De Angolese oorlogspartijen kregen in Brussel genoeg geld beloofd om vrede rendabel te maken. De verwachtingen klinken nu positief.

HET is al vaker zogenaamd vrede geweest in Angola. De jongste keer in 1992, toen er zelfs verkiezingen gehouden werden die het vredesakkoord tussen de twee grote strijdende partijen moesten fixeren en bezegelen. Maar toen de leiding van Unita, in de persoon van Jonas Savimbi, hoorde dat ze verloren had, begon ze prompt terug aan de oorlog. Tegen de regering van president José Eduardo dos Santos en zijn eenheidspartij MPLA. En die oorlog was de bloedigste, vernietigendste en moorddadigste van alle oorlogen die Angola de afgelopen vijfentwintig jaar gekend heeft. Een oordeel van experts is dat, want voor de gewone toeschouwer was Angola zeker sinds 1975 voortdurend in oorlog (en vóór 1975 woedde er twaalf jaar onafhankelijkheidsoorlog, tegen Portugal). Grote delen van het land zijn op de grondigste manier verwoest, het konflikt eiste, maand in maand uit, duizend doden per dag. Door oorlogsdaden, door op mijnen te lopen, door hongersnood.

Via onder andere bemiddeling van de Verenigde Naties en ongetwijfeld aangespoord door het veranderende politieke klimaat in Afrika sinds de “genegocieerde revolutie” in Zuid-Afrika kwam het dan toch tot onderhandelingen tussen de twee kampen. De MPLA immers “genoot” in de Koude Oorlog de steun van het Sovjet-blok (en de schilderachtige interventie van Cubaanse troepen), terwijl Unita de Verenigde Staten en Zuid-Afrika achter zich had, en de zwijgende steun van Mobutus Zaïre. Angola is namelijk potentieel een van de twee, drie rijkste landen van Afrika. De onderhandelingen leidden in augustus tot een ontmoeting van de twee leiders in Franceville in Gabon. Daar werd gesproken over de macht in Angola, en hoe die verdeeld kon worden. President Dos Santos en zijn regering hadden in die diskussie het voordeel dat zij het waren die in 1992 de verkiezingen gewonnen hadden, en dus een zekere legitimiteit hadden. Jonas Savimbi had het voordeel dat die van de MPLA bij de geldschieters als voormalige Moskou-kompanen te boek staan, als cryptokommunisten, en bij hen dus niet op sympatie moeten rekenen. Maar hij had het nadeel dat berichten over schendingen van de mensenrechten in gebieden onder zijn kontrole onrustwekkend waren nog afgezien van het feit dat hij de verkiezingsresultaten niet aanvaard had.

Door de persoonlijke bemiddeling van de speciale vertegenwoordiger van de sekretaris-generaal van de VN, Alioune Blondin Beye, was het mogelijk geweest op 20 november vorig jaar de “Akkoorden van Lusaka” ondertekend te krijgen. Sindsdien worden schendingen van het akkoord, incidenten en gewone moeilijkheden behandeld in een gemeenschappelijke kommissie, waarvan meester Beye voorzitter is. Het is daar, en in het UNDP (het VN-agentschap voor ontwikkeling) dat volop ingeschakeld is in de mogelijke wederopbouw van een naoorlogs Angola, dat ook de organizatie te situeren valt van de ronde-tafelkonferentie over Angola die vorige week in Brussel plaatsvond.

INVESTEREN.

Het is immers niet voldoende de oorlog stil te leggen. Daarna moet de vrede opgebouwd worden, wat bijna evenveel geld kost als de oorlog. Na een kwart eeuw oorlog dus zéér veel geld. Santos en Savimbi lieten berekenen dat zij, om het land met vereende krachten weer vlot te krijgen, iets als 650 miljoen dollar nodig hadden. Dat is, op basis van het door het UNDP per provincie opgesteld ekonomisch ontwikkelingsplan, het soort Marshallplan waarmee ontmijning, wegen, infrastruktuur, industrie, ziekenhuizen, onderwijs en dies meer gefinancierd moeten worden : twintig miljard frank, maar men krijgt er wel een heel Angola voor. De bedoeling van de ronde tafel in Brussel was de twee protagonisten samenbrengen met een gehoor van mogelijke donors en investeerders. En zoals méér het geval is, stond of viel het plan met het geloof of het ongeloof van dit gehoor van mogelijke geldschieters.

Dat moesten de twee fraktieleiders komen veroveren, en het dient gezegd dat zowel Jonas Savimbi als Eduardo dos Santos hun publiek plechtig bezworen tegen elkaar nooit meer naar de wapens te zullen grijpen. Die overtuigingskracht (en misschien ook die van Beye) heeft ze, volgens UNDP-direkteur James Gustave Speth, voor méér dan een miljard dollar (30 miljard frank) beloften en toezeggingen opgeleverd, waaronder een half miljard frank van België. Daarvan zouden 200 miljoen dollar (6 miljard frank) naar rechtstreekse humanitaire hulpverlening gaan, en de rest naar wederopbouw van het land en ontwapening en demobilizatie van de verschillende strijdkrachten. Een sukses dus en Alioune Blondin Beye, voorzichtig als hij blijft in zijn uitlatingen, was dan ook uitgesproken optimistisch.

– U gelooft dat het dit keer echt vrede is ?

– ALIOUNE BLONDIN BEYE : Ik niet alleen. U heeft net de protagonisten van het Angolese drama gehoord, die dat vóór mij zegden. Maar ik geloof erin. Het is de eerste keer dat op die manier en in deze kontekst wordt gezegd dat de oorlog voorbij is. Het internationale kader is veranderd tussen 1991 en 1995, de Berlijnse muur is gevallen, de regionale kontekst is grondig en op een heel positieve manier gewijzigd, met de dood van de apartheid. De omgeving van Angola is aanmerkelijk verbeterd. En de internationale gemeenschap heeft zich nooit zo geëngageerd in het verleden als dit keer.

– U heeft daar zelf een rol in gespeeld.

– BEYE : Ik heb bemiddeld, zaken vergemakkelijkt, partijen dichter bij elkaar gebracht. Het essentiële, de vrede in Angola, kan alleen door de Angolezen gerealizeerd worden. Zij moeten vrede sluiten, al wat wij kunnen doen is helpen, ze aanmoedigen om over hun twistpunten heen te komen. Verbeeldingskracht aanbrengen, overredingskracht, inspanningen, geduld….

We hebben ze een akkoord kunnen doen ondertekenen, een juridisch dokument. Maar wij hebben ook een politieke dimensie in het debat kunnen brengen, door de ontmoeting in Lusaka van mei 1995, daarna de ontmoeting in Franceville, en nu de ontmoeting in Brussel… U noemt het een delen van de macht. Ik vind dat een nodeloos polemische uitdrukking met negatieve ondertonen. Wij spreken liever over participatie aan de regering van de staat. Over een regering van nationale verzoening.

– Wat blijft er te doen ?

– BEYE : Nu moeten we de vrede stabilizeren. Het proces konsolideren. De voorzieningen van het protokol uitvoeren. En dan eerst en vooral de Unita-strijdkrachten en de interventiepolitiemacht van de regering in kazernes onderbrengen, daarna ze ontwapenen en demobilizeren. Een nieuw leger oprichten en de regering van nationale verzoening vormen. Dat kan een heleboel lijken, maar het is niet alles. Het kwam erop aan, ten eerste, de oorlog stop te zetten. Quand même. Al wat ik hier opgesomd heb, was ondenkbaar zolang de oorlog voortduurde. Voor de ondertekening van het akkoord vielen er duizend doden per dag.

– Welke garanties heeft u dat die twee legers elkaar niet opnieuw te lijf gaan ?

– BEYE : De beste garantie is altijd de politieke wil. Blauwhelmen ter plaatse bieden geen garantie, want die kunnen ze niet uit elkaar houden. Als de politieke wil er niet meer is, kan geen enkele andere macht beletten dat er ongelukken gebeuren. Het hangt van henzelf af. De ontmoeting had, in die zin, een dubbel doel : de twee Angolese broeders tegelijk in Brussel brengen dat is politiek, maar essentieel een stukje erbij in de opbouw van de vrede , en ten tweede daardoor een krachtig signaal geven aan de internationale gemeenschap, opdat ze zich zou buigen over de staat van ontwikkeling in Angola. Ik geloof dat die twee doeleinden ruim bereikt zijn.

Sus van Elzen

Savimbi en Dos Santos in Brussel : een krachtig signaal.

Meester Beye : Angolezen moeten zelf vrede sluiten.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content