemt contact op met de federale ombudsman.

In een eerste informatiefase wordt uitgezocht welke administraties precies betrokken zijn en welke stukken met betrekking tot vroegere contacten kunnen worden voorgelegd. Op basis hiervan kan worden vastgesteld dat de fout is toe te schrijven aan het feit dat het ministerie van Financiën in 1995 begonnen is de nationale nummers te gebruiken voor het identificeren van belastingplichtige eigenaars, in plaats van naam en adres. Er is toen een fout gemaakt die geleid heeft tot de bekende gevolgen. Er blijkt nu ook dat de fout in de gegevensbestanden van het kadaster en van de directe belastingen nooit werd gecorrigeerd. In het gegevensbestand van het kadaster is het echtpaar Verhulst voor 1995 en 1996 nog steeds fictief eigenaar van een huis in Wallonië. Ook de onroerende voorheffing die zij daardoor verschuldigd waren, is nooit uit de bestanden van de directe belastingen geschrapt.

Het echtpaar Verhulst kan wel telkens de lokale ontvanger met feiten en stukken overtuigen, maar blijft in het rood staan zolang de daadwerkelijke eigenaar de aanslagen niet betaalt.

Ondertussen probeert de ontvanger in Wallonië de onroerende voorheffing toch betaald te krijgen door de invordering krachtens hetzelfde kohier voort te zetten ten laste van de werkelijke schuldenaar van de belasting. De heer Dubois, werkelijke eigenaar van het goed, is ondertussen echter failliet gegaan.

De federale ombudsman doet een oproep aan alle betrokken belastingdiensten opdat de gegevensbestanden uiteindelijk volledig met de realiteit zouden overeenstemmen. Nadat het kadaster te Namen zorgvuldig de feiten ten gronde was nagegaan, heeft de gewestelijke directie formeel beslist dat het echtpaar Verhulst de onroerende voorheffing niet verschuldigd was. Zodoende konden de bestanden van Financiën waarin het echtpaar was opgenomen als schuldenaar van de onroerende voorheffing, worden gecorrigeerd.

Hieruit blijkt dat enige inventiviteit vanwege de behandelende ambtenaren een probleem uit de wereld kan helpen. De inspecteur der Directe Belastingen ging er indertijd van uit dat hij enkel moest verklaren dat het echtpaar Verhulst het openstaande bedrag niet moest betalen.

Dit was echter niet voldoende.

Slechts de brief van de federale ombudsman naar aanleiding van het verzoek van het echtpaar Verhulst maakte duidelijk dat het probleem ten gronde nog steeds bestond. Alle betrokkenen hebben zich ten slotte uitdrukkelijk verontschuldigd. Het dossier werd afgesloten met een beoordeling ‘behoorlijk na tussenkomst’, dit betekent dat er initieel wel een fout gemaakt was (tegen het zorgvuldigheidsbeginsel in dit geval), maar dat de samenwerking tussen de administratie en de federale ombudsman tot een oplossing heeft geleid.

(*) Om redenen van privacy werd de naam van de betrokkenen veranderd.

Met dank aan mijn medewerkster K. Dewachter, attaché bij het College van de federale ombudsmannen.

Dr. H. Wuyts

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content