De Amerikaanse president bezegelde historische akkoorden met de ‘schurkenstaten’ Iran en Cuba. Verdient hij met terugwerkende kracht zijn Nobelprijs voor de Vrede?
Diplomatie als voortzetting van de oorlog met andere middelen. Dat was zo ongeveer wat Barack Obama beloofde tijdens zijn campagne voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen in 2008. Die belofte leidde toen, in Europa misschien nog meer dan in de VS, tot een halleluja-achtige stemming: de nieuwe Verlosser zou water uit de rotsen slaan.
Al in het eerste jaar van zijn presidentschap kreeg Obama de Nobelprijs voor de Vrede. ‘Een beetje prematuur’, zoals hij zelf toegaf. Hij begon de Amerikaanse soldaten uit Iran en Afghanistan terug te halen – en liet er een gigantische puinhoop achter, al viel die hém niet aan te rekenen. De nieuwe president wilde met alle macht de vergissingen van zijn voorganger George W. Bush vermijden. Geen militair ingrijpen in verre buitenlandse conflicten meer: no boots on the ground. Geen Amerikaanse grondtroepen in Libië of Syrië, laat staan op de Krim of in Oekraïne. Geen grand design meer voor het Midden-Oosten, geen pax Americana.
Dat betekende niet dat de wereldvrede was aangebroken, zoals onder meer de opkomst van de Islamitische Staat heeft aangetoond. Halverwege zijn tweede ambtstermijn was de jonge Messias grijs geworden en het gejubel verstomd. Maar het kan verkeren: de voorbije maand slaagde de Amerikaanse diplomatie erin twee historische akkoorden te bereiken met de vroegere ‘schurkenstaten’ Iran en Cuba. In Wenen sloot de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken John Kerry een deal met de Iraanse ayatollahs over de beperking van hun nucleaire activiteiten, en op 14 augustus mag hij op de Amerikaanse ambassade in Havana de vlag gaan hijsen.
Obama claimt het Iraanse pad naar een kernwapen te hebben afgesloten en daarmee een nieuwe oorlog in het Midden-Oosten te hebben voorkomen. ‘Het is mijn overtuiging dat je in staat moet zijn je te verplaatsen in de schoenen van je tegenstanders’, zei hij daarover. Obama spiegelt zich graag aan het voorbeeld van Republikeinse presidenten als Richard Nixon en Ronald Reagan, die in het verleden toenadering zochten tot China en de Sovjet-Unie – toen nog het ‘Rijk van het Kwaad’. Maar zijn recente diplomatieke successen maken van Obama nog geen vredesengel, en enige voorzichtigheid blijft geboden, zoals de geschiedenis heeft geleerd. Toen Bill Clinton in 1994 met Pyongyang een akkoord sloot over de afbouw van het Noord-Koreaanse kernwapenprogramma, kreeg hij een oor aangenaaid. Laat dat bazuingeschal voor Obama dus toch nog maar even achterwege.
Piet Piryns
Obama spiegelt zich graag aan Nixon en Reagan, die toenadering zochten tot China en de Sovjet-Unie.