De eerste kolonisten van Manhattan
In 1609 ging Henry Hudson op zoek naar een nieuwe westelijke passage naar China. Deze expeditie was met tegenzin door de VOC gecommanditeerd om de concurrentie van Isaac le Maire het hoofd te bieden, maar bereikte een belangrijk resultaat: hij ‘herontdekte’, een eeuw na Verrazzano, de plaats van het huidige New York. De allereerste kolonisten die zich er vijftien jaar later vestigden, waren ‘Belgen’.
De Hudson-expeditie was baanbrekend, maar ook erg tijdgebonden. Enkele jaren eerder had een handvol Franse bonthandelaren zich in het noorden gevestigd, in Port Royal, terwijl verder naar het zuiden, in Virginia, Engelsen een kolonie hadden gesticht: Jamestown, waar zij de tabaksteelt ontwikkelden. Het was dus slechts een kwestie van tijd voordat ook tussen deze twee nederzettingen schepen zouden aanmeren.
De eerste die in het kielzog van Hudson aankwamen, waren de schepen St. Pieter en Fortuijn van de Antwerpse lutherse emigrant Arnout Vogels, in 1611-1612, gevolgd door De Vos en Craen van de expeditie van Ernest van de Wal en Pieter Aerts, twee andere Brabantse kooplieden. Net als Hudson waren zij eerst op pad gegaan om de noordoostelijke route te ontdekken en vervolgens, nadat zij hadden ervaren dat het pakijs bij Nova Zembla onbegaanbaar was, waren zij richting Amerika gegaan, vanwaar zij een lading pelzen en gedetailleerde geografische kaarten hadden teruggebracht.
De Belgische ‘Pilgrim Fathers’
Het was als gevolg van deze laatste expeditie dat de bestuurders van de West-Indische Compagnie (WIC) besloten een permanente kolonie te stichten op de oostkust van Amerika, tussen 40° en 45° noorderbreedte, dat wil zeggen tussen Chesapeake Bay en Cape Cod. Zij volgden de visie van de geestelijke vader van de koloniale utopie, de Antwerpse publicist Willem Usselincx (1576 – 1647). De kolonie kreeg de naam Nieuw Nederland, of Novi Belgii.
Om ze te bevolken, deden de directeuren van de WIC een beroep op een groep hugenoten die hun geloof vrij wilden beleven, weg van de onrust en religieuze beperkingen in Europa. Deze families waren geestelijke broeders van de beroemde Engelse ‘Pilgrim Fathers’, die in 1620 met de Mayflower de Atlantische Oceaan overstaken en Nieuw Engeland stichtten. Zij ontmoetten elkaar in Leiden voor hun vertrek en sommigen vergezelden hen zelfs. De anderen zochten nog enkele jaren naar de gelegenheid om te emigreren. Hun leider, de Henegouwse verver Jessé de Forest, ondernam met enkele metgezellen een poging om zich te vestigen bij de inboorlingen van Guyana, waar hij stierf. Het was uiteindelijk het aanbod van de WIC in 1624 dat deze Belgische ‘Pilgrim Fathers’ in staat stelde naar de Nieuwe Wereld te vertrekken.
De eerste bestuurder van de kolonie was de kapitein van het schip dat hen daar bracht, Cornelis Jacobsz May. De families, dertig in getal (vierentwintig Waalse en zes Vlaamse), werden verspreid langs de oevers van de Hudson (Noort rivier of Mauritius rivier). Zeventig kilometer landinwaarts stichtten ze Fort Oranje, het latere Albany. Aan de monding van de rivier, op Governors Island, tegenover Manhattan, vestigden ze een handelspost, de eerste permanente nederzetting op de plaats van het toekomstige New York. Tegenwoordig zijn straat- en buurtnamen als Wall Street, Bowery, Brooklyn en Hoboken sporen van deze vroege ‘Belgische’ kolonisten.
Manhattan gekocht voor 60 florijnen
Het jaar daarop komt een vloot van vier schepen de getalsterkte van de kolonie vergroten. Hij brengt een honderdtal kolonisten en evenveel stuks vee, maar ook een ingenieur en bouwmaterialen om een nieuw fort te bouwen op de zuidpunt van Manhattan: Fort Amsterdam. De aanvoerder van de vloot, Willem Verhulst, lost May af als directeur van de kolonie. Zijn bevoegdheden maken hem verantwoordelijk voor alles, van de religie tot de landbouw en van de handel tot de rechtspraak. Andere schepen arriveren nog datzelfde jaar, met paarden, vee, varkens en schapen. De autoritaire stijl van Verhulst zorgt echter voor woelingen en de sfeer in de jonge kolonie is vergiftigd.
Bij de kolonisten die samen met Verhulst zijn aangekomen, is er ook een zekere Pierre Minuit, een specialist in edelstenen. Hij stamt uit een familie van Henegouwse handelaars die is geëmigreerd naar Wesel in Duitsland, en hij is getrouwd met een vrouw die Gertrude Raedts heet en net als hij afkomstig is uit de ‘Belgische’ diaspora. Hij is officieel als vrijwilliger scheepgegaan naar Nieuw-Nederland, maar in realiteit is hij ongetwijfeld als prospector uitgestuurd door een van de belangrijkste directeurs van de WIC, met wie hij in het verleden al zaken heeft gedaan: de Brabander Samuel Blommaert. Minder dan een jaar later gaat hij terug naar Nederland. Wat edelstenen en mineralen betreft, moet hij toegeven dat hij niet veel heeft gevonden. Maar hij heeft wel een ontwikkelingsplan voor de kolonie in zijn hoofd, dat voorziet in de oprichting van posten aan de monding van twee andere grote stromen in de regio: de Delaware (Zuidrivier) en de Connecticut (Versche rivier), om de zwendel in bont in een groot gebied aan banden te leggen. Met de steun van Blommaert en enkele anderen krijgt hij het gedaan dat hij Willem Verhulst mag gaan aflossen.
Op 4 mei 1626 gaat Minuit weer voor anker in Manhattan. De estafettewissel met Verhulst is pijnlijk. Hoewel de raad van de kolonie unaniem beslist hem af te zetten, weigert Verhulst op te stappen en dreigt hij ermee over te lopen naar de Engelsen. Hij wordt onder huisarrest geplaatst tot wanneer hij met de volgende boot kan worden teruggestuurd naar Nederland. Minuit neemt ondertussen de teugels van de kolonie in handen. Het is onder zijn mandaat dat de kolonie werkelijk tot bloei komt. Hij begint met de formele aankoop van het eiland Manhattan van de indianen, voor de prijs van… 60 florijnen in glaskralen en werktuigen. De indianen hebben geen notie van eigendomsrecht en ze zijn ongetwijfeld niet van plan om de grond ook effectief af te staan.
De ontwikkeling van de kolonie
Het jaar zelf van de komst van Minuit geraakt Daniel van Crieckenbeek, de commandant van Fort Oranje, betrokken in een indianenoorlog tussen de Mohawk en de Mohikanen. Hij wordt samen met drie van zijn mannen gedood in een hinderlaag van de Mohawk. De voorzichtige Minuit roept alle geïsoleerde kolonisten naar Nieuw-Amsterdam, ziet af van represailles en probeert de rust te doen weerkeren. Hij doet ook zijn best om goede diplomatieke relaties te onderhouden met zijn Europese ‘buren’. Als hij Fort Goede Hoope – het toekomstige Hartford, de hoofdstad van de staat Connecticut – sticht aan het estuarium van de stroom de Connecticut, vergeet hij niet cadeaus te sturen naar de fameuze ‘Pilgrim Fathers’ van de kolonie in Plymouth, Massachusetts, als teken van zijn goede intenties. Dit alles laat hem toe om in vrede de bonthandel te ontwikkelen – vooral die in beverbont, de handelsspecialiteit van de kolonie.
Het interne beheer van Nieuw-Nederland biedt al evenveel uitdagingen, met name omdat de kolonisten voor het merendeel – met uitzondering van de utopistische ‘Belgische’ bannelingen – beambten zijn van de WIC, die alleen in de kolonie blijven voor de duur van hun contract. Het ontbreekt hen aan enthousiasme en als ze vertrekken, is het moeilijk om vervangers te vinden. Ook hier geeft Minuit blijk van pragmatisme. Hij doet enerzijds zijn best om de structuur van de kolonie te democratiseren en om zijn ondergeschikten te betrekken bij het dagelijkse beheer. Hij creëert bijvoorbeeld een raad met vijf leden die gezamenlijk beslissingen neemt en stelt een fiscaal verantwoordelijke aan voor meer transparantie. Anderzijds voert hij vanaf 1629 het systeem van het ‘patronaat’ in: grote landconcessies waarvan vooral de directeurs van de WIC Blommaert, De Laet, Van Rensselaer en consoorten profiteren. De Antwerpenaar Cornelys Melyn zal wat later de concessie van het eiland Staten Island (265 km²) krijgen en hij heeft interessante geschriften nagelaten over de werking van de kolonie. Minuit bespeelt dus verschillende registers en op die manier slaagt hij erin, zo goed en zo kwaad als het gaat, de kolonie en haar rendement te vergroten. In de periode van 1626 tot 1632 verdrievoudigt de bonthandel.
Zwanendael
In 1630 vestigt Minuit, in overeenstemming met zijn initieel plan, kolonisten aan het estuarium van de stroom de Delaware. Hij gebruikt daarvoor het systeem van het patronaat en verwerft het grondgebied van de huidige staat Delaware voor rekening van Godin, Blommaert, Van Rensselaer en ook kapitein David Pietersz de Vries. Het jaar daarop brengt De Vries de 28 eerste kolonisten ter plekke, die weldra gezelschap krijgen van vijf gezanten van Minuit, onder wie de Waal Gilles Hosset, die de leiding van de kolonie op zich neemt. Men doopt deze kolonie ‘Zwanendael’. De kolonisten ontginnen percelen land, jagen op walvissen en ruilen pelsen met de indianen. Maar als De Vries nauwelijks een jaar later terugkeert met vijftig extra kolonisten, slaven, paarden en koeien, is de kolonie verlaten en verwoest. Van een oude indiaan verneemt hij dat alle kolonisten na een geschil zijn vermoord door de indianen.
Ondanks al zijn inspanningen voor meer pragmatisme kan Minuit zich niet buiten de typische intriges van kleine, gesloten gemeenschappen houden, wat de afgelegen kolonies op dat moment zijn. De eerste predikant van Nieuw-Amsterdam, Johannes Michaëlius, beschuldigt hem ervan ‘een losbandig man’ te zijn, ‘die achter het masker van eerlijkheid doordrongen is van zonde en bederf’. Een zedenproces? Een persoonlijke vijandschap? Een politieke afrekening die verband houdt met de belangrijke zwendel in bont? In elk geval is het zo dat Minuit in 1631 wordt teruggeroepen naar Amsterdam om zich te verantwoorden, uit zijn functies wordt ontslagen en vervangen wordt door de beschermeling van een andere patroon.
Nieuw-Zweden
Minuit is verbitterd… Hij was vervuld van de droom van een Nieuwe Wereld, en men heeft hem die droom ontnomen. Maar hij zal het daar niet bij laten. Als de WIC niet meer met hem wil werken, zal hij zijn ervaring ten dienste stellen van andere werkgevers. Op aanraden van Willem Usselincx wendt hij zich tot de Zweden, en stelt hij hun voor het project ‘Nieuw-Zweden’ tot een goed einde te brengen. Voor de plaats heeft hij al een idee: de streek van de geëvacueerde kolonie Zwanendael. De Zweden aanvaarden het voorstel met enthousiasme, voor hen is dit een onverhoopte opportuniteit.
De voorbereidingen duren nog enkele jaren, tot Minuit in 1637 weer vertrekt naar Noord-Amerika aan boord van de driemaster Kalmar Nyckel, vergezeld van het jacht Fogel Grip. Ter plaatse aangekomen sticht hij ‘Fort Christina’ en wordt hij de eerste directeur van de nieuwe kolonie. Het jaar daarop echter wordt hij op de terugweg, terwijl hij op het eiland Saint Christopher in de Caraïben een tussenhalte maakt om een lading tabak te kopen, gedood door een orkaan. Hij is 58 jaar oud.
De kleine kolonie Nieuw-Zweden zal zeventien jaar standhouden, tot ze in 1655 wordt veroverd door de Nederlanders. Nieuw-Nederland zal van zijn kant een woelig bestaan kennen en verstrikt raken in bloedige indianenoorlogen, tot de kolonie op haar beurt zal vallen en in 1664 zonder slag of stoot wordt ingenomen door de Engelsen.
Wat Minuit betreft… het is moeilijk om zijn herkomst en loyaliteit te bepalen: was hij Belg? Fransman? Nederlander? Duitser? Of zelfs Zweed? Het is al even moeilijk om zijn motivatie te doorgronden: was hij een utopist of een opportunist? Hij was wellicht een beetje van dit alles. Het is ook niet belangrijk: de natie was in zijn tijd een wazig concept en ook een mens heeft altijd meerdere facetten. Wat opvalt, is zijn vastberadenheid om een duurzame kolonie te stichten in een woest gebied. En het feit dat het zwaartepunt van zijn project zich heeft verlegd van Europa naar de Nieuwe Wereld.
De sleutelmomenten
– 1609: Henry Hudson gaat op zoek naar een westelijke passage naar China en ‘herontdekt’ New York.
– 1611-1612: Schepen van Arnout Vogels arriveren in de regio, gevolgd door andere Brabantse kooplieden.
– 1620: Engelse ‘Pilgrim Fathers’ steken de Atlantische Oceaan over met de Mayflower en stichten Nieuw Engeland.
– 1624: Belgische hugenoten vertrekken naar de Nieuwe Wereld, geleid door Jessé de Forest.
– 4/5/1626: Pierre Minuit arriveert weer in Manhattan en koopt het eiland van de indianen voor 60 florijnen.
– 1630: Minuit vestigt kolonisten aan het estuarium van de Delaware en sticht de kolonie Zwanendael.
– 1631: Minuit wordt teruggeroepen naar Amsterdam en ontslagen uit zijn functie als directeur.
– 1637: Minuit vertrekt naar Noord-Amerika om de kolonie Nieuw-Zweden te stichten, maar wordt het jaar daarop gedood.
– 1655: Nieuw-Zweden wordt veroverd door de Nederlanders.
– 1664: Nieuw-Nederland wordt zonder slag of stoot ingenomen door de Engelsen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier