Rudy Tambuyser
Rudy Tambuyser Muziekjournalist

De weigering van Luc Brewaeys’ partituur voor de Elisabethwedstrijd is een slechte zaak.

De Koningin Elisabethwedstrijd, dit jaar voor zang, heeft componist Luc Brewaeys laten weten dat zijn plichtwerk voor de halve finale niet aan de 24 kandidaten zal worden opgelegd. De klassieke zangwereld heeft alweer een kans gemist.

Zangers lijken in de klassiekemuziekwereld een elite te vormen. Maar dat beeld klopt niet. Zangsolisten worden wel het best betaald, maar op inhoudelijk en ambachtelijk vlak zijn ze vaak, zo wil het cliché, kneusjes. Muzikaal-technisch zijn ze minder goed gevormd, ze lezen minder goed en qua toonzuiverheid, tempo en ritme wordt hen veel meer vergeven dan pakweg een violist of hoboïst. Instrumentalisten aanvaarden dat min of meer: zangers betalen de prijs door plaagstoten en smalende opmerkingen te incasseren. In gemengde bezettingen spreekt men meestal van ‘zangers en muzikanten’, terwijl ze zelf uiteraard liever ‘zangers en instrumentalisten’ horen. We zijn toch allemaal muzikant?

Het ware dan ook mooi, mochten ze met dezelfde trots proberen goede ambachtslui te worden, in plaats van op uitzonderingsregimes aanspraak te maken.

De weigering van Brewaeys’ partituur is niet alleen voor de Elisabethwedstrijd maar ook voor de zangwereld een slechte zaak. De ervaren Brewaeys had nochtans met alles rekening gehouden. Makkelijk is Speechless song, being, many, seeming one uiteraard niet: de artistieke raad van de wedstrijd weet heus dat men voor een vrijblijvend vocaal wandelingetje bij Brewaeys aan het verkeerde adres is. Het stuk is anderzijds niet te lang, heeft poëtisch potentieel, is strak en logisch opgebouwd, en vocaal zeker niet moeilijker dan de strotbrekers die kandidaten steevast op deze wedstrijd presenteren. Twee maanden studietijd is niet weinig voor vier pagina’s. Ten slotte had Brewaeys de laatste scherpe kantjes van het origineel er samen met juryvoorzitter Arie Van Lysebeth afgevijld, en had de artistieke raad zijn zegen gegeven over het resultaat.

Waarom weigert de wedstrijdjury het stuk dan? Zingt het stuk niet vlot genoeg weg? Vergt de notatie te veel concentratie? Kunnen ze het simpelweg niet lezen?

Het is hoe dan ook pijnlijk voor de Elisabethwedstrijd. Niet alleen zal er nu geen plichtwerk in de halve finale zijn. Maar hoe kan de wedstrijd bovendien toestaan dat de jury, die kandidaten moet beoordelen en dus niet in de afwikkeling van de wedstrijd zelf heeft in te grijpen, een besteld werk wraakt waar artistieke raad en voorzitter achter staan?

Wat zou ik graag de dreigementen kennen waarmee de jury die slag heeft thuisgehaald. Principieel onreglementair, zouden ze zonder twijfel een apart licht werpen op de rol en het belang die zo’n jury zich pleegt aan te meten.

Werner Van Mechelen, ooit negende laureaat, mocht in De Morgen alvast komen vertellen dat hij Brewaeys’ stuk kon lezen noch zingen. Waarvan akte. In elk geval kwam me een beroemd woord van zijn – en mijn – idool Dietrich Fischer-Dieskau voor de geest: ‘In wezen is alles te zingen.’

Rudy Tambuyser

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content