?Ik ben een onbekende, ik ben gelijk wie en ik doe coulissenwerk.” Als haar werk goed is, is het onzichtbaar, geest, lucht. En toch kan een kunstwerk, zoals elk lichaam, niet zonder verzorging. Dan alleen behoudt het zijn waarde. Voor een restaurateur in België is geld verdienen en in de kijker lopen allerminst vanzelfsprekend. Andrée Van de Kerckhove staat sinds kort op de keien. De stad Gent maakte een einde aan het contract dat haar verbond aan het Museum voor Hedendaagse Kunst met zijn fabuleuze, alsnog goeddeels onzichtbare collectie. Jan Hoet is een nieuw museum beloofd, maar z’n mensen worden één voor één op straat gezet.

?Als ik door het depot loop dan denk ik : wanneer mag jij eens terug het licht zien ?” zegt ze. Ze is helemaal wèg van deze verzameling, die een heel wereldbeeld van onze tijd omvat. De maatschappij de burgemeester evengoed als de buurvrouw heeft de verdomde plicht om de visies en vormen van vandaag aan de volgende generaties door te geven. ?Ik verlang naar het moment dat het museum hier staat, dat men eindelijk kan zien wat een inhoud het heeft. Het is over de hele wereld bekend om bepaalde stukken. We halen geen grote bezoekersaantallen omdat we die stukken niet permanent kunnen tentoonstellen. Maar de dag dat het zal gezien worden, dan vallen ze allemaal achterover. Dan lopen ze hier de deuren plat. Wedden ?”

Met een cultuurbacil besmet door muzikale ouders, doorliep Andrée Van de Kerckhove de kunsthumaniora. Met grote gedrevenheid wijdde ze zich aan het kunstenaarschap, stelde in Gent en Rotterdam tentoon tot ze inzag dat ze tekortschoot. Voortaan zou ze haar kwaliteiten en haar passie voor kunst anders aanwenden. Bij gebrek aan specifieke opleidingsmogelijkheden in de restauratie van hedendaagse kunst volgde ze een klassieke scholing aan de Gentse academie, de enige waar ook werken van vandaag binnengebracht kunnen worden. ?Uiteindelijk ben ik daar doorgeworsteld met een beetje stijfkopperij.”

In principe neemt zij alleen werk onder handen dat na 1950 is gemaakt. Dat verlangt doorgaans wel een andere benadering dan het klassieke schilderij. Het materiaal zelf, zijn afkomst en zijn betekenis in het maatschappelijke leven maken integrerend deel uit van de inhoud, het verhaal, het ?mystieke aspect” van het kunstwerk.

Eenzelfde dualisme tussen het collectieve en het individuele denken inzake de grote morele vraagstukken van onze tijd, herkent Andrée Van de Kerckhove in haar eigen beroepspraktijk. Neem het open gesprek dat nu mogelijk is inzake menswaardig sterven en euthanasie. Wie er dan persoonlijk mee geconfronteerd wordt, stelt misschien vast dat hij het leven zo lang mogelijk wil proberen te rekken.

Zo ook wint de overtuiging veld dat het kunstwerk in zijn lichamelijkheid onderhevig is aan verval, dat het er op een bepaald moment niet meer zal zijn en liefst zo weinig mogelijk drastische ingrepen dient te ondergaan. Maar een restaurateur, uitgedaagd om een werk persoonlijk te redden, zal wellicht in de verleiding komen om verder te gaan dan hij in principe wil of mag. Andrée Van de Kerckhove lijdt niet aan de zelfoverschatting die zo fataal kan zijn voor het geschonden kunstwerk. Maar helemaal niks doen vindt ze ook geen oplossing.

Net wanneer ze vermoedt dat ze als de Florence Nightingale van de kunst zal worden geportretteerd, zegt ze : ?Ik ben heel klein, en als puntje bij paaltje komt dan ben ik bezig met : hoe ga ik morgen mijn brood verdienen ? Zoals iedereen.”

J. BR.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content