Marc Dubois (KU Leuven)
Marc Dubois (KU Leuven) Docent architectuur aan de KU Leuven en architectuurcriticus

Daniel Libeskind bouwt het Joods Museum in Berlijn : architektuur en geheugen.

ER WORDT naarstig gewerkt aan de uitbreiding van het Berlijns Museum, waar het nieuw Joods Museum komt. Voor velen wordt dit het blijvend symbool voor Berlijn en een hoogtepunt van de bouwkunst in deze eeuw. De ontwerper is Daniel Libeskind (49).

Geboren uit een joodse familie in het Poolse Lodz, studeert hij muziek in Israël en architektuur in New York. Zijn eerste werken zijn series etsen, een rusteloze zoektocht naar aanwezigheid en afwezigheid. Naar aanleiding van de expositie in deSingel benadrukt Hilde Heynen dat Libeskind zich niet neerlegt bij de stelling dat architektuur zich per definitie afspeelt in drie dimensies. Zijn oeuvre is een kontinue vraagstelling naar het wezen van de architektuur, haar logika en struktuur, haar grenzen en mogelijkheden.

Zijn Three Lessons in Architecture uit 1985 bestaan uit drie bizarre “machines”. Hij visualizeert hierbij zijn visie om architektuur als tekst te benaderen, waarbij een komplete ontcijfering onmogelijk is. Leegten en tekens, afwezigheid en aanwezigheid gaan een onderlinge relatie aan binnen een permanente ontwijkingsstrategie. Libeskind vertrekt vanuit de onmogelijkheid en de instabiliteit, hij dekonstrueert de architektuur om ook de leegte een plaats te geven. Het deconstructivisme is een wezenlijk aspekt van onze postmoderne tijd. Voor Libeskind is spreken over architektuur, spreken over het paradigma van het irrationele.

In 1989, voor de val van de Berlijnse muur, wint hij de wedstrijd voor het Joods Museum. Op het eerste gezicht een bevreemdende toevoeging aan een barokke residentie. Het projekt, met als titel “Tussen de lijnen”, valt niet te vergelijken met een traditioneel museumgebouw : het onttrekt zich volledig aan het verwachtingspatroon van een kulturele instelling. Het gebouw, met een grondplan als een bliksemschicht, is meer dan een plastisch volume.

Berlijn is niet enkel een fysieke plaats maar ook iets in de geest, iets wat volgens Libeskind behoort tot een verleden dat nooit aanwezig was. De legendarische uitspraak van John F. Kennedy “Ich bin ein Berliner” slaat op ons allemaal : na de holocaust is iedereen een overlevende geworden. Ook de Berlijnse muur heeft de betekenis van leegte in onze geest vastgezet.

Berlijn was een metropool met een rijke joodse kultuur die door de nazi’s is uitgeroeid. Het projekt probeert het historisch spoor weer te verbinden met Berlijn, en Berlijn met zijn eigen uitgeveegde geschiedenis.

TWEESPALT.

Het museum is ontworpen als een symbool waar het niet-zichtbare zich openbaart als een leegte. De ruggegraat is een vijf verdiepingen hoge, zwarte vide die nergens toegankelijk is en die men herhaaldelijk ontmoet in het interieur. In deze “funktieloze” ruimtes zijn de namen van de uit Berlijn gedeporteerde joden aangebracht. Het is ook een verwijzing naar de huidige afwezigheid van een joodse kultuur in de stad. De tekstuele dimensie, die in zijn andere ontwerpen aanwezig is, wordt hier expliciet aangewend. De gebroken en de rechte lijn zijn ook een uitdrukking van onze huidige tweespalt, lijnen die de breuk bewerkstelligen tussen hoop en aktie. De samengang in het projekt is ontwrichting en fragmentatie.

Hij begon zijn ontwerp niet met een abstrakt raster, een konfiguratie van de rede. Het werd een schakeling van lijnen die de adressen verbinden van de joodse intelligentsia, draagster van een spirituele eenheid. Dit resulteerde in een soort verwrongen konfiguratie van de Davidster, een onzichtbare matrix van relaties. Het zijn lijnen die onzichtbaarheden verbinden, een vrij irrationele verzameling.

De tweede dimensie heeft muzikale wortels. Libeskind is gefascineerd door Schönbergs onafgewerkte opera “Mozes en Aeron”. Vooral de tema’s van de tweestrijd tussen openbaring en overdracht, tussen wet en beeld, gaven Libeskind een denkkader. Het trajekt in het museum krijgt een ritmering die afgeleid is van Walter Benjamins boek “Einbahnstrasse”.

Hij vindt dat het museum er niet alleen kan zijn voor de burgers van nu, maar ook voor die uit het verleden en de toekomst. Het is meer dan een joods museum, hij wil een plek maken waar de Berlijners een gemeenschappelijke hoop kunnen terugvinden, zonder de eigen geschiedenis te verdringen. Wat zichtbaar moet worden, is volgens Libeskind de Duits-joodse en de Duitse kulturele traditie om zo een verlangen te doen ontstaan en een gedeelde innerlijke visie.

In de expositie zijn ook zijn andere Berlijnse projekten te zien, samen met verhelderende maquettes van het museum. Het geeft een goed beeld van de labyrintische opbouw en een ongekende ruimtelijkheid, waar licht op de meest onverwachte wijze zichtbaar zal worden gemaakt. Door het grillige volume en de gevelopeningen valt het geheel moeilijk in te passen in ons traditioneel referentiekader. Libeskind bereikt wat Adolf Loos begin deze eeuw poneerde : enkel de graftombe en het monument behoren tot het rijk van de architektuur. Anderzijds wordt door het konkreet bouwen een einde gemaakt aan Libeskinds ideeën van het ontwijkende en het veelpolige : de dekonstruktie wordt opgeheven en vereeuwigd in een vaste vorm.

Marc Dubois

“Daniel Libeskind, Radix, Matrix”, deSingel, Desguinlei 25, Antwerpen, tot 28 mei, di. t/m zo. 14-18 u.

Maquette Joods Museum : het verbinden van onzichtbaarheden.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content