Alle centen moeten terug naar de elite

SAO PAOLO Brazilianen betogen tegen president Dilma Rousseff en haar corrupte regeringspartij PT, terwijl het parlement over haar schorsing stemt.

De linkse partijen die rond de eeuwwisseling in vrijwel heel Zuid-Amerika aan de macht kwamen, zouden, in de woorden van de Braziliaanse ex-president Lula, de ethiek terugbrengen in de politiek en de corruptie uitroeien. Zestien jaar later hebben ze daar weinig van terechtgebracht. Met als gevolg dat rechts weer de wind in de zeilen heeft en het bekende neoliberale rijtje van ‘overbodige’ uitgaven opnieuw ter tafel komt: gezondheidszorg, onderwijs, sociale woningbouw, cultuur.

‘Vamos hacia 2001’, staat er op muren in Buenos Aires te lezen: ‘We gaan op weg naar 2001.’ Oftewel naar een nieuw failliet. Tal van winkels hebben hun deuren al moeten sluiten, kunnen het hoofd niet boven water houden door de enorme tariefverhogingen. Tientallen universiteiten en ziekenhuizen zijn in staking omdat ze allemaal de rekeningen niet meer kunnen betalen. De regering van de in december aangetreden president Mauricio Macri verhoogde in een oogwenk de tarieven van water, gas, licht en openbaar vervoer met gemiddeld 200 procent. Benzine werd 30 procent duurder. Meer dan 200.000 mensen hebben hun baan verloren. Macri noemt het de noodzakelijke sinceramiento, ‘vereerlijking’ van de economie. Subsidies op noodzakelijke levensvoorzieningen zijn linkse onzin en dus afgeschaft.

De nieuwe officiële ideologie in Argentinië: de maatschappij is als een supermarkt. Je kunt niet meer in je karretje gooien dan je kunt betalen. Mensen moeten kiezen tussen benzine tanken en nieuwe kleren kopen. Simpel toch?

Minister van Energie en Mijnbouw Juan José Aranguren, die de benzineprijs fors verhoogde, besloot voortaan gas van Chili te kopen, hoewel het gas van Bolivia dat tot nu werd geïmporteerd goedkoper is. De grote winnaar van deze verschuiving is Shell: tot hij minister werd eind vorig jaar was Aranguren ceo van Shell in Argentinië, en nog altijd is hij aandeelhouder. De vorige presidenten Néstor en Cristina Kircher leefden op voet van oorlog met de machtige oliemaatschappij. Dit is de wraak.

De ceo van een van de grootste autobedrijven in Argentinië is nu minister van Transport. De ceo van General Motors Argentina is benoemd tot directeur van het staatsbedrijf Aerolineas Argentinas. De oppositie spreekt schertsend van de nieuwe ceo-cratie: president Macri heeft mensen benoemd op plekken waar ze hun voormalige werkgevers het best kunnen bedienen. Hier doen ze niet eens meer moeite om zich te vermommen als politici. Belangenverstrengeling? Ach, dat is zo’n ouderwets begrip.

Old boys network

De foto. Om in één klap aan alle speculaties een eind te maken liet de Braziliaanse interim-president Michel Temer zich fotograferen te midden van zijn nieuwe ministersclub: een club van louter blanke mannen, de meeste grijzend. Geen enkele vrouw, een enkele zwarte. Het was niet de enige foto waarop je de club half grinnikend ziet afgebeeld. We hebben het voor elkaar, was de boodschap. Het old boys network oftewel ouwe-jongens-krentenbrood terug aan de macht.

Direct na het afzetten van Dilma Rousseff ontvingen de correspondenten in heel Latijns-Amerika een juichende e-mail van Febraban, de Braziliaanse Federatie van Banken, die verrukt is over het einde van de linkse nachtmerrie en een zonnige toekomst voor het land ziet.

Logisch. Sterke man van de nieuwe regering is minister van Financiën Henrique Meirelles, de neoliberale bankier van de BankBoston, die op de Centrale Bank plaats inruimde voor zijn vriend Ilan Goldfajn, chef-econoom van de Itau Bank. Veelzeggend is ook de benoeming van de minister van Landbouw: Blairo Maggi, ‘de koning van de soja’, de grootste sojaproducent in de wereld, die herhaaldelijk stukken van de Amazone heeft laten platbranden om zijn imperium uit te breiden.

De Inter-Amerikaanse Commissie voor de Mensenrechten heeft zijn diepe bezorgdheid uitgesproken over de beslissing van Temer geen vrouwen of zwarten in zijn regering op te nemen. En over het opheffen van het ministerie van Vrouwen, Rassengelijkheid en Mensenrechten. Dat is voortaan een staatssecretariaat dat valt onder Justitie. Met als fijne nieuwe baas minister Alexandre de Moraes.

Met die man kan de mensenrechtencommissie nog wat beleven. Die zei over de pro-Rousseff-demonstranten bij de Senaat dat ze ’te werk gaan als een guerrilla, ze moeten geïdentificeerd worden en behandeld als criminelen’. De Moraes liet als secretaris van Openbare Veiligheid in Sao Paulo demonstraties met grof geweld onderdrukken. In 2015 was onder zijn bewind de politie van Sao Paulo verantwoordelijk voor een op elke vier moorden in de stad.

De verdedigers van de laatste militaire dictaturen in Argentinië en Brazilië komen ook weer uit hun holen. Op de regering in Buenos Aires wordt druk uitgeoefend om een einde te maken aan de processen tegen de schenders van de mensenrechten en alle veroordeelde militairen vrij te laten dan wel huisarrest te geven.

Bij het afzettingsdebat in het Huis van Afgevaardigden in Brasilia waagde een van de parlementariërs het vanaf het spreekgestoelte zijn stem op te dragen aan de militair die tijdens de dictatuur Dilma Rousseff martelde. De nieuwe minister van Veiligheid is generaal Sergio Westphalen Etchegoyen, een fel tegenstander van het ‘pathetische’ onderzoek door de Nationale Waarheidscommissie naar misdaden gepleegd tijdens de dictatuur. Een opstelling die mogelijk te verklaren is door het feit dat zijn vader generaal Leo Guedes Etchegoyen een van de verantwoordelijken was voor de mensenrechtenschendingen tijdens de militaire dictatuur.

De linkse partijen die rond de eeuwwisseling in vrijwel heel Zuid-Amerika aan de macht kwamen, zouden, in de woorden van de Brazilaanse ex-president Lula, de ethiek terugbrengen in de politiek en de corruptie uitroeien. Nou, dat is dus een faliekante zeperd geworden. De mede door Lula opgerichte Arbeiderspartij (PT), die zich aanprees als ‘het ethische geweten van de Braziliaanse politiek’, had zich al tijdens zijn eerste termijn zo te kijk gezet dat er zelfs een impeachment voor de voormalige vakbondsleider dreigde. Tientallen parlementsleden van zijn partij werden vervolgd wegens corruptie, ministers traden af, en zelfs zijn rechterhand Jose Dirceu moest eraan geloven. Vorige week werd Dirceu tot 25 jaar veroordeeld.

Natuurlijk wordt er nu gezegd dat de linkse regeringen de meest corrupte zijn in de geschiedenis van Latijns-Amerika. Wat absolute onzin is. Ook in dit opzicht schiet het geheugen tekort. Maar de nieuwe linkse leiders kan op zijn minst verweten worden dat zij van hun anticorruptiebeloften weinig hebben waargemaakt en dat hun grondtroepen zich evenzeer als struikrovers hebben gedragen als hun rechtse opponenten. ‘Een arm politicus is een slecht politicus’, debiteerde Hank González, een van de meest corrupte politici in de geschiedenis van Mexico al. Stelen doen ze allemaal, de politici. Behalve de Uruguayaanse ex-president José Mújica natuurlijk.

Volgende week mag Peru een nieuwe president kiezen, maar de opties zijn niet vrolijk stemmend. Of de dochter van ex-dictator Alberto Fujimori (1990-2000), die vooral zal luisteren naar haar vader die onder meer tot 25 jaar is veroordeeld wegens schendingen van mensenrechten. Of het nationale boegbeeld van het neoliberalisme, Pedro Pablo Kuczinsky.

De vertrekkende president Ollanta Humala werd vier jaar geleden gekozen als de kampioen van links, maar schoof al snel op naar rechts. Afgeschilderd als het linkse gevaar en een cryptocommunist ontpopte hij zich als een liberaal. Humala had vooral gewonnen omdat zijn tegenstandster Keiko Fujimori was, de dochter van, en alle antidictatuurstemmen naar hem gingen. Zelfs de schrijver Mario Vargas Llosa, die een ernstige allergie heeft voor alles wat links is, voerde campagne voor Humala. Koste wat het kost moest voorkomen worden dat de familie Fujimori weer aan de macht kwam.

Bij de verkiezingen van volgende week zijn de linkse kiezers gedwongen de slachtofferrol op zich te nemen en te stemmen op de meest neoliberale kandidaat. De meeste partijen hebben het er de afgelopen jaren bij laten zitten, terwijl Keiko Fujimori een stevige organisatie opbouwde. Haar kleine broertje Kenji, die geestelijk niet volwaardig zou zijn, zit al in het parlement.

Kuczinsky is een investeringsbankier en een superlobbyist binnen de internationale financiële wereld die zijn halve leven woonde en werkte in de Verenigde Staten. Hij is een schoolvoorbeeld van de neoliberale draaideur: werkt bij de bank, dan in de regering, dan weer bij de bank, dan weer in de regering.

Maar zelfs als Kuczinsky wint, zal de schaduw van Fujimori over hem hangen: de Volksmacht van de dictatuuraanhangers veroverde in april de absolute meerderheid in het parlement.

Coupmaand

In Brazilië zijn ze een beetje vroeg met hun parlementaire staatsgreep. Juni is in Latijns-Amerika de coupmaand, voor het door een corrupt parlement georganiseerd afzetten van een gekozen linkse president. In juni 2009 moest in Honduras Manuel Zelaya het veld ruimen, officieel door het parlement maar hij werd wel door militairen uit zijn paleis gehaald en met een militair vliegtuig naar Costa Rica afgevoerd. Hij keerde heimelijk terug en zat weken in de Braziliaanse ambassade om de hoek bij zijn presidentiële paleis. Ook hier was de aanleiding er met de haren bijgesleept: Zelaya zou de grondwet hebben geschonden door een referendum uit te schrijven over zijn mogelijke herverkiezing. Op verzoek van de Braziliaanse president Lula boog de Veiligheidsraad zich over de coup, maar de internationale gemeenschap liet het snel afweten. Ach ja, Honduras.

In juni 2012 was het de beurt aan president Fernando Lugo van Paraguay. De voormalige bisschop die een einde maakte aan meer dan zestig jaar partijdictatuur van de Partido Colorado, werd afgezet in een soortgelijke procedure als Dilma Rousseff. Argument: hij oefende zijn functie slecht uit.

Lugo, de enige linkse president in de geschiedenis van zijn land, kreeg geen kans zich in het parlement te verdedigen. In Brazilië schrapte senaatsvoorzitter Renán Calheiros het debat voorafgaand aan de stemming over het impeachment van Rousseff. Zonder blikken of blozen verklaarde hij dat de volwassen democratie Brazilië niet vergeleken mocht worden met dubieuze landjes als Honduras of Paraguay. Maar zowel wat betreft de achtergronden als de procedure zijn de overeenkomsten zonneklaar.

Paraguay zit al sinds de parlementaire staatsgreep weer veilig in het neoliberale kamp. Maar van alle nieuwkomers heeft president Horacio Cartes de slechtste reputatie. Zijn veelzeggende bijnaam luidt ‘de narco-president’. Het imperium van Cartes omvat onder meer de grootste sigarettenfabriek van Paraguay. Hij begon met een wisselkantoor dat uitgroeide tot een bank. In de jaren tachtig zat hij een paar keer vast wegens deviezenfraude waar hij miljoenen aan verdiend zou hebben. In 2000 nam de politie een met cocaïne en marihuana volgestouwd vliegtuig op zijn landgoed in beslag, al beweerde hij dat hij daar niets mee te maken had, dat een hem onbekende piloot ongevraagd een noodlanding in zijn achtertuin had gemaakt. De Amerikaanse drugsbestrijdingsdienst verdenkt Cartes van witwassen. In april werd een oom van de president gearresteerd wegens drugssmokkel. Hij had net twee jaar uitgezeten in Uruguay voor hetzelfde delict. In 2001 was hij in Brazilië veroordeeld tot 17 jaar wegens het smokkelen van 200 kilo cocaïne. Oom zat vier jaar in de cel, maar ontsnapte toen hij in 2007 was overgebracht naar Paraguay.

Maar wie maalt erom dat de president een crimineel is wanneer hij de neoliberale filosofie zo genereus uitdraagt? ‘Paraguay is als een gewillige mooie vrouw waarmee jullie kunnen doen wat jullie willen’, beloofde hij de buitenlandse investeerders bij zijn ambtsaanvaarding. ‘Jullie kunnen bijna alle winst mee naar huis nemen, de belastingen die jullie moeten betalen zijn minimaal, en bovenal, jullie zullen geen last hebben van vakbonden.’

Wat is er nog over van de linkse golf op het Zuid-Amerikaanse continent? In Bolivia heeft Evo Morales nog twee jaar te gaan. De eerste indiaan die het schopte tot president, beging echter de zo vaak gemaakte fout in deze contreien: hij probeerde de grondwet te wijzigen zodat hij voor nog een termijn kon aanblijven. Dat idee werd echter bij referendum verworpen. Omdat op het eerste gezicht links geen alternatieve persoon heeft om hem op te volgen, zal het experiment met zijn afscheid wel spaak lopen.

In Ecuador houdt Rafael Correa het nog vol. En in Chili kwam Michelle Bachelet, na vier jaar neoliberalisme van de rijkste man van het land Sebastián Piñera, terug met de meest sociaaldemocratische variant van het rode continent.

Venezuela was onder Hugo Chávez al een verhaal apart en is dat nog altijd. De incapabele malloot Nicolás Maduro heeft het land naar de afgrond geleid en zijn dagen lijken geteld, zeker nu de oppositie eindelijk serieus is geworden en zelfs een parlementaire meerderheid heeft verworven.

Alleen het kleine Uruguay blijft het goede voorbeeld geven, in heel veel opzichten. Om te beginnen natuurlijk in de persoon van José Mújica, die Lula afloste als troetelbeer van links en die zijn ambtstermijn smetteloos doorkwam. Daarna mocht hij het stokje teruggeven aan zijn linkse voorganger en opvolger, de oncoloog Tabaré Vázquez. Uruguay verbeterde de sociale wetgeving, legaliseerde de wiet en draait nu vrijwel geheel op groene energie. De broer van de president maakte het kleine land zelfs voetbalkampioen van Zuid-Amerika!

Bij de terugkeer van het neoliberalisme hebben de media een sleutelrol gespeeld, met name de dominante mediaconcerns in handen van de economische elite. In Latijns-Amerika wordt gesproken over de ‘bende van vijf’: Televisa (Mexico), O Globo (Brazilië), El Mercurio (Chili), Grupo Cisneros (Venezuela) en Grupo Clarín (Argentinië). Zij hebben de voornaamste tv-zenders en kranten in handen en zijn eerder politieke partijen dan berichtgevers. Niet toevallig waren hun kranten en tv-zenders ook de spreekbuizen van de militaire dictaturen in de tweede helft van de vorige eeuw.

Deze media informeren niet, maar voeren politieke campagnes. O Globo waarschuwde in 2002 al voor de hel en verdoemenis die Lula zou brengen, maar desondanks won hij toen de verkiezingen. De organisatie Reporters without Borders schreef enkele weken geleden: ‘Op nauwelijks verhulde wijze hebben de belangrijkste nationale media het publiek opgeroepen te helpen om president Dilma Rousseff ten val te brengen. De journalisten die voor deze mediagroepen werken, zijn duidelijk onderworpen aan de invloed van privé- en partijbelangen en deze continue belangenconflicten zijn duidelijk heel ondermijnend voor de kwaliteit van hun verslaggeving.’

In Argentinië trok naast het machtige concern Clarín ook de krant La Nación jarenlang ten strijde tegen de regeringen van Néstor en Cristina Kirchner. De beloning mocht Francisco Cabrera in ontvangst nemen: president Macri heeft de ex-directeur van La Nación benoemd tot minister van Productiviteit.

Het bekende neoliberale rijtje van ‘overbodige’ uitgaven ligt in Zuid-Amerika inmiddels weer op tafel: gezondheidszorg, onderwijs, sociale woningbouw, cultuur.

In Brazilië gaat de gezondheidszorg op de schop. In het Eenheidsgezondheidssysteem, zeg maar het ziekenfonds, zal stevig gesneden worden. Niet zo gek als je weet dat de nieuwe minister Ricardo Barros is: de man wiens campagne om in het parlement gekozen te worden, werd gefinancierd door de particuliere zorgverzekeraars wier polissen in Brazilië slechts een heel kleine minderheid kan betalen.

Ook wordt het programma Bolsa Familia opnieuw ‘geëvalueerd’, een anti-armoedeprogramma waarvan 50 miljoen Brazilianen profiteren en dat ertoe heeft geleid dat het land is verdwenen van de ‘hongerkaart’ van de Verenigde Naties.

De gratis toegang tot de openbare universiteiten wordt afgeschaft. Het ministerie van Cultuur is per decreet opgeheven.

Wat in Brazilië voor de deur staat, en voor de Argentijnse, is de ‘sociale revanche’, in de woorden van de linkse socioloog Emir Sader. Niet alleen alle macht maar ook alle centen moeten weer terug naar de elite.

We gaan weer lekker privatiseren, zegt de Argentijnse president Mauricio Macri. We privatiseren alles wat mogelijk is, kondigt de nieuwe Braziliaanse president Michel Temer aan. De protesten hiertegen vormden de kiem van de opkomst van links rond de eeuwwisseling. Om te beginnen met de privatisering van het drinkwater, geheel in de geest van de ceo van Nestlé die zei: ‘Water is geen mensenrecht.’ Niemand heeft recht op gratis water. Water moet je kopen. Van Nestlé bijvoorbeeld.

Nieuwe schulden

Het geheugen heeft een beperkte spanningsboog. Net als Néstor Kichner in Argentinië ontving Lula in 2002 van zijn voorganger een diepe economische crisis, een krankzinnige buitenlandse schuld en een even krankzinnige sociale ongelijkheid.

Lula kocht het IMF en de Wereldbank uit. Hij betaalde de schulden en verzocht ze vervolgens op te hoepelen. In Argentinië deed Nestor Kirchner hetzelfde. Maar Lula waarschuwde al ten tijde van de kredietcrisis van 2008: ‘De ontwikkelingslanden lopen het risico slachtoffer te worden van een financiële crisis die is veroorzaakt door de rijke landen. Het is ontoelaatbaar dat wij moeten betalen voor het onverantwoordelijke gedrag van speculanten die van de wereld een groot casino hebben gemaakt, terwijl zij ons voorschreven hoe wij onze landen moeten regeren.’

De kredietcrisis was waarschijnlijk wel het beginpunt van de neergang van de linkse successen in Zuid-Amerika. Niet in de laatste plaats omdat de grondstoffenprijzen begonnen te dalen. Toen ook China in de problemen raakte, was de economische crisis in Latijns-Amerika een feit.

Tijdens de roemruchte Top der America’s in Mar del Plata in 2005 veegden de nieuwe linkse leiders het vrijhandelsverdrag van Alaska tot Vuurland waarmee Bush was gekomen, van tafel. Onder aanvoering van Lula en Néstor Kircher werd het zwaartepunt verlegd naar de regionale integratie, binnen het handelsblok Mercosur (Zuid-Amerikaanse douane-unie, nvdr.). Die keuze wordt nu teruggedraaid. Alfonso Prat-Gay, de nieuwe minister van Economie in Argentinië, noemde de politieke ‘verandering’ in Brazilië ‘een goede gelegenheid om Mercosur te hergrondvesten’.

Ook de net benoemde Braziliaanse minister van Buitenlandse Zaken José Serra is een verklaard tegenstander van Mercosur. Het moet afgelopen zijn met regionale sentimenten, de buitenlandse politiek wordt voortaan louter gericht op de economische belangen. Serra is een van de electorale verliezers die met het afzetten van Rousseff aan de macht is gekomen. Als kandidaat van de rechtse PSDB verloor hij bij de presidentsverkiezingen in 2002 van Lula en in 2010 van Dilma Rousseff.

Het geheugen is, zoals gezegd, zwak. De complete ineenstorting van Argentinië in 2001 was onder meer het gevolg van het socialiseren van de schulden van privéondernemingen en de eindeloos groeiende reeks leningen tegen steeds hogere rentes door het IMF.

Macri’s voorgangers sloten een overeenkomst met het grootste deel van de schuldeisers, maar weigerden de hedgefondsen (‘gierfondsen’) te betalen die voor een prik schuldpapieren hadden opgekocht en nu de volle mep van Argentinië eisten. Om die reden kon het land niet meer terecht op de kapitaalmarkten.

Een van de eerste dingen die Macri deed, was een akkoord sluiten met de Amerikaanse gierfondsen voor 4,3 miljard euro. Vervolgens leende hij vijf miljard bij een aantal banken in Wall Street om die deal te betalen. Zo kennen we Argentinië weer. Het land begint vrolijk aan het opbouwen van een nieuwe schuld. Dat is waarschijnlijk wat de onbekende hand bedoelde toen hij op de muur in Buenos Aires schreef: ‘We gaan op weg naar 2001.’

DOOR CEES ZOON

Subsidies op noodzakelijke levensvoorzieningen zijn linkse onzin en dus afgeschaft.

De verdedigers van de laatste militaire dictaturen in Argentinië en Brazilië komen ook weer uit hun holen.

‘Paraguay is als een gewillige mooie vrouw waarmee jullie kunnen doen wat jullie willen’, beloofde de Paraguayaanse president aan buitenlandse investeerders.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content