Er heerst verdeeldheid onder de ekonomen. De teoriën die ze propageren, klinken mooi. Maar doorstaan ze de toets van de praktijk ?

“BIJNA VIER JAAR van zich richten naar de Maastricht-normen ; het hielp de Europese ekonomieën geen stap vooruit. ” Geen vakbondsman in paniek voert hier het woord, noch een cynisch oppositieleider, maar wel Philippe Ithurbide, de gereputeerde hoofdekonoom van de Franse bank Société Générale. Alle Europese landen blijven kampen met hoge werkloosheid en serieuze schuldenbergen. Niemand kontesteert die vaststellingen van de ekonoom, wel betwisten velen de oplossing die hij voorstelt : budgettaire en monetaire discipline is een verkeerde oplossing, de overheden moeten de ekonomische groei stimuleren met belastingverlagingen en subsidies aan bedrijven, want niet besparingen maar alleen ekonomische groei vormt een gezonde basis voor een sterk muntbeleid.

De ekonomisten raken verdeeld. De makro-ekonomen blijven zweren bij hun handboeken, hun kollega’s van het dagelijkse leven, inbegrepen de grote bedrijfsleiders, bepleiten meer pragmatisme.

Zo komen de Belgische exporterende ondernemingen daar horen de banken natuurlijk niet bij nu openlijk in opstand tegen het sterke muntbeleid. Dagelijks gaan arbeidsplaatsen verloren aan de sterke frank, die de Belgische produkten uit buitenlandse markten prijst. De sluiting van de jeansfabriek Lee in Ieper en de meubelfabrikant Velda in Opglabbeek, goed voor een verlies van respektievelijk 480 en 260 jobs, illustreert de proporties van het probleem.

De verdediging van de sterke munt door minister van Financiën Philippe Maystadt (PSC) in de kamer klonk flauw. De sterke frank zou de exporterende ondernemingen niet zo zwaar treffen, omdat het grootste deel van de Belgische uitvoer gaat naar landen die ook sterke munten hebben. Juist, maar precies op die markten kegelen Britse en Italiaanse uitvoerders met hun produkten in goedkope munten de Belgen omver.

De minister herhaalde dat dankzij de sterke frank, de ingevoerde goederen goedkoper worden : niet onbelangrijk wanneer de uitgevoerde produkten voor de helft bestaat uit verwerkingen van ingevoerde produkten. Dat is inderdaad de makro-ekonomische teorie. Maar goeverneur Alfons Verplaetse van de Nationale Bank zelf maakt zich zorgen omdat de ingevoerde produkten maar niet goedkoper worden. Die winst van de sterke frank gaat bijgevolg ergens verloren. De automatische indexkoppeling van de lonen zou het effekt van de hogere invoerprijzen versterken zodat de ondernemingen het effekt van een goedkope munt verliezen. Maystadt vertelde niet dat de Belgische inflatie bijna ekonomisch té laag ligt.

Het is geen typisch Belgisch probleem. Nederlandse ondernemers klagen steen en been over hun sterke gulden, en de mark doet de Duitsers zweten. Zelfs Daimler-Benz sukkelt ermee in de verliezen. Geduld, zo antwoorden de verdedigers van Maastricht, de Europese Muntunie (EMU) lost die problemen op. Op zijn minst nog vijf jaar geduld dus, want de EMU is uitgesteld tot 1 januari 1999 en dan duurt het nog eens ongeveer een jaar voor ze werkzaam is.

Niet-monetaire ekonomen waarschuwen bovendien nu al dat landen die niet aan de EMU “mogen” meedoen, met kompetitieve devaluaties hun konkurrentiepositie kunnen versterken. Zij vervalsen dan de vrije markt en kunnen in de EMU-landen een ekonomisch bloedbad aanrichten.

INGENIEURS.

Ekonomisten hebben de neiging te werken als ingenieurs, die met allerlei technieken de konjunktuur willen afstellen. Zij rekenen erop dat de bevolking zich aan hun modellen aanpast, net als voorstanders van het extreme neo-liberalisme, die op papier prachtige plannen uittekenen, maar wel met middelen die vaak erger zijn dan de kwaal.

Zo is nu een flexibele arbeidsmarkt als het ware een doel op zichzelf. Groot-Brittannië heeft de meest flexibele arbeidskrachten van Europa en sedert Margaret Thatcher kwasi machteloze vakbonden. Maar recent onderzoek van The Financial Times leert dat de Britten ook de meest ongemotiveerde arbeidskrachten van Europa zijn. Dat konden de ekonomen niet voorspellen, gebrek aan motivatie staat namelijk niet in de handboeken. Ook in eigen land waarschuwde niemand de ondernemers dat bij grote flexibiliteit en soepele arbeidsstatuten, de loyauteit van de werknemers smelt. Terwijl tegelijk de kosten voor vorming en opleiding verhogen, net nu een “kennisekonomie” in de steigers staat.

Afschaffing van de minimumlonen is nog zo een heilige ekonomische koe. Maar de veelgeprezen paarse koalitie in Nederland begint daar nu aan te twijfelen. Uit de vele studies valt slechts één konklusie te trekken, namelijk dat er geen konklusie is. Misschien zet de afschaffing van de minimumlonen ondernemers aan tot bijkomende aanwervingen. Maar even goed is mogelijk dat die verlaging van de koopkracht want als minimumlonen springen, moeten ook de sociale uitkeringen omlaag, zoniet overspoelen Roemenen en Sikhs het land nog tot minder konsumentenvertrouwen leidt ; een probleem waarover de ekonomische heropleving blijft struikelen. Bovendien, slechts voor een minderheid van jobs kan een minimumloon gelden.

Een andere ekonomische slogan : de overheid moet vooral de kleine en middelgrote ondernemingen steunen. KMO’s scheppen inderdaad jobs, maar ze kunnen dat alleen als de grote bedrijven hen werk blijven doorschuiven.

De ekonomische recepten zijn niet altijd even licht verteerbaar. Dat weet de Amerikaanse ekonoom Donald McCloskey al langer. Van hem komt de uitspraak : “Ekonomen zijn meestal niet rijk. “

G.D.

De bezetting van Velda. Verliest België zijn exportreputatie ?

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content