De wederopbouw van Angola kan beginnen. In de marge van de “noodhulp” azen grote ondernemingen nu op gunstige kontrakten.

DE RONDE-TAFELKONFERENTIE over de wederopbouw van Angola op 25 september door premier Jean-Luc Dehaene (CVP) geopend was politiek belangrijk. Minstens zo belangrijk is dat de geldschieters méér beloofden dan de Angolese regering vroeg. Een primeur in die soort onderhandelingen. Grote tevredenheid heerste dus niet alleen bij de vertegenwoordigers van de niet-goevernementele organizaties, maar ook bij de multinationals, die talrijk aanwezig waren.

De konferentie werd georganizeerd door de Europese Unie en door het VN-ontwikkelingsagentschap UNDP. Angola vroeg bij monde van president Jose Eduardo dos Santos en Unita-leider Jonas Savimbi (oppositie) een kleine achttien miljard frank en beloofde zelf drie miljard op tafel te leggen. Allemaal voor de wederopbouw van het door de decennia durende oorlog verwoeste land.

Twee dagen later werd er 22 miljard toegezegd, of vijf miljard méér dan Angola vroeg. Gulste gevers zijn de Wereldbank (vijf miljard) gevolgd door Frankrijk (vier), de Europese Unie (3,6) en de Verenigde Staten (2,5 miljard). België schiet 500 miljoen voor. En Groot-Brittannië hield zijn faam van vrek hoog door met maar 145 miljoen over de brug te komen.

Dat moet volstaan om het programma dat in twee jaar tijd de landbouw wil rechttrekken, te financieren. Het hele plan, uitgewerkt samen met het UNDP, gaat ervan uit dat de kleine landbouw, het plaatselijk transport en de handel in voedingswaren voor een grote groei kunnen zorgen. Het voorziet in bijna zes miljard frank voor impulsen voor landbouw, veeteelt en visvangst en de zeer kleine ondernemingen. Een tweede luik (vijf miljard) is bestemd voor gezondheid, opleiding en wederopname van de honderdduizend soldaten in het burgerleven. De infrastruktuur wegen op het platteland, bruggen, waterleiding, riolering en elektriciteit zouden met vijf miljard hersteld en uitgebouwd worden. De rest gaat dan naar de bouw van huizen, waarvan opvallend tweeduizend woningen in Huambo, het sleutelgebied van Savimbi.

Er was meer goed nieuws. Behalve de sommen beloofd op de konferentie, werd nog eens voor zes miljard extra humanitaire hulp beloofd. Alles bijeen krijgt Angola dus zo’n dertig miljard frank.

Wat niet voorzien is, is de rekonstruktie van de beroemde en beruchte Benguela-spoorweg. Die werd indertijd door de Belgen gebouwd en liep van de kopermijnen in Shaba (Zaïre) naar de Atlantische Oceaan. De idee is dat het nieuwe programma, waarvan zowel de Angolezen als de geldschieters heel veel verwachten, een zodanige ekonomische groei kan veroorzaken dat de broodnodige deviezen niet meer naar voedselimport gaan. Het uitgespaarde geld kan dan gebruikt worden voor de rekonstruktie die vooral de privé-sektor moet aanzwengelen.

AFSPRAKEN.

Dat gezegd zijnde, is het belangrijk op te merken dat er in Brussel wel over meer is gesproken dan over voedselproduktie en landbouw. Een hele groep bedrijfsleiders die niets met landbouw te maken hebben, vroegen om een afspraak met de twee Angolese leiders. Er waren banken (Brussel Lambert, Standard Bank), oliemaatschappijen (Petrofina, Chevron en BP) die allemaal goed weten welk potentieel rijk land Angola kan zijn. Alleen al het feit dat zelfs midden in de oorlog 500.000 vaten olie per dag werden uitgevoerd, wat het land zo’n 150 miljard frank per jaar opbracht, is tekenend.

De vertegenwoordiger van de Braziliaanse konstruktiereus Oldebrecht, bezig met het projekt van de dam in Capanda (35 miljard frank), bood zijn diensten aan voor gelijk welk projekt in de agro-business, terwijl hij terloops ook meldde dat zijn bedrijf enige ervaring had in de diamantsektor.

En toevallig bleek op deze konferentie dat de diamanthandel en de exploitatie één van de vele friktiepunten tussen Unita en de regering vormen én tussen de verschillende privémaatschappijen onderling. Begrijpelijk voor wie weet dat, voor de heropflakkering van de oorlog in oktober 1992, de jaarlijkse diamantproduktie goed was voor zeven à negen miljard frank.

Augusto da Silva, minister van Financiën, eist dan ook dat Unita de diamantstreken verlaat in Lunda Norte, bij de grens met Zaïre. Unita op zijn beurt wil dat de 3.000 Zuidafrikaanse werknemers van de firma Executive Outcomes het land verlaten. Die baten immers enkele diamantkoncessies uit voor rekening van de MPLA-regering. Volgens Savimbi, die ineens iets tegen Zuidafrikanen heeft, is hun aantal de jongste weken toegenomen.

Na de konferentie werd een forum belegd waarop de Angolese regering de bedrijven kon ontmoeten. Het Zuidafrikaanse diamantconsortium De Beers vroeg de regering een strenge politiek te voeren als het gaat om diamantontginning. De Beers is ronduit ongelukkig dat de staat Oldebrecht en niet De Beers verkoos voor de uitbating van grote delen van Lunda Norte. En in het algemeen heeft Savimbi laten weten dat hij erop rekent dat zijn Unita op een of andere manier betrokken blijft bij het beheer en de kontrole van alle projekten. Waarop beide partijen door de bedrijven voort werden opgevrijd.

François Misser

De haven van Luanda kan nu voor opbouw gaan draaien.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content