Met de participatie in Philipp Holzmann dacht André Leysen aan het eind van zijn carrière dé grote slag te slaan. Maar de goudmijn bleek een bodemloze put, waarin Gevaert en Almanij hun miljarden zagen verdwijnen.

In de hete zomer van 1976 protesteerden de arbeiders van de failliete Standaardgroep over achterstallig loon. De persen dreigden stil te vallen, wat de kandidaat-overnemer niet zinde. André Leysen sprong op het laadbord en riep hen toe: “Gij levert de arbeid en ik das Kapital.” Vlaamse financiers durfden het risico niet te nemen, maar Leysen wou de krantengroep per se in handen krijgen. Hij ruikt goede opportuniteiten. Veel boekenonderzoek ging aan de koop niet vooraf. De onderhandelingen met de curatoren en de bonden liepen al toen hij ontdekte dat Het Nieuwsblad aan De Standaard was gekoppeld. ‘Das Kapital’ voor de nieuwe Vlaamse Uitgeversmaatschappij was en is nog steeds bescheiden. Maar het bood een ongelooflijk financieel rendement. Leysen kreeg als bonus voor zijn investering aanzien en gezag in politieke en economische kringen. Hij is trouwens de enige krantenuitgever die zelf in zijn kolommen schrijft om de maatschappij te waarschuwen. Leysen heeft zich intussen uit het persbedrijf teruggetrokken en het aan zijn zoon Thomas geschonken. De redacties maken er zich zorgen over dat die nu al op het uitgeven uitgekeken lijkt te zijn. Thomas bereidt zich enthousiast voor om in de lente van volgend jaar Karel Vinck op te volgen aan het hoofd van de non-ferrogroep Union Minière.

Zijn overname van De Standaard was voor Leysen een sprong in het diepe. Hij gaat er prat op zich veeleer opportunistisch op te stellen dan grote strategische concepten te belijden. Op voortvarende wijze stapte de intussen 72 jaar geworden captain of industry eind verleden jaar met zijn investeringsmaatschappij Gevaert in Philipp Holzmann AG. De Vlaamse groep legde 8,3 miljard frank op tafel voor 30,4 procent van de aandelen. Hij werd daarmee de grootste aandeelhouder van de Duitse bouwreus, tot dan in handen van Deutsche Bank. Leysen heeft de voorbije veertig jaar als investeerder een uitstekende reputatie opgebouwd, maar met Holzmann liep het flink mis. Een catastrofe werd het.

KOOPJE IS GOUD WAARD

Philipp Holzmann betekent wat in Duitsland. De maatschappij vierde zopas haar 150ste verjaardag en haar geschiedenis is nauw verweven met die van het land. Holzmann bouwde de spoorlijn die Berlijn met Bagdad verbindt, het prestigeproject van Keizer Willem II (die van de Eerste Wereldoorlog), de beroemde Hindenburgdam, de Rijksdag. De wederopbouw van het in puin gebombardeerde Duitsland na de Tweede Wereldoorlog was grotendeels Holzmanns werk. Bij de hereniging van de twee Duitslanden snelden de ingenieurs en architecten van de groep naar de voormalige DDR – een nieuw wingewest voor al wie in de bouw zat. In de hoofdzetel in Frankfurt staan 28.000 mensen in de personeelsregisters en op de landkaart duiden speldjes 1.200 bouwplaatsen aan. Het Holzmannimperium reikt van Amerika tot Azië.

Met Holzmann zou Leysen aan het eind van zijn carrière dé grote slag slaan. Er viel daar in Frankfurt geld te maken. Een koopje, want de groep had moeilijkheden gekend waardoor de koers van het aandeel van duizend naar 160 euro was gezakt. Maar het kersverse management was een flink stuk gevorderd met de turnaround en waagde het al over winst te spreken. Dat was het soort bedrijven waar de Vlaamse investeringsgroep Gevaert zijn successen mee boekt: een beetje moeilijkheden en dus goedkoop, maar goed op weg naar herstel. Een tweede principe van de groep zette Leysen waaghalzerig opzij. Gevaert neemt nooit controleparticipaties in ondernemingen, de holding speelt wijs op betekenisvolle deelnemingen in ondernemingen met potentieel. In Mortsel waren ze nu plots hoofdaandeelhouder van een Duitse bouwgroep.

Het was een risicovol avontuur. Gevaert kreeg de boeken van Holzmann niet te zien. Het vroeg er ook niet naar. De Duitse wet, die alle aandeelhouders en vooral de kleine beschermt, wil dat boekenonderzoek openbaar wordt gemaakt. Als de beurs en zijn speculanten zouden horen dat een buitenlandse investeerder belangstelling heeft, springt het Holzmannaandeel omhoog. Voor Gevaert stijgt dan de koopprijs en daalt de winstkans. Groot geld verdienen is inderdaad risico nemen. André Leysen sprak met de bedrijfsleiding en belde enkele van zijn Duitse vrienden, en de Gevaert-specialisten namen de verslagen van de bedrijfsrevisoren KPMG en Ernst & Young door. En zij zagen dat het goed was.

Er waren nochtans alarmerende signalen, die enkele minder enthousiaste lui bij Gevaert argwanend konden stemmen. Philipp Holzmann sleept een verlies van 65 miljard frank uit de voorbije drie jaren mee. Er waren hardnekkige geruchten over lijken in de kast. De traditionele referentie-aandeelhouder Deutsche Bank verkocht aan Gevaert en gaf zonder slag of stoot zijn meerderheid in de bouwreus prijs. Traditionele financiële groepen bleven vanaf de zijlijn toekijken. Zij houden niet van de bouw, die is te risicovol, zeker nu in Duitsland de cementmolens trager draaien. Maar Leysen was er zeker van; in Frankfurt zou hij een goudmijn vinden.

GEEN BARON

André Leysen grapt erover dat hij in Duitsland de buitenlander van dienst is (en in Vlaanderen de Duitser, maar dat is een ander verhaal). Hij is of was lid van de Aufsichtsrat van prestige-ondernemingen als Bayer, Deutsche Telekom, BMW en Veba. Na de hereniging van de beide Duitslanden beleefde hij zijn jaren van glorie als enige buitenlander in het vijfkoppig Presidium van de Treuhandanstalt. Die instelling verkocht voor rekening van de overheid de staatseconomie van de DDR aan binnen- en buitenlandse investeerders. De Treuhandanstalt werkte de privatisering snel af en dit nooit eerder geziene experiment heet alom een succes, al blijkt nu bij het vallen van het stof dat het ook daar niet altijd even fraai toeging.

Leysen heeft iets met Duitsland. De Antwerpse familie leunde nauw aan bij de Frontbeweging van Cyriel Verschaeve en zelf was André Leysen lid van de Hitlerjeugd-Vlaanderen. In zijn recent boek Achter de spiegel gaf hij ruiterlijk toe dat dit een vergissing was. Vlaanderen ligt er niet van wakker. Maar onder de oud-voorzitters van het Verbond van Belgische Ondernemingen is hij de enige zonder adellijke titel. Hoewel hij succesvol was. Na tien zwarte sociale jaren slaagde hij erin met een nieuw centraal akkoord de vakbonden tot redelijkheid en de werkgevers tot toegevingen te dwingen.

Het oorlogsverleden van Leysen heeft nooit veel stof doen opwaaien. Des te meer zijn Duitse reddingsoperatie voor het ‘Vlaamse’ Agfa-Gevaert in 1981, de fotogroep waarmee de Vlaamse icoon Lieven Gevaert honderd jaar eerder in Mortsel van start was gegaan. Na zijn scheepvaartperiode in Ahlers ontpopte Leysen zich als financier in onder meer Ibel en Vibem en kwam aan het hoofd van de Vlaamse groep. Die was toen al een tijdje het gedeelde bezit van Gevaert en het Duitse Agfa, een dochter van de chemiereus Bayer. Het water stond Agfa-Gevaert tot de lippen. In Texas gingen de gebroeders Hunt op het zilver speculeren, de wereldprijs verdubbelde. Een ramp voor Agfa-Gevaert, dat dagelijks het equivalent van 200.000 zilveren lepeltjes in fotopapier voor radiografieën verwerkt.

De Vlamingen verkochten hun Vlaams bedrijf helemaal aan Bayer. Zij bleven verweesd achter in Gevaert, sedertdien alleen nog een investeringsmaatschappij. Maar die bezat nu wel zeven procent van de Duitse chemiereus en was daarmee de grootste aandeelhouder. André Leysen was in Vlaanderen meteen de kop van jut: hij had het kroonjuweel aan de Duitsers verkwanseld. Een paar jaar later werd hij voorzitter van de Aufsichtsrat van het Bayer-concern.

Terecht voert Leysen aan dat zonder die operatie het fotobedrijf in Mortsel al lang niet meer zou bestaan. Begin dit jaar kwam alles trouwens weer in orde: Agfa-Gevaert trok als een autonome Vlaams-Duitse onderneming naar de beurs. Bayer had er geen belangstelling meer voor, de chemiegroep plooit zich terug op de kernactiviteiten. De investeringsmaatschappij Gevaert is de grootste aandeelhouder, zodat het beslissingscentrum van Leverkusen naar Mortsel is teruggekeerd.

BOEDELSCHEIDING

Intussen had de investeringsmaatschappij Gevaert zichzelf gesaneerd. De groep waarvan Leysen voorzitter is vertoonde de eigenaardigheid dat de Belgische holding Cobepa, dochter van de Compagnie Financière de Paris een licht overwicht heeft op de rijke Vlaamse families Francken, Collin, Vanden Avenne, Van Damme, Saverys, Cappuys en Vlerick. Gevaert had nogal wat geld steken in Almanij – de holding boven de Kredietbank – en die vond de Franse aanwezigheid vervelend in het vooruitzicht van de fusie met Cera Bank en ABB Verzekeringen tot KBC. Het kwam in Gevaert tot een vriendelijke boedelscheiding tussen de Vlamingen en de Fransen en het Vlaamse deel fuseerde met Almanij, wat de kapitaalbasis van de financiële groep gevoelig versterkte.

De halvering van zijn succesvolle investeringsmaatschappij was ongetwijfeld een emotionele beslissing voor André Leysen. Onder zijn beheer dikte de beurskoers aan van drie miljard frank in 1980 tot 85 miljard frank in 1997. Creatie van aandeelhouderswaarde is er geen holle slogan, de jaarlijkse return beloopt gemiddeld vijftien procent. Nu heeft hij baron Jan Huyghebaert van Almanij als bovenbaas, die met 73 procent van de stemrechten kan spreken. Een troostprijs is dat Almanij zijn risicokapitaalverschaffer Investco, die eerder al de Limburgse investeringsmaatschappij had overgenomen, aan Gevaert koppelde.

Twee jaar na die operatie is die halve portefeuille alweer verdubbeld. Wat grotendeels te danken is aan het gekke optimisme op de beurzen. Gevaert werkt vooral op Duitsland en op Nederland, laat het Franse machtskapitalisme voor wat het is en mijdt als Vlaamse holding Vlaanderen – als gevolg van de wetgeving vallen in België de minderheidsaandeelhouders uit de boot. Zo heeft het participaties in de financiële sector (Aegon, KB-Lux, Dexia France, IVH Holding, Boston Millennia), de industrie (Bayer en Holzmann), transport (URS, Van Ommeren) en diensten (VTB-VAB, VUM, Uitgeversbedrijf Tijd, Planet Internet, Mobistar, Telenet Holding). Ongeveer tien procent van de waarde van de investeringsmaatschappij is afkomstig van de bank KB Lux, twintig procent van de verzekeraar Aegon en veertig procent nu van het opnieuw zelfstandige Agfa-Gevaert. Dat laatste baart enige zorgen. Het AG-aandeel is nog geen echt succes, de koers ligt zeventien procent lager dan bij de beursgang in juni. De hightech-fotogroep verkeert eigenlijk in een herstructureringsfase.

Een Einzelganger is Leysen wel. Hij behoort niet echt tot die traditionele Vlaamse families die mooi weer spelen bij Almanij en in zijn eigen investeringsmaatschappij. Hij frequenteert evenmin de Brusselse salons, waar collega’s als burggraaf Etienne – Steve – Davignon en baron Albert Frère zich ophouden. Zij richten zich op Frankrijk, Leysen kijkt oostwaarts. Bovendien is Brussel nog altijd zijn rol niet vergeten in de oorlog van 1989 om de Generale Maatschappij van België. Aan een mislukte zet tegen de Italiaanse zwarte ridder Carlo de Benedetti hield de Antwerpenaar voor hem en de investeerders in zijn zog op wonderlijke wijze 3,5 miljard frank over. Hij was de enige winnaar in de saga waarbij de grootste Belgische holding uiteindelijk het Franse Suez in de schoot viel.

LIJKEN UIT DE KAST

De pret bij Philipp Holzmann heeft niet meer dan een half jaar mogen duren. Hoofdaandeelhouder Gevaert heeft één bestuursmandaat in de bouwgigant, voor Leysen vanzelfsprekend. Al op zijn tweede bestuursvergadering, na de zomer, vallen in Frankfurt de lijken uit de kast. Het management vindt in de oude boeken voor vijftig miljard frank verlies terug. Dat dateert van het begin van de jaren negentig. Voor slechte vastgoedprojecten, zoals het Arena-sportcomplex in Keulen of het winkelcentrum in Maagdenburg legde de al verlies lijdende bouwgroep geen reserves aan. Omdat de bouwmarkt in een dip zat waagden de aannemers zich aan vastgoedspeculatie, en dat liep faliekant af.

Gedelegeerd bestuurder Heinrich Binder stottert dat zijn voorgangers moedwillig de schulden in de boekhouding hebben weggemoffeld. André Leysen is in de maling genomen. Hij investeerde ruim acht miljard frank in een bedrijf op de rand van het faillissement. Zijn vrienden waarschuwden niet, de bedrijfsleiding beloofde een break-even, de rapporten van de externe bedrijfsrevisoren waren positief, de machtige banken in de raad van bestuur vertoonden geen argwaan. De kampioen van de opportuniteiten ging onderuit. Leysen hanteerde als regel eerst doen en dan denken, nu vindt hij de Duitse wijsheid veiliger: Vertrauen ist gut, Kontrolle ist besser. In Mortsel onderzoeken de Gevaert-specialisten hoe zij langs juridische weg de schade kunnen beperken.

Schade is er natuurlijk niet alleen voor een investeringsmaatschappij die uit is op het grote geld. In Duitsland vrezen 17.000 bouwvakkers voor hun job en 40.000 arbeiders in aanverwante bedrijven en bij onderaannemers. Philipp Holzmann dreigt 300 bouwondernemingen in zijn val mee te sleuren. De Duitse pers heeft het over het grootste bedrijfsschandaal uit de recente geschiedenis. Woedende arbeiders bezetten de bouwplaatsen en betogen in Frankfurt. Daarbij moet de Deutsche Bank het ontgelden (die is zichtbaar), de buitenlandse hoofdaandeelhouder Gevaert blijft buiten schot.

Ook rond de onderhandelingstafel speelt ‘Mortsel’ geen rol van betekenis. Kanselier Gerhard Schröder nagelt alleen de Duitse banken aan de schandpaal omdat zij hun maatschappelijke verantwoordelijkheid niet opnemen. Hij dwingt de Deutsche en andere banken een reddingsplan van 88 miljard frank te financieren. De overheid schuift vijf miljard frank toe, de werknemers evenveel onder de vorm van lagere lonen en langere werktijden en 3.000 ontslagen. Hoofdaandeelhouder Gevaert? Niets.

Schröder verschijnt op het balkon: Philippe Holzmann is gered. Niet iedereen gunt hem applaus, met name het bedrijfsleven niet, dat het optreden van de kanselier als een terugkeer van het versleten “Deutschland AG” en zelfs van de DDR-politiek brandmerkt. De politiek hoort zich niet (meer) met de economie te bemoeien, zo klinkt het nu ook in Duitsland. Het bedrijfsleven kent een natuurlijke selectie, geen bedrijf gaat zonder reden failliet, het is slecht geleid of versleten. Managers met de mond vol over opportuniteiten bestempelen de kanselier als een opportunist. Omwille van problemen met zijn eigen socialistische SPD redt hij zogezegd werkgelegenheid.

GEEN REDDENDE HAND

De Vlaamse investeringsgroep Gevaert voelde zich niet aangesproken door de oproep tot maatschappelijke verantwoordelijkheid van kanselier Schröder. De hoofdaandeelhouder hield de reddende hand in de zak. André Leysen bekende in Duitsland niet over de kasmiddelen te beschikken om Holzmann bij te springen. De aankoop van de aandelen bij de beursgang van de fotogroep Agfa-Gevaert in juni slorpte de reserves op.

Nagenoeg een jaar na de blijde intrede als hoofdaandeelhouder is Gevaerts rol in de Duitse bouwwereld uitgespeeld. Door de ontwaarding van het bestaande kapitaal – honderd frank blijft er nog slechts vier waard – en een daaropvolgende nieuwe kapitaalverhoging verschrompelt de participatie van dertig tot tien, hooguit vijftien procent. Deutsche Bank, die het grootste stuk van de sanering draagt, is opnieuw de hoofdaandeelhouder.

In Mortsel vertellen ze nog niet te weten wat met het pakket Holzmann aan te vangen. Dat de Aziatische Sembcorp het zou kopen heet een kwakkel, van verkoop is er voorlopig geen sprake. Daar zijn goede redenen voor. Het Duitse bedrijfsleven mag dan al kritiek hebben op de politiek geforceerde redding, bij Gevaert valt er geen onvertogen woord over de kanselier te horen. Bij het verwachte faillissement zou Gevaert de volle 8,3 miljard frank verloren hebben. Nu zal dat een stuk minder zijn. Het blijft een gigantisch verlies. Maar dankzij het reddingsplan is hoop op enig herstel van Holzmann gewettigd. De Duitse belastingbetalers en de bouwvakkers redden een deel van Gevaerts meubelen.

André Leysens goudmijn in Frankfurt bleek uiteindelijk een zwart gat te zijn. Hij haalt er nooit de grote winsten uit waarmee hij zijn afscheid bij Gevaert wou versieren. Integendeel, Gevaert verliest veel geld en Leysen veel prestige. In de raad van bestuur van Almanij frontsten de Vlaamse families de wenkbrauwen. De hoofdaandeelhouder deelt mee in de klappen. Maar de financiële loge houdt naar aloud gebruik de vuile was binnenskamers. Trouwens, zelfs met het Holzmann-verlies behoudt Leysen over de jaren heen een blozend batig saldo.

Almanij heeft wel wat anders aan het hoofd dan het verlies van enkele miljarden in Duitse avonturen. Het KB Lux-dossier van KBC-Bank blijft als een zwaard van Damocles boven de groep hangen. Zeer acuut is het gevaar, want onderzoeksrechter Jean-Claude Leys stuurde zijn rapport over de fraudemechanismen in de bank naar de Commissie voor het Bank- en Financiewezen.

Gevaert moet de affaire-Holzmann nu verder verwerken. De mannen van Mortsel herhalen als met een gebedsmolen dat zelfs het volledige verlies van het investeringsgeld maar acht euro kost per aandeel, dat een intrinsieke waarde van 51 euro overhoudt. De beurs heeft nog een tijdje nodig om dat te geloven. En in Mortsel willen ze voortaan wat strenger en selectiever zijn. De éminence grise André Leysen is zijn onaantastbaarheid kwijt.

Guido Despiegelaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content