Marc Dubois (KU Leuven)
Marc Dubois (KU Leuven) Docent architectuur aan de KU Leuven en architectuurcriticus

De gewone architektuur van Wim Cuyvers : terug naar de essentie van het bouwen.

HET KUNSTCENTRUM deSingel heeft een unieke positie ingenomen in Vlaanderen met zijn architektuurexposities. Het wil een stimulans geven om de grote maatschappelijke betekenis van architektuur te versterken. Dat is noodzakelijk om tot bespreekbaarheid en reflektie te komen. Buitenlandse èn Vlaamse architekten krijgen de kans om hun werk aan een breed publiek kenbaar te maken.

Het nieuwe seizoen start met Wim Cuyvers, geboren in het jaar van de grote Expo ’58 in Brussel. Een onbelangrijk feit, ware het niet dat zijn werk diametraal staat tegenover de bouwkunst die daar te zien was : hunkerend naar uiterlijk vertoon, belust op spektakel. Voor velen zal de eerste konfrontatie met het werk van Cuyvers veel vragen oproepen en niet stroken met het gangbare verwachtingspatroon omtrent architektuur. Hij wil het alledaagse vasthouden en zich verzetten tegen een louter vormelijke en funktionele benadering.

Het terug opeisen van de gewone architektuur is essentieel, wat niet synoniem is van karakterloosheid. Hij heeft een afkeer van formele behaaglijkheid, architektuur moet voeling blijven houden met de hardheid van het bestaan, tussen leven en dood. Met zijn bescheiden werk toont hij zijn weerstand tegen de vaak inhoudloze pretentie van een gemakkelijk konsumeerbare architektuurproduktie.

Tijdens zijn studententijd aan de Gentse Akademie toont hij grote belangstelling om literatuur te koppelen aan architektuur. Hij maakt ontwerpen vanuit het werk van James Joyes en Marguerite Duras. Het is vooral aan het werk van de Franse filozoof Georges Bataille dat hij zijn houding en strategie ontleent, de keuze om het bouwen op een intense wijze te betrekken op het leven. Daardoor komen ook vaak autobiografische elementen te voorschijn. Ze dienen als referentiekader.

In de catalogus wijst de Nederlander Bart Lootsma er terecht op dat in Vlaanderen een rijke traditie bestaat van verbouwingen. Een groot gedeelte van Cuyvers’ werk zijn transformaties en uitbreidingen, ingrepen die nauwelijks visueel de betrachting hebben om architektuur te zijn. Het zijn direkte antwoorden op konkrete situaties, en ze bekommeren zich niet om het produceren van mooie beelden.

BESCHUTTING.

Wie het werk analyzeert, stelt echter vast dat zijn inbreng als architekt punktueel is. Zijn direktheid en nuchterheid komen ook tot uiting in een aantal kinderdagverblijven en scholen, waar hij zoekt naar de archetypische betekenis van een gebouw. Binnen beperkte financiële randvoorwaarden maakt hij gebouwen die bij kinderen als elementaire beschutting overkomen.

In 1992 ontwerpt hij een woningbouwprojekt in de wijk Sluizeken-Ham, een deel van Gent dat goeddeels door migranten wordt bewoond. De strakheid ervan heeft verwijzingen naar de traditie van het beluiktype, de grote openheid in de grondplannen wil een grote vrijheid in invulling garanderen. In zijn toelichtingsnota doet hij ook het voorstel om hierbij een islamitische begraafplaats te voorzien. Hij stelt met zijn projekt de pertinente vraag hoe moslims met een sterke dodencultus zich ooit kunnen integreren als zij hier niet eens hun eigen doden kunnen begraven of bezoeken. Hoe kan je ooit ergens thuis zijn zonder grond voor je doden te hebben ? Cuyvers stelt zich terecht deze vraag omdat integratie niet valt op te lossen met architektuur.

De betrokkenheid van het leven met de dood is fundamenteel, dit besef is de onderstroom van Cuyvers’ benadering. Het is geen cynische of depressieve houding, het is een geloof dat wat wij bouwen verbonden moet zijn met de essentie. Het is dan niet toevallig dat op de affiche geen gebouw staat maar een 14de-eeuws fresko met als tema de ontbinding van het menselijk lichaam.

Bij Cuyvers is er een uitgesproken autobiografische dimensie aanwezig. Hij is een verwoed en ervaren speleoloog die ondergrondse ruimtes in kaart brengt. Begrijpelijk is dan ook dat hij de “spelonkachtige” ruimte tussen de blauwe en rode zaal in deSingel uitkoos om zijn werk te tonen. In de catalogus gaat hij in op het proces van het ontlijfelijken, wat hij op een uitdagende wijze visualizeert door sneetjes filet d’Anvers op de inkomdeur te kleven. In het foyer plaatste hij een aantal prefab betonnen grafkelders met daarin rode verlichting, verwijzend naar de affiche.

Als hulp om de boeiende gelaagdheid van Cuyvers’ werk te ontdekken, organizeert deSingel rondleidingen. Een bezoek aan deze expositie is iets anders dan een weekendtrip naar het trendy “Huis van de Toekomst” in Vilvoorde. Bij Cuyvers gaat het om de essentie van de architektuur, aan het andere uiterste van de oppervlakkigheid die ons teistert. Het is een expositie die aangrijpt, vragen oproept en doet nadenken over de betekenis van de bouwende mens.

Marc Dubois

deSingel, Desguinlei 25, Antwerpen t/m 29 oktober, di. t/m zo. 14.00 – 18.00 uur. Tel. 03/248.38.00.

Wim Cuyvers, wachtruimte bij schooltje in Zwijndrecht : afkeer van formele behaaglijkheid.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content