John Vandaele
John Vandaele Journalist MO* en auteur van 'De melkboer en de geschiedenis' (EPO)

Professor ethiek Sigrid Sterckx vindt dat het patentsysteem uit balans is geraakt. De belangen van de bevolking werden ondergeschikt aan die van de industrie. Bovendien brengt het massale geldstromen van de arme naar de rijke landen op gang.

‘Dikwijls wordt beweerd dat globalisering leidt tot een race to the bottom inzake sociale en ecologische regels. Voor patenten zie ik echter een race to the top: wereldwijd worden de normen versterkt. Geen enkele regelgeving is zo geglobaliseerd als die over intellectuele eigendomsrechten (IER).’

Dat zegt professor Sigrid Sterckx, docente ethica aan de universiteiten van Gent en Antwerpen. Ze schreef een doctoraat over de evoluties in ‘patentland’. Dat lijkt op het eerste gezicht vrij saaie materie. Maar dat is schijn, want de jacht op patenten is zowat de goudkoorts van de 21e eeuw, waarbij vooral de biologische materie fungeert als het nieuwe Eldorado. Bedrijven en individuen nemen patenten op DNA-sequenties, kankermuizen, planten, menselijke weefsels… Rijke landen die al twintig jaar de loftrompet steken over deregulering hebben op dit terrein hard gevochten voor strakke regels. De verklaring is eenvoudig: inzake IER brengt regulering hen veel geld op. Sterckx: ‘Begrijp me niet verkeerd, ik ben niet tegen het patentsysteem. Integendeel, het is ontroerend mooi: rechten en plichten van alle betrokkenen worden magistraal gebalanceerd. Alleen is het systeem nu uit evenwicht: het draait dol en dreigt zichzelf te ondergraven. De regelgeving dient te zeer de belangen van de industrie.’

Patenten zijn niks nieuws. In Engeland werden 380 jaar geleden al de eerste patenten verleend. Bedoeling was uitvinders te beschermen om zo de wetenschappelijke en technologische vooruitgang te stimuleren. Dat werkt als volgt. Stel: persoon A werkt vele jaren aan een uitvinding. Als die er eenmaal is, bestaat de kans dat B, die commercieel handiger is, de uitvinding kopieert en er alle profijt uithaalt. Een patent belet dergelijk profitariaat, door uitvinders gedurende een periode – tegenwoordig meestal twintig jaar- een monopolie op het gebruik van hun uitvinding te geven. Wie zegt monopolie, zegt hogere prijzen en dat is de beloning voor de uitvinder. In ruil wordt de uitvinder verplicht zijn uitvinding openbaar te maken, zodat anderen er kunnen op voort bouwen. Wat opnieuw de vooruitgang stimuleert. Doorgaans waren (en zijn) er drie voorwaarden voor de toekenning van een patent: het moet gaan om een vinding die nieuw, inventief én nuttig is.

Gedurende lange tijd zijn patenten nationale materie geweest: de wetgeving verschilde van land tot land. Dat veranderde in 1883. Naar aanleiding van de Wereldtentoonstelling, waar vele uitvindingen zouden worden getoond en het gevaar van kopiëren dreigde, ondertekende een aantal landen het Verdrag van Parijs ter bescherming van de industriële eigendom. Sterckx: ‘Dat verdrag liet landen nog veel vrijheid. Ze werden niet eens verplicht een patentwetgeving te hebben, laat staan dat het een patentbeschermingstermijn oplegde. Maar als ze dan toch patenten erkenden, mochten ze buitenlandse patentaanvragers niet benadelen.’

In 1967 werd de World Intellectual Property Organisation (WIPO) opgericht. Deze VN-dochter ziet toe op de uitvoering van het Verdrag van Parijs en fungeert als forum voor onderhandelingen over IER. In de jaren zeventig wilden ontwikkelingslanden het verdrag van Parijs afzwakken, om de transfer van technologie uit de rijke landen te bevorderen. In de jaren na de oliecrisis hadden ze een machtspositie – ze eisten een Nieuwe Internationale Economische Orde – en even zag het ernaar uit dat ze op dat vlak ook iets zouden afdwingen. Toen de Verenigde Staten eind 1979 echter de intrest verdrievoudigden, belandde de wereld in een diepe recessie. De ontwikkelingslanden leden daaronder het meest en verloren hun relatieve machtspositie.

GLOBALE PATENTEN

Zo kwamen de industrielanden aan zet. Sterckx: ‘Zij wilden een betere bescherming van IER en vonden dat de overdracht van technologie via de markt moet verlopen. Vanaf 1982 gooide de VS het over een andere boeg. Omdat de ontwikkelingslanden er in de WIPO in slaagden veranderingen te blokkeren, probeerde de VS de IER te bestempelen als ‘handelsgerelateerd’ zodat ze in de GATT – de huidige Wereldhandelsorganisatie (WTO) – belandden. Dat was een forum waar de VS traditioneel sterker stond.’

‘De lobbymachine van de computer-, muziek-, automobiel- en farmaceutische industrieën toog aan het werk en in 1988 lag er al een – weliswaar omstreden – studie in het Congres die beweerde dat de VS elk jaar 50 miljard dollar misliep omdat haar IER niet gerespecteerd werden in diverse landen, waaronder China en Brazilië. Vanaf dat moment nam de VS een onverzettelijk standpunt in: er moest in de Uruguay-onderhandelingsronde van de GATT een TRIPs-akkoord komen, een akkoord over Trade Related aspects of Intellectual Property rights. Dat kwam er ook in 1994. Al gaat TRIPs voor de VS niet ver genoeg. De Amerikanen houden zich het recht voor landen unilateraal aan te pakken. Daarom houden ze een soort zwarte lijst aan van landen die volgens hen de IER slecht beschermen.’

U noemt het TRIPs-akkoord de meest geglobaliseerde regelgeving die er bestaat.

SIGRID STERCKX: Ja. In veel domeinen bestaan geen globale regels. Die zijn er hier wel, en ze worden wereldwijd afgedwongen met WTO-procedures, zoals handelssancties. De minst ontwikkelde landen (MOL’s) krijgen tot 2016 om TRIPs toe te passen. Dat is een kleine toegeving, als je bedenkt hoe groot deze revolutie voor de MOL’s is: sommigen hebben geen wetgeving inzake IER, laat staan een administratie om die wetgeving te doen naleven. Voorts trekt TRIPs de patentduur wereldwijd op naar twintig jaar. In veel ontwikkelingslanden was de beschermingstermijn traditioneel slechts vijftien, tien of zelfs vijf jaar, met korte termijnen in ‘vitale’ sectoren zoals voedingsproducten.

In de rijke landen is de patentwetgeving het product van een eeuwenlange evolutie die ten dienste van het nationaal belang stond. Vergeet niet dat Duitsland pas in 1967 productpatenten op geneesmiddelen heeft erkend, Engeland in 1977 en Spanje in 1992. De ontwikkelingslanden krijgen met het TRIPs-akkoord echter een kader opgedrongen, dat kant en klaar is. Velen onder hen beseffen niet hoe stringent dit wordt. Hoge ambtenaren van ontwikkelingslanden vertellen me dat dit maar een vodje papier is, zoals veel andere internationale verdragen, maar ze vergissen zich.

Rijke landen zeggen dat TRIPs goed is voor de ontwikkelingslanden.

Sterckx: Hun argumenten overtuigen niet. TRIPs zou het lokale onderzoek stimuleren en het richten op lokale noden, maar veel ontwikkelingslanden voldoen niet eens aan de minimumvereisten – qua infrastructuur en beschikbaarheid van geschoolde mensen – om onderzoek te doen. Patentrecht invoeren verandert daar niks aan.

TRIPs zou ook de technologietrans- fer en de buitenlandse investeringen stimuleren, omdat investeerders meer garanties krijgen dat hun patenten worden gerespecteerd. Maar vóór TRIPs konden landen een lokale onderneming een dwanglicentie geven – een vergunning om het product te maken zonder toestemming van de patenthouder – indien er geen lokale exploitatie van het patent was. Dat kan nu niet meer. Gevolg: in Chili bijvoorbeeld zijn sinds de invoering van productpatenten voor medicijnen veel afdelingen van multinationals gesloten en worden veel meer medicijnen ingevoerd. Ondanks beloften dat deze verandering aan de patentwet beloond zou worden met investeringen door Amerikaanse farmaceutische bedrijven in Chili. Artikel 66 van TRIPs zegt wel dat rijke landen de overdracht van technologie naar de MOL’s moeten bevorderen, maar dat is zo vaag en vrijblijvend dat het niks betekent.

TRIPS is geen goeie zaak voor ontwikkelingslanden?

Sterckx: De reden waarom de indu- strielanden, de VS op kop, absoluut een TRIPs-akkoord wilden, is dat zijzelf daar zeer veel bij te winnen hebben. De quasi-wereldwijde versterking van het patentsysteem zal massale winststromen van ontwikkelingslanden naar industrielanden tot gevolg hebben. De VS wordt de grootste winnaar. Dat blijkt glashelder uit onderzoek. TRIPs zou een onnoemlijk sterke stimulans moeten geven aan de technologieoverdracht naar ontwikkelingslanden, om die enorme economische nadelen te compenseren. Ik heb nog geen enkele degelijke studie gezien waaruit blijkt dat dit zal gebeuren.

De ontwikkelingslanden hebben TRIPs ondertekend omdat zij tijdens de zeven jaar durende onderhandelingen voortdurend met retoriek over economische voordelen om de oren zijn geslagen en vooral omdat de dreiging met unilaterale handelssancties vanwege de VS als een zwaard van Damocles boven hun hoofd hing. In een aantal gevallen zijn die handelssancties trouwens effectief toegepast.

Een andere evolutie is dat patenten op almaar meer gebieden van toepassing zijn.

Sterckx: Het TRIPs-akkoord verplicht landen patenten te regelen ‘voor uitvindingen, producten dan wel werkwijzen, op alle gebieden van de technologie mits ze nieuw zijn, op uitvinderswerkzaamheid berusten en industrieel kunnen worden toegepast’. Dat is nieuw, want tot nu toe waren landbouw, farmacie en chemie in veel ontwikkelingslanden buiten de patentwetgeving gebleven.

Betekent dit nu dat ‘het leven’ patenteerbaar is?

Sterckx: In 1980 erkende het Amerikaanse hooggerechtshof voor het eerst een patent op een micro-organisme. Het vond dat een micro-organisme dat zo gewijzigd is dat het olievlekken kan opruimen, een product van menselijk vernuft – en dus een uitvinding – was, dat bovendien nieuw en nuttig werd geacht. Dat opende de deuren naar meer: het onderscheid tussen levende en dode materie bleek niet meer relevant, wel of iets al dan niet door mensen is gemaakt. In 1985 werd het eerste plantenpatent erkend, in 1987 volgde een patent op een oester, later zijn daar patenten op onder andere een kankermuis en op DNA-sequenties bijgekomen. Dat gebeurde zonder wetswijzigingen; het was de verleningspraktijk van het patentbureau die veranderde.

In Europa stelt de EU-richtlijn over patenten op biotechnologische uitvindingen toch dat dieren- en plantenrassen niet patenteerbaar zijn?

Sterckx: Ja, maar diezelfde richtlijn omzeilt die uitzonderingen met puur semantische trucs. Dat gebeurde onder druk van de industrie. Idem voor het menselijk lichaam. Dat heet evenmin patenteerbaar, maar geïsoleerde elementen van het menselijk lichaam, inclusief gensequenties, zijn wel patenteerbaar.

Vindt u dat een goeie zaak?

Sterckx: Ik vind dat gensequenties niet patenteerbaar mogen zijn. Ten eerste principieel: het zijn geen uitvindingen, maar ontdekkingen. Dat wil niet zeggen dat de isolatie ervan geen arbeid vergt, maar het loutere feit dat iets arbeidsintensief is, volstaat toch niet voor patentering. Je kunt de methode van isolatie of het eindproduct eventueel patenteren, maar niet de genen zelf. Mijn tweede argument is dat die aanpak innovatie afremt in plaats van haar te stimuleren. Met éénzelfde gensequentie kun je immers meerdere eindproducten maken: maar door de genen zelf te patenteren, belemmer je dat, want niemand mag nog met die sequentie werken zonder toestemming van de patenteigenaar.

Steeds meer wetenschappers – onder wie de Nobelprijswinnaar 2002 voor geneeskunde John Sulston en verschillende commentatoren in de toptijdschriften Science en Nature – vinden dat de huidige patentpraktijk de wetenschappelijke voortgang afremt. Omdat op alles een patentvlag wordt geplaatst, lijkt onderzoek steeds meer op slalommen tussen bestaande patenten. Jammer genoeg springen ook de Belgische universiteiten op dezelfde trein: in plaats van elkaar gratis licenties te geven, zien we dat deze publieke instellingen hun patenten ook afdwingen tegenover elkaar.

Een andere kritiek is dat TRIPs aanleiding geeft tot biopiraterij, het wegroven van genetische rijkdom uit vooral ontwikkelingslanden.

Sterckx: Om te bepalen wat biopiraterij is, moet je eerst uitmaken wie eigenaar van die rijkdom is. Volgens de Conventie over Biodiversiteit (CBD) uit 1992 hebben staten soevereine rechten over hun hulpbronnen en dus ook over hun genetische rijkdom. Hun planten of dieren zonder hun akkoord weghalen, is dus biopiraterij. De CBD is echter soft law, niet afdwingbaar. De inheemse volkeren die vaak in onmin leven met staten, hebben nog een andere visie: zij vinden dat genetisch materiaal het gemeenschappelijk erfgoed van de mensheid is. Dat klinkt mooi maar in de praktijk staan ze met die visie nergens, en is TRIPs het enige dat telt.

Voor TRIPs bestaat biopiraterij niet. Bedrijven mogen patenten nemen en kunnen die doen respecteren. Ook de EU zit op die lijn: in een eerste ontwerp van richtlijn moesten aanvragers van biotechpatenten nog aantonen waar ze biologisch materiaal vandaan hadden gehaald en dat ze de lokale wetgeving hadden gerespecteerd. In de uiteindelijke richtlijn staat daar maar een zwakke verwijzing meer naar in. Zo legaliseert de EU dus wat volgens CBD biopiraterij is.

De CBD wil dat staten een rechtvaardig deel van de opbrengst van hun biodiversiteit ontvangen?

Sterckx: Veel gewassen zijn het resultaat van het werk van generaties. Het idee dat een bedrijf zo’n gewas na een kleine wijziging kan claimen, vinden vele commentatoren uit ontwikkelingslanden grotesk.

Wat veranderen patenten in de landbouw?

Sterckx: Daar zien we door de patenteringswedloop een versnelling en versterking van de concentratie in de sector van de zaadbedrijven. Dat heeft implicaties voor de boeren: ze kunnen hun zaden niet meer ruilen of sparen, maar moeten elk jaar bij die enkele multinationals zaad kopen. De rol van de boer als medeontwikkelaar van biodiversiteit verdwijnt. Via hun monopolies verwerven deze bedrijven een enorme invloed op de richting die de landbouw en dus onze voeding uitgaat.

Belemmert TRIPs arme mensen in ontwikkelingslanden de toegang tot geneesmiddelen?

Sterckx: In principe kan het patentsysteem arme mensen toegang tot geneesmiddelen verschaffen. Als een overheid dwanglicenties verleent, kunnen gepatenteerde medicijnen aan veel lagere prijzen op de markt worden gebracht in dat land. TRIPs sluit deze mogelijkheid in theorie niet uit. Toch blijft het voor ontwikkelingslanden in de praktijk moeilijk zo’n initiatief te nemen. De VS houdt een zwarte lijst aan van landen die niet goed scoren inzake IER en voor veel landen zijn de VS hun voornaamste exportmarkt. Daar gaat een grote dreiging van uit. Trouwens, het gaat niet louter om de ontwikkelingslanden: ook in de rijke landen maken patenten medicijnen duurder. Gelukkig hebben wij een goede ziekteverzekering en een minister Frank Vandenbroucke (SP.A) die prijscontroles uitvoert, maar in de VS krijgt de farmaceutische industrie zo goed als vrij spel in de prijszetting van haar producten. Bovendien hebben 50 miljoen Amerikanen geen ziekteverzekering. Het sterke patentrecht heeft dus ook nefaste gevolgen voor vele armen daar.

Afrondend: het huidige patentregime zint u niet?

Sterckx: Ik ben niet tegen patenten op zich, maar de slinger is veel te ver doorgeslagen. Patentering slaat op steeds meer domeinen, de uitzonderingen worden steeds enger geïnterpreteerd terwijl de inbreuken juist breder worden geïnterpreteerd. Interne remedies zoals dwanglicenties worden uitgehold. Uiteindelijk zijn de overheden hiervoor verantwoordelijk: zij hebben TRIPs ondertekend.

Maar de vingerafdrukken van de industrie zijn overal merkbaar?

Sterckx: De grote baas van Monsanto klopte zich zelfs op de borst dat het de eerste keer was dat een ontwerp van de industrie leidde tot een wereldwijde regulering. De baas van het Amerikaanse patentbureau Bruce Lehman was nog duidelijker. Hij zei: ‘We kunnen nu het leger niet meer sturen om dit soort problemen op te lossen, dus moeten we andere middelen vinden om onze rechten te doen eerbiedigen.’ Carla Hills, handelsvertegenwoordigster onder vader Bush, noemde TRIPs een koevoet om buitenlandse markten open te wrikken.

Andersglobalisten zeggen dat onder de huidige globalisering alles te koop is. Door TRIPs mag je dit haast letterlijk opnemen?

Sterckx: TRIPs impliceert inderdaad verregaande vormen van privatisering: het publieke domein sijpelt leeg. Wie had ooit gedacht dat het biologisch materiaal van het regenwoud het voorwerp zou worden van private eigendomsrechten? In die zin is alles is te koop, inderdaad. De belangen van het bredere publiek zijn ondergeschikt gemaakt aan die van de eigenaars van patenten.

John Vandaele

‘Steeds meer weten-schappers vinden dat de huidige patentpraktijk de wetenschappelijke voortgang afremt.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content