Achter de poppenkast

Na een kwarteeuw Congo-journalistiek maakt Katrien Vanderschoot een balans op van het immense land, en dat levert niet altijd een fraai plaatje op.

Hoe kun je Chance heten als je nog maar dertien bent en al verkracht werd? Het is een typerende zin uit Katrien Vanderschoots De kinderen van Oost-Congo, het persoonlijke verhaal van de VRT-journaliste, die de voorbije 25 jaar geregeld in onze voormalige kolonie was om er verslag uit te brengen over verkiezingen, maar vaak ook over gruwelijke inbreuken op de menselijkheid. Vooral het oosten van het land hield haar bezig, daar waar Congo tegen Rwanda en Oeganda aanschuurt en allerhande rebellenleiders de bevolking onderdrukken, waarbij vrouwen vaak de eerste slachtoffers zijn.

Vanderschoot geeft een beeld van een kwarteeuw Congo door achter de officiële poppenkast van de presidenten Mobutu, Kabila vader en zoon en Etienne Tshisekedi op zoek te gaan naar de dynamieken die het land werkelijk maken tot wat het is: in potentie een van de rijkste staten ter wereld, die in realiteit niet bij machte is om twee derde van zijn bevolking boven de armoedegrens uit te tillen, zoals Karel De Gucht in 2008 zei tijdens een bezoek aan Kinshasa – wat hem daar niet in dank werd afgenomen. Ze doet dat door op twee mensen in te zoomen die als rode draden door haar boek lopen. De eerste is Isaac, die zich in 1996 aansluit bij het door Rwanda gesteunde rebellenleger van Laurent Kabila en een half jaar later, na het verjagen van Mobutu, triomfantelijk de hoofdstad binnentrekt. Hij is dan veertien. Zijn verhaal is er een van misbruik en desillusie. Naast Isaac plaatst Vanderschoot Rebecca, een halve generatie jonger, maar afkomstig uit hetzelfde Goma. Rebecca sluit zich aan bij LUCHA, wat staat voor Lutte pour le changement, een sociale beweging die gegroeid is uit het volk en opkomt voor proper water, elektriciteit, genoeg eten en onderwijs voor iedereen. Wanneer de overheid een mannetje op haar afstuurt met de belofte van een buitenlandse studiebeurs en daarna een goedbetaalde overheidsbaan in ruil voor het stopzetten van haar agitatie, weigert ze dat, wat het mannetje absoluut niet begrijpt. Hoezo, is ze een idealiste of wat? Vanderschoot heeft duidelijk meer sympathie voor Rebecca – en voor de Congolese vrouwen in het algemeen – dan voor Isaac, die zelfs op het einde van het boek de grote, loze woorden van Kabila blijft herhalen.

Vanderschoot maakt een vlijmscherpe analyse van de problemen waarmee Congo worstelt.

De kinderen van Oost-Congo is een vlijmscherpe analyse van de problemen waar het land mee blijft worstelen. Veel heeft met de bodemschatten te maken natuurlijk, waarop zowel binnen- als buitenlandse krachten afkomen als vliegen op stroop. Maar er is ook de afwezigheid van enig landbouwbeleid, waardoor volstrekt inefficiënte megaplantages internationaal gesteund worden en de lokale kleine boeren het steeds moeilijker krijgen. De vanuit Oeganda afkomstige fundamentalistische islam maakt het allemaal nog ingewikkelder. En dan is er die verdomde defaitistische mentaliteit, waarover Vanderschoot meer dan eens getuigt. In een apotheek ziet ze bijvoorbeeld hoe alle rekken leeg zijn en er op de grond een grote berg pillendoosjes ligt. Wanneer ze vraagt naar de reden daarvoor krijgt ze het traditionele antwoord: ‘Je ne sais pas, c’est comme ça au Congo.’

Katrien Vanderschoot, De kinderen van Oost-Congo, Bevrijden met wapens of woorden, Pelckmans, 328 blz., 25,00 euro

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content