Indrukwekkende nieuwe geschiedenis van de nazikampen: ‘Ze hebben niks te klagen’

Mauthausen: de gevangenen die moesten gaan werken waren er erg aan toe, zij die niet mochten werken nog erger. © imageselect
Walter Pauli

Zeventig jaar geleden kwam er een einde aan het Derde Rijk. Tot vandaag gelden Adolf Hitler en zijn nazi’s als de incarnatie van het kwaad, vooral door de concentratiekampen en de systematische uitroeiing van miljoenen mensen, Joden en anderen. Over Auschwitz, Buchenwald en de andere kampen schreef de Duitse historicus Nikolaus Wachsmann een monumentaal boek.

‘Ik denk dat men in de toekomst, als het woord concentratiekamp valt, aan het Duitsland van Hitler, en alleen aan dat van Hitler zal denken.’ Dat schreef de liberale Joods-Duitse hoogleraar Victor Klemperer in 1933, een paar maanden nadat de eerste gevangenen in het concentratiekamp Dachau waren aangekomen. Het was een zin met een hoge voorspellende waarde.

Op 30 januari 1933 was Hitler aangetreden als Rijkskanselier. Al in de lente vaardigde hij een berucht decreet uit, de Verordnung des Reichspräsidenten zum Schutz von Volk und Staat. De Joods-Duitse politicoloog Ernst Fraenkel noemde die tekst ‘het grondwettelijke handvest van het Derde Rijk’: het maakte willekeurige inbreuken op de persoonlijke vrijheden mogelijk. Politie en justitie hadden weinig bezwaren: een meerderheid van hun personeel sympathiseerde met de nazi’s. De politie kreeg zelfs de hulp van twee paramilitaire organisaties van de nazipartij: de zwart geklede Schutzstaffel (SS) en de bruinhemden van de Sturmabteilung (SA). De SS wilde een elite zijn, de SA een massabeweging.

Folterholen van de nazi’s

In een eerste terreurgolf in maart en april 1933 werden 40.000 politieke tegenstanders van het nieuwe regime in preventieve hechtenis genomen. Ze werden opgesloten overal waar plaats was: in gevangenissen, clublokalen van de SA, vervallen hotels, kastelen, sportterreinen en jeugdherbergen. ‘Het aantal folterholen van de nazi’s is ontelbaar’, schreef een Duitse communist. ‘Er is geen dorp, geen stadswijk zonder zulke private martelkamers.’ Alleen al in Berlijn waren er meer dan 170 ‘kampen’, vooral in de arbeiderswijken.

In die nieuwe kampen ging verbaal geweld gepaard met fysieke mishandelingen en vernederingen. De bewakers waren een haastig gerekruteerd zootje ongeregeld, de kampcommandanten kregen die functie omdat ze toevallig de plaatselijke SA- of SS-sterkhouder waren. In het kamp Oranienburg kwamen tussen mei en september 1933 zeven gevangenen om. ‘Als folteren de essentie van het nationaalsocialisme was’, zei de Oostenrijkse filosoof en kampoverlever Jean Améry, ‘dan stonden de vroege SA- en SS-kampen al in het middelpunt van het opkomende Derde Rijk.’

De top van de nazipartij zag de kampen als een ideaal instrument om politieke tegenstanders te terroriseren. Al op 6 april 1933, op de dag af een maand na de verkiezingen waarbij de nazipartij de grootste fractie in de Rijksdag was geworden, werd een vijftigtal bekende politieke gevangenen bijzonder brutaal aangepakt. Meteen bij hun aankomst in het kamp sloegen de bewakers SPD-politici Ernst Heilmann en Friedrich Ebert met houten latten en tafelpoten. Samen met rabbi Max Abraham werden ze in een kuil gegooid, ‘voor een vergadering van de parlementariërs’. Heilmann werd met uitwerpselen besmeurd. Hij moest op handen en voeten kruipen, aan de ketting geleid door een SS’er, terwijl hij moest blaffen en roepen: ‘Ik ben de Joodse volksvertegenwoordiger Heilmann van de SPD.’ Hoewel de eerste arrestaties niet specifiek gericht waren tegen Joden, kregen Joodse gevangenen het al extra hard te verduren.

Nacht van de Lange Messen

De SS- en SA-kampen maakten duidelijk dat de nazi’s van meet af aan de bedoeling hadden om een regime van geweld en terreur te vestigen. Personen die tot de politieke en intellectuele elite van Duitsland behoorden, werden in de kampen vernederd, vermoord of tot zelfmoord gedreven. Als de brutaliteiten uitlekten, was dat telkens aanleiding tot schandaal in het buitenland. Daar zag men de kampen als het bewijs van het barbaarse karakter van de nazi’s. Die zaten zeer verveeld met die buitenlandse kritiek.

In de kampen van het Emsland in Nedersaksen moesten gevangenen grote moerasgebieden ontginnen – zij schreven er het bekende protestlied Wir sind die Moorsoldaten over. Wreedheden lekten uit en de kampdirectie slaagde er niet in om orde op zaken te stellen. In november 1933 zag een topnazi als Hermann Göring zich daarom genoodzaakt om aan het hoofd van een zwaarbewapende politiemacht naar het Emsland te trekken en de kampen te omsingelen. Wachsmann: ‘Na een nachtelijke impasse, waarin de stomdronken bewakers gebouwen vernielden, een barak in brand staken, dreigden gevangenen te doden en zelfs voorstelden hen te bewapenen voor een gezamenlijke opstand, gaven de SS’ers ’s morgens met een kater tam hun wapens af en verspreidden ze zich zonder verzet. De aftocht van de machtige SS’ers had niet roemlozer kunnen zijn.’

Uiteindelijk zette de SS zelf orde op zaken. Een voorwaarde om in het hele Duitse rijk tot een uniform, ordelijk en efficiënt model te komen, was de totale controle van de SS over de kampen. Dat pleit werd beslecht tijdens de ‘Nacht van de Lange Messen’, in de zomer van 1934. Hitler gaf toen groen licht om de SA te liquideren. SS-kampbewakers klaarden de vuile klus. Theodor Eicke, de commandant van Dachau en later de oprichter van de SS-Totenkopfverbände, ging SA-leider Ernst Röhm persoonlijk vermoorden in zijn cel.

Dachau, modelkamp

Dachau, het grote SS-kamp in Beieren, werd uitgebouwd tot het modelkamp van Duitsland: rijen met barakken, een appelplaats, een omheining met prikkeldraad en wachttorens, daarnaast de onderkomens voor de SS, winkels, administratieve gebouwen. Een wandeling om het hele complex duurde ongeveer twee uur.

Voor de buitenwereld presenteerden de nazi’s dergelijke kampen als een vorm van sociale bescherming voor de Duitse bevolking. Het waren instituten ter heropvoeding van wie dat nodig had, bemand door onzelfzuchtige bewakers die gevangenen streng maar eerlijk behandelden, hen lieten werken in een gezonde omgeving en met voldoende vrije tijd. Het was puur cynisme. Theodor Eicke had in het kampreglement laten schrijven dat gevangenen die ‘propaganda over wreedheden in het concentratiekamp verzamelen of doorgeven’, gestraft worden met executie.

Concentratiekamp Dachau is uitgegroeid tot een gedenkplaats van de Holocaust. (Belga Image)

De publieke opinie geloofde de officiële versie van de nazi’s. ‘Ze hebben niks te klagen’ was een typische krantenkop. Wie toch in de problemen raakte, had daar zelf schuld aan. ‘De eigenaar van deze of gene halfdierlijke tronie kan niet anders zijn dan een onverbeterlijke bolsjewist’, schreef een regionale krant. ‘Geen enkel onderricht kan in dergelijke gevallen helpen.’

Martelbureaucratie

Vanaf 1935 was het kampsysteem gestabiliseerd. SS-leider Heinrich Himmler zette ‘preventieve’ landelijke campagnes op om alle ‘asociale’ elementen uit de Duitse samenleving te verwijderen. Er werden nieuwe kampen geopend: eerst Buchenwald en Sachsenhausen, in 1938 volgden Flossenbürg, Mauthausen en Ravensbrück – speciaal voor vrouwen. Het waren uitgestrekte complexen: Sachsenhausen was bijna tachtig hectare groot, Buchenwald meer dan honderd.

Eigenaardig genoeg riep de SS haar bewakers op tot ‘fatsoenlijk gedrag’: elke vorm van ‘mishandeling of bedrog’ zou streng gestraft worden. Daarmee werd bedoeld dat alle straffen reglementair moesten zijn. Er werd ongenadig hard gegeseld, maar dat was conform het reglement. Even reglementair was de straf waarbij gevangenen met hun handen op hun rug gebonden met hun polsen aan een paal werden opgehangen: men hoorde hun spieren scheuren en botten kraken. Zo begon een uitgebreide ‘martelbureaucratie’ bij de SS, die paste in de verdere ‘professionalisering’ van de kampen.

De nazi’s stelden de kampen voor als instituten ter heropvoeding van wie dat nodig had. (imageselect)

Een ander teken daarvan was de invoering van de gekleurde driehoeken: rood voor politieke gevangenen, roze voor homo’s, zwart voor asocialen, groen voor criminelen, bruin voor zigeuners, een gele ster (twee gele driehoeken) voor Joden. Dat systeem zette de gevangenen ook tegen elkaar op. De communisten en de Getuigen van Jehova waren intern goed georganiseerd, de ‘asocialen’ niet. Op hen keken communisten, socialisten of Joden ook neer, zeker nadat de groep ‘asocialen’ sterk was gegroeid na grootschalige ‘bedelaarsrazzia’s’ of campagnes tegen ‘werkschuw tuig’. Ook het anti-homodiscours van de nazi’s miste zijn effect niet: veel gevangenen meden hun homoseksuele lotgenoten. Maar het algemene beeld was duidelijk: zeventig procent van de gevangenen zat in een kamp omdat zij niet thuishoorden in het ideale Duitsland dat de nazi’s voor ogen hadden.

Landelijke pogrom

Vanaf 1938 kwam de toestroom van Joden op gang. Nadat de Joodse tiener Herschel Grynszspan in Parijs een attaché van de Duitse ambassade had vermoord, lanceerde propagandaminister Joseph Goebbels een landelijke pogrom: de Kristallnacht. Tienduizenden Joden werden in die nacht van 9 op 10 november gearresteerd. Het leidde tot de eerste massatransporten naar de kampen, waar de bevolking in enkele dagen tijd verdubbelde van 24.000 tot 50.000. Joden die tot dan toe een relatief kleine minderheid van vijf procent hadden gevormd, waren plots in de meerderheid.

In de weken na Kristallnacht overleden er minstens 469 Joodse mannen in de kampen, vooral in Buchenwald (297 doden), Sachsenhausen (58) en Dachau (114). Ter vergelijking: tussen 1933 en 1937 waren er in Dachau in totaal 108 sterfgevallen gemeld, gemiddeld geen twee per maand.

De nazi’s wilden de ‘november-Joden’ niet blijvend opsluiten, ze wilden hen het land uit jagen. De Joden moesten beloven om het land te verlaten, of hun bedrijven over te laten aan Duitsers. De kampen hielpen al om Duitsland Jodenvrij te maken, maar in 1939 dienden ze nog niet om die bevolkingsgroep uit te roeien. In 1939 ging alle aandacht naar de oorlog tegen Polen. Door die oorlog steeg het aantal kampbewoners andermaal. Alleen al in Dachau arriveerden in 1940 meer dan 13.000 Poolse mannen, onder wie honderden priesters. Ravensbrück vulde zich met Poolse vrouwen. Oudere kampbewoonsters vroegen zich af of Hitler besloten had ‘de hele Poolse bevolking uit te roeien’.

Veel Duitse gevangenen deelden de raciale vooroordelen van de nazi’s tegen de Polen. Een Duitse gevangene waarschuwde voor de Poolse nieuwkomers: ‘We kennen dat tuig: lui, smerig en de meesten van hen zijn bovendien brooddieven.’

Er kwamen nieuwe kampen in Neuengamme (bij Hamburg), Gross-Rosen (in Neder-Silezië) en Natzweiler (in de Vogezen). Het grootste kamp werd gebouwd nabij een stadje in Opper-Silezië. De Polen noemen het Oswiecim, de Duitsers Auschwitz. Auschwitz opende officieel de deuren op 14 juni 1940.

Euthanasie-Aktion

De mensonwaardige omstandigheden en loodzware dwangarbeid zorgden ervoor dat steeds meer kampgevangenen eruitzagen als Muselmänner of moslims – zo was hun gangbare benaming in de kampen. De Italiaanse kampoverlever Primo Levi schreef erover: ‘Als ik al het kwaad van onze tijd in één beeld kon samenvatten, zou ik dit beeld kiezen dat ik zo goed ken: een uitgemergeld mens met een hangend hoofd en kromme schouders, in wiens gezicht en ogen niets meer te lezen is van een gedachte. Deze gevangenen bewogen zich nog, maar ze leefden niet langer.’

Kampoverlever Primo Levi schreef: ‘Deze gevangenen bewogen zich nog, maar leefden niet
langer.’

Gezonde gevangenen verdreven zieke lotgenoten uit de bedden en zelfs uit de barakken, naar de ijskoude badkamers en latrines. De gevangenen die moesten werken waren er erg aan toe, zij die niet mochten gaan werken minstens even erg. In Sachsenhausen voerde men Stehkommandos in voor werklozen en zieken: honderden gevangenen moesten de hele dag gewoon staan, met een korte pauze tussen de middag. Acht of negen uur lang mochten ze niet praten, niet zitten, niet leunen. Wie zich verroerde, kreeg slaag van de kapo’s – dat waren gevangenen die van de SS een ‘verantwoordelijke functie’ hadden gekregen en in sadisme of wreedheid vaak niet onderdeden voor de echte SS’ers.

Het hele kampsysteem werd steeds ongenadiger. Dat kwam door epidemieën en andere gevolgen van de recente overbevolking. In de vier maanden tussen september 1940 en december 1940 stierven in Dachau tweemaal zoveel mensen als in de zeven jaar voor de oorlog. Daarom besloten de SS-artsen een moordprogramma voor asociale gevangenen uit te werken dat in het verlengde lag van de beruchte Euthanasie-Aktion op gehandicapten. De kampleiding vond dat goed: ‘Laat ze de pijp uit gaan, dan zijn wij van ze af.’

Maar omdat de kampleiding een opstand vreesde bij massale executies, beslisten ze om deze operatie in het grootste geheim uit te voeren. De SS-dokters legden lijsten aan van ‘patiënten’ die vanuit de kampen naar speciale ‘medische’ instituten werden afgevoerd. Daar werden ze dan vergast. Omdat men alle goederen afnam van de gevangenen (en ze na hun dood bijvoorbeeld van hun gouden tanden beroofden), betaalden de slachtoffers eigenlijk voor hun eigen vernietiging.

Massavernietiging

De geheimhouding kon niet worden volgehouden. Gevangenen zagen SS’ers kleding van hun weggevoerde lotgenoten aandragen, zelfs kunstgebitten, brillen en krukken. Ze waren gechoqueerd toen de waarheid tot hen doordrong. De overblijvers wisten dat hun cipiers moorden durfden te plegen, niet dat ze zich lieten inschakelen in een systeem van georganiseerde massavernietiging. Wachsmann: ‘Vanaf 1941 veranderden de concentratiekampen in killing fields.’ Toen de actie einde 1941 werd teruggeschroefd, waren er 6.500 gevangenen omgekomen in de ‘medische’ gaskamers.

De kampleiding wilde namelijk af van de omslachtige procedure met externe gaskamers. Het gevreesde oproer was er niet gekomen. Waarom niet efficiënter werken? Dat was nodig, want toen Duitsland in juni 1941 de Sovjet-Unie binnenviel, kregen de Duitsers ineens miljoenen krijgsgevangenen in handen. Dat leidde tot hallucinante taferelen. Tussen oktober en december 1941 stierven elke maand 300.000 tot 500.000 Russen in de primitieve ‘gevangeniskampen’: ze kwamen om van ontbering. En weer richtten de nazi’s nieuwe concentratiekampen op: het reusachtige Birkenau (bij Auschwitz), Majdanek (bij Lubin) en Stuffhof (bij Danzig). Ook in die kampen crepeerden de Russen ‘als ratten’, noteerde commandant Rudolf Höss in Auschwitz. Minder dan drie maanden na de aankomst van het eerste transport was tachtig procent bezweken. Die massale sterfte leidde tot identificatieproblemen bij het begraven: vandaar dat bij de Russen een nummer op de huid werd getatoeëerd.

Tussen die mensenzee aan nieuwe gevangenen zochten de nazi’s naar de zogenaamde ‘volkscommissarissen’ van het Rode Leger, die werden gezien als de verpersoonlijking van het ‘Joods bolsjewisme’. Ze joegen ook op andere ‘partijbestuurders’, op ‘fanatieke communisten’, ‘Sovjet-Russische intelligentsia’ en ‘alle Joden’. Wachsmann: ‘De meesten van die politiemensen wisten niet eens wat ‘intelligentsia’ betekende, maar wel hoe ze hun slachtoffers moesten mishandelen en vernederen.’ Uiteindelijk waren er medio 1942 al 40.000 ‘commissarissen’ geëxecuteerd.

‘Medische’ gaskamers

In Sachsenhausen ontwikkelde de SS een speciaal systeem dat hen in staat stelde om in twee maanden tijd 9.000 Russen te vermoorden. Gevangenen moesten in groepjes ‘op medisch onderzoek’ in een zogenaamd lazaret. In werkelijkheid was het een executiekamer. Ze moesten zich uitkleden. De dokter onderzocht hen (hij noteerde de aanwezigheid van gouden tanden). Vervolgens moesten ze zich laten meten. In de meetlat zat een gaatje. Daarin paste een pistool. Wachsmann: ‘Te oordelen naar de enorme gaten in de schedels gebruikte de SS speciale dumdumkogels.’ Na het schot sleepten kapo’s het lijk weg en spoelden ze de vloer en de muren schoon van bloed, weefsel en botsplinters. De volgende mocht komen. Die had niets gehoord, want in de wachtkamer draaide een grammofoon met luide, opgewekte muziek.

Het enige ‘probleem’, zo stipte de kampleiding aan, waren de crematoria: die lagen te ver van de executieplaats, en het non-stop verbranden van honderden lijken per dag zorgde voor te veel rook en stank. Brutale jongens uit de buurt riepen de SS’ers toe: ‘Wanneer gaan jullie weer wat Russen verbranden?’

Een ‘doorbraak’ kwam er pas toen men in Auschwitz het systeem van gaskamers wist te perfectioneren. Men vond het juiste gas – Zyklon B -, de ideale grootte van de gaskamers en de meest efficiënte ligging (vlakbij de crematoria). Ook hier waren Russische gevangenen de eerste proefkonijnen. Na de eerste vergassing wenste Höss zijn mannen geluk: er waren honderden gevangenen gedood zonder dat één SS’er één schot had hoeven te lossen.

Einde 1941 waren dus alle elementen aanwezig die Auschwitz zo berucht zouden maken als hét sterfhuis van de Holocaust: de gaskamers, de crematoria, de als ‘medische’ of hygiënische infrastructuur gecamoufleerde executieplaatsen.

Wannsee

Op 20 januari 1942 vond nabij Berlijn in een villa aan de Wannsee de beruchte ‘Wannseeconferentie’ plaats waarop men de praktische uitvoering besprak van de Endlösung der Judenfrage. De ‘eindoplossing’ van het Jodenvraagstuk’ bestond in het uitmoorden van de Europese Joden.

Er werd een nieuwe generatie echte verdelgingskampen gebouwd: eerst Chelmno en Belzec, dan Sobibor en Treblinka. Alleen al in 1943 werden in die drie kampen meer dan anderhalf miljoen Joden vermoord. Auschwitz kreeg (net als Majdanek) een dubbele functie: het bleef een ‘gewoon’ (zij het reusachtig) concentratiekamp, en tegelijk werd het een vernietigingskamp. In 1943 werd in Duitsland nog een apart kamp voor Joden opgericht: Bergen-Belsen.

De industriële schaal van de Holocaust is bij herhaling beschreven, het dodental – zes miljoen Joden – voor altijd bekend. De onmenselijke toestanden in de kampen waarin die moordpartijen plaatsvonden – alleen in Auschwitz telt men één miljoen doden – laten zich samenvatten door de titel van hoofdstuk zeven in Wachsmanns boek: anus mundi.

De wereld kreeg definitief weet van de nazigruwel bij de bevrijding van de kampen. In het voorjaar van 1945 troffen de Amerikanen in Dachau nog 32.000 gevangenen aan, en vele duizenden doden. De Britten keken in Bergen-Belsen tegen een stapel van 13.000 uitgemergelde lijken aan, het gevolg van een late tyfusepidemie. Een brochure van het Amerikaanse leger uit 1945 vatte kernachtig samen wat velen toen dachten: ‘Dachau is het antwoord op de vraag waarom we hebben gevochten.’

Nikolaus Wachsmann, KL. Een geschiedenis van de naziconcentratiekampen, De Bezige Bij, 2015, 1163 blz.

Partner Content