Een zeldzaam juist portret.

Voor wie houdt van de wonderlijke komposities van Johann Sebastian Bach (1685-1750) en ik zou wensen dat iedereen daar verliefd op was is bij Uitgeverij Pelckmans een biezonder fascinerend boek verschenen. Het heet “Johann Sebastian Bach, Cultuurhistorisch portret”. Velen zullen even schrikken van die titel, bang dat het een taai geval is. Wees gerust, dat is het helemaal niet, al is het geen boek dat je vlug-vlug diagonaal doorraast en dan godvergeten in je biblioteek rangschikt. De auteur ervan is Guido Van Hoof, 32 jaar lang (1960 tot 1992) bij De Standaard hoofd van de redaktie Kultuur & Wetenschap en van De Standaard der Letteren. Een funktie waar hij beroepshalve dagelijks kritisch moest omgaan met het rijke spektrum dat Kunst wordt genoemd. Die brede kennis èn de vlotte journalistieke aanpak onderga je van bladzijde tot bladzijde.

Van Hoof, voelbaar een groot Bach-minnaar, heeft meermaals de plaatsen bezocht waar de komponist zijn leven heeft doorgebracht, te beginnen met Eisenach waar hij op 21 maart 1685 werd geboren, en eindigend met de 27-jarige periode in Leipzig waar hij Cantor was en op 28 juli 1750 overleed. Daar tussenin liggen al die minuskule stadjes als Ohrdruf, Lüneburg, Weimar (twee maal), Arnstadt, Mühlhausen en Köthen.

Ze worden door Van Hoof gebruikt als uitvalspoorten om het eigenlijke portret van Bach te boetseren. Op zichzelf is dat geen nieuwe formule, maar wèl nieuw en verrijkend is “de manier waarop”. Hij komt niet aandraven met melige toeristische sfeerbeeldjes à la “Vlaanderen, vakantieland”, maar is ter plaatse het sociale, politieke, religieuze, kulturele met aksent op het muzikale leven gaan uitdiepen uit de periode rond en vooral tijdens dat Johann Sebastian er verbleef. Biezonder fijn is dat de schrijver veel aandacht besteedt aan Bachs jeugdjaren, die zelden worden uitgediept. Natuurlijk is er weinig bekend uit die eerste decennia, maar door deduktie valt er veel samen te stellen. Tot zijn twintigste jaar is J.S. Bach een mysterie op zichzelf, want in feite was hij autodidakt : “Ich habe immer sehr fleißig sein müssen”.

Aangezien ik Van Hoofs liefde voor Bach deel, al van kleine kleuter af, en ik zeer veel over deze komponist meen te weten, kan ik met grote overtuiging zeggen dat dit boek een klein meesterwerk is. Het geeft een kijk op Bach als komponist èn als mens zoals ik die nog nooit en nergens gevonden heb. Ikzelf heb er veel uit geleerd, en hou nu nòg meer van Bachs muziek die hemelser is dan hemels, en eeuwiger dan eeuwig. Dit is een prachtgeschenk.

Fons de Haas

Guido Van Hoof, “Johann Sebastian Bach. Cultuurhistorisch portret”, Uitgeverij Pelckmans, Kapellen, 226 blz, 895 fr.

Johann Sebastian Bach : “Ich habe immer sehr fleißig sein müssen. “

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content