Ruim 500 dagen zonder regering, het is een wereldrecord dat nog decennia overeind blijft. Minder bekend is dat de Belgen ook het record van de kortste regeerperiode scherp stelden.

Meer dan 500 dagen zonder federale regering. Weinig landen doen het ons na. Al mogen we niet klagen. De post wordt besteld, de treinen rijden, de oogsten worden van het veld gehaald. Maar een land zonder regering is geen gezicht. Het zorgt overigens voor geroddel over onze vertegenwoordigers op Europese en andere internationale bijeenkomsten.

Ooit hadden we wel regeringen, soms van extreem korte duur. Vooral de naoorlogse regeringen, geconfronteerd met de Koningskwestie, hielden het vaak maar enkele maanden uit. In één extreem geval, meteen na de eerste naoorlogse verkiezing van 17 februari 1946, bleef de regering – of moeten we zeggen: de regeerintentie – amper zeven dagen op de sporen. Dat haar val bovendien op de onoplettendheid van enkele parlementsleden berustte, gaf de kwestie een komische bijklank.

De premier die dat opmerkelijke record vestigde, was Paul-Henri Spaak, het eeuwige wonderkind van de twintigste-eeuwse Belgische politiek.

Paul-Henri Spaak behoorde tot de Brusselse jeunesse dorée. Hij was de kleinzoon van de liberaal Paul Janson en neef van Paul-Emile Janson. Zijn vader was schrijver Charles Spaak. En zijn moeder had al lange tijd als enig vrouw zitting in de Senaat, voor de Belgische Werkliedenpartij, als gecoöpteerd senator. Wat haar zoon bij elke ministeriële interventie in de Hoge vergadering dwong zijn toespraak te beginnen met ‘ Madame, Messieurs‘.

In zijn jonge jaren was Spaak een gefêteerde tennisser in de chique Ukkelse Léopold Club. Maar toen ontdekte hij het socialisme en stortte hij zich op de politiek, met de balie als opstap.

Spaak werd de Jef Vermassen van zijn tijd, maar dan voor politieke processen. Hij verdedigde de Italiaanse student Fernando de Rosa die op 24 oktober 1929 bij het Brusselse monument van de Onbekende Soldaat naar de Italiaanse kroonprins Umberto had geschoten. De latere Umberto II van Italië verbleef hier voor zijn verloving met prinses Marie-José, de petulante dochter van Koning Albert I.

Spaak hield een schitterend pleidooi. Wat niet belette dat Fernando de Rosa de cel in draaide, weliswaar voor slechts vijf jaar.

Naderhand, in de loop van 1933, zou Spaak voor de krijgsraad de twee anarchisten en dienstweigeraars Marcel Dieu, bekend als publicist Hem Day, en de karikaturist Léo Campion verdedigen. Het duo werd veroordeeld, maar als gevolg van de publieke verontwaardiging milderde de krijgsraad de straf. Waarop Spaak de verovering van het leger en militaire ongehoorzaamheid ging prediken – toch opmerkelijk voor een latere NAVO-secretaris-generaal.

Politiek hakte Spaak met alle bijltjes. Om zijn relatie met de katholieken bij te spijkeren nam de socia- list zich in 1937 zelfs voor de schoolvrede tot stand te brengen. Er werden contacten gelegd met Mechelen, met kardinaal Jozef Van Roey. Bemiddelaar was zijn vriend en journalist Raymond De Becker, die later in de collaboratie zou kantelen. Voor de ontmoeting met Van Roey moest Spaak even langs bij een andere tussenpersoon, priester-theoloog, Jacques Leclercq, uitgever van het totemblad La Cité chrétienne.

Na wat vrijblijvend gekeuvel vroeg Leclercq aan Spaak: ‘Wilt u de kerk echt een dienst bewijzen?’

Spaak knikte enthousiast: ‘Uiteraard binnen de beperkingen die de regering me oplegt.’

‘Wel,’ stak Leclercq van wal, ‘wat de kerk in België nodig heeft, is een korte maar krachtige kerkvervolging. De Belgische katholieken zijn bourgeoiskatholieken.’

Volgens Leclercq hadden de Belgische katholieken geen katholieke scholen of partij nodig – de eerste katholieken hadden overigens ook niks. Nee, een stevige kerkvervolging volstond om de ingedommelde gelovigen uit hun slaap te halen.

Waarop de verbouwereerde Spaak het plan voor de schoolvrede opborg. Het zou nog ruim twintig jaar duren tot, onder premier Gaston Eyskens, die schoolvrede werd beklonken.

Tijdens de oorlog vertoefde Spaak in Londen met de regering-Pierlot. Uit die periode dateerden zijn vertrouwensrelaties met de Britten – Winston Churchill in het bijzonder – en met de Amerikanen, die hem nauw betrokkenen bij hun grote Europese plannen. Wat hem de haat van de communisten opleverde, maar hem later aan het hoofd van de NAVO en in de raad van bestuur van de Amerikaanse multi-national ITT zou brengen.

De eerste naoorlogse verkiezingen hadden plaats op zondag 17 februari 1946. Het land was verscheurd, niet alleen door de Koningskwestie, maar ook door de repressie. Toch verliep de campagne vrij rustig. Twee partijen kwamen als grote winnaars uit de bus: de christendemocraten en de communisten. De CVP behaalde met 92 zetels op 202 net geen volstrekte meerderheid in de Kamer. De communisten, getooid met de aura van hun verzetsverleden, kregen 23 zetels. De socialisten strandden op 69 zetels – amper vijf meer dan voor de oorlog. De liberalen, verdeeld in leopoldisten en antileopoldisten, werden nagenoeg gehalveerd.

Zoals verwacht stuurde prins-regent Karel de CVP’er August De Schryver uit als formateur. Maar de andere partijen wilden onder geen beding met de CVP regeren. BSP-voorzitter Max Buset had tijdens de campagne zelfs aangekondigd de CVP voor honderd jaar in de oppositie te zullen vastspijkeren. Er werd gevreesd voor een lange formatiecrisis. Daarom kwam André De Staercke, de secretaris van de prins-regent, met een oplossing: zijn goede vriend Paul-Henri Spaak zou een socialistisch minderheidskabinet vormen. Ondertussen zou Achille Van Acker werken aan een regering van socialisten en christen-democraten.

Op 13 maart 1946 kondigde formateur Spaak de vorming aan van een homogeen socialistische minderheidsregering. Behalve het premierschap nam Spaak ook Buitenlandse Zaken voor zijn rekening. Op 19 maart moest het parlement al dan niet het vertrouwen geven aan de regering.

Vlak voor de stemming publiceerde de socialistische krant La Wallonie op de eerste pagina een foto van de trotse Spaak omringd door drie collega’s van de nieuwe regering, met als onderschrift: ‘Voldane krokodillen in de zoo van Hamburg koesteren zich in de eerste warmte.’ Enkele bladzijden verderop werden de echte krokodillen op de foto als ‘de nieuwe ministers’ omschreven.

De lapsus van La Wallonie was een omen. Want op de dag van de vertrouwensstemming verkeken drie socialistische Kamerleden zich op hun agenda en kwamen niet opdagen om te stemmen. Omdat ook twee CVP’ers afwezig waren en de liberalen zich onthielden, draaide de stemming uit op 90 ja- en 90 nee-stemmen. De regering-Spaak viel bijgevolg op het moment van de investituur. Officieel staat genoteerd dat de regering van Spaak het zeven dagen volhield. In werkelijkheid heeft die regering geen minuut geregeerd.

Waarna Achille Van Acker prompt begon aan de vorming van een regering zonder de CVP, maar met socialisten, liberalen en communisten. Van Acker bleef met die regering drie maanden en een week overeind. Dat begon er al op te lijken.

door Rik Van Cauwelaert

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content