Kathleen Vereecken

‘We moeten ons vragen stellen bij de vanzelfsprekendheid waarmee artsen psychofarmaca voorschrijven’

Kathleen Vereecken Schrijfster en freelance journaliste.

Tussen de overladen dissen van kerst en oudejaar, krijgen we iets voorgeschoteld dat nog moeilijker verteerbaar is dan foie gras: cijfers over het drastisch toegenomen gebruik van psychofarmaca bij kinderen en jongeren. 12- tot 17-jarigen nemen 30% meer depressiepillen en 95% meer antipsychotica dan tien jaar geleden. Zelfs kleuters zitten in toenemende mate aan de psychofarmaca. Het zijn cijfers en feiten om stil van te worden. Of kwaad.

We kunnen een diepe, treurige zucht slaken en zeggen dat het slecht gesteld is met de jeugd van vandaag. Ze kunnen niet mee met de hoge eisen die de maatschappij aan hen stelt, de prestatiedwang in het onderwijs. Dus zoeken we verbeten naar manieren om ervoor te zorgen dat ze de druk beter aankunnen. En snel een beetje, want de school wacht niet, en een beloftevolle toekomst blijft niet eeuwig glanzen. Gelukkig speelt de farmaceutische nijverheid gewillig in op onze drang naar snelle oplossingen.

We kunnen nog op een andere manier treurig zuchten en de maatschappij met de vinger wijzen. Het onderwijssysteem ook, hoe wie afwijkt van de middelmaat uit de boot dreigt te vallen. En ja, daar valt veel voor te zeggen.

We moeten ons vragen stellen bij de vanzelfsprekendheid waarmee artsen psychofarmaca voorschrijven.

Maar misschien moeten we ons in de eerste plaats vragen stellen bij de groeiende vanzelfsprekendheid waarmee nogal wat artsen psychofarmaca voorschrijven. En bij onze eigen neiging om altijd weer een snelle oplossing voor elk – al of niet vermeend – probleem te willen. Laten we wel wezen: medicatie kan heilzaam en nodig zijn. Ze kan soelaas bieden voor wie in acute nood verkeert, ze kan levens redden wanneer ze op een verantwoorde manier aangewend wordt. Maar daar wringt het schoentje. Er lijkt geen maat op te staan.

Pure onrechtvaardigheid

Gelukkig zijn er ook tegenstemmen. Kinderpsychiater Eric Schoentjes pleit bijvoorbeeld voor een aanpak in drie fasen: opvoedingsondersteuning, psychotherapie en – als het vorige niet blijkt te volstaan – als laatste eventueel medicatie. In de praktijk gaat het helaas vaak anders. Een eenvoudige rondvraag leert dat een eerste korte consultatie soms al volstaat om een arts naar zijn voorschriftenboekje te laten grijpen. Vooral mensen die het niet breed hebben en zich geen psychotherapeut kunnen veroorloven, worden al te snel meegesleurd in de pillenlogica. Want psychofarmaca worden terugbetaald door de sociale zekerheid. Het is pure onrechtvaardigheid, bovenop al het andere dat deze groep mensen al moet missen.

Medicatie alleen kan nooit het antwoord zijn, wat de farmaceutische industrie en in haar zog de te gretig voorschrijvende artsen, ons ook proberen wijs te maken.

Misschien moet de overheid de moed hebben de zaken om te draaien.Misschien moet de vanzelfsprekende terugbetaling van psychofarmaca teruggeschroefd worden. Misschien moet ze aan voorwaarden gekoppeld worden: dat medicatie alleen voorgeschreven wordt wanneer duidelijk blijkt dat psychotherapie alleen niet werkt.Dat er, ook wanneer medicatie noodzakelijk blijkt, altijd op twee sporen moet gewerkt worden. Medicatie alleen kan nooit het antwoord zijn, wat de farmaceutische industrie en in haar zog de te gretig voorschrijvende artsen, ons ook proberen wijs te maken. Een kritische houding en een gezond wantrouwen zijn hierin, zonder enige overdrijving, van levensbelang. Maar terugschroeven van terugbetaling kan alleen maar wanneer psychotherapeutische hulp zo laagdrempelig mogelijk gemaakt wordt. Mensen met een laag inkomen mogen niet uit de boot vallen. Laagdrempelig betekent dus ook: terugbetaalbaar.

Structurele aanpak

Er bestaan op dit moment al mooie initiatieven voor kinderen en jongeren tussen 10 en 20. Bij Tejo kunnen ze gratis en anoniem terecht voor een gesprek met een therapeut. De organisatie draait op gedreven vrijwilligers. Maar we hoeven niet te verwachten dat die eeuwig gratis blijven werken. Een structurele aanpak met goede wil en centen van de overheid zou meer dan welkom zijn. En als geld een argument moet zijn: gelukkige, gezonde kinderen en jongeren, dat betaalt zich op termijn gegarandeerd terug.

Dat er vandaag meer aandacht bestaat voor reële psychische nood, valt op zich toe te juichen. Alleen lijken we soms de pedalen te verliezen in onze drang naar normaliteit, perfectie, eenheidsworst.

Dat er vandaag meer aandacht bestaat voor reële psychische nood, valt op zich toe te juichen. Alleen lijken we soms de pedalen te verliezen in onze drang naar normaliteit, perfectie, eenheidsworst.De verhalen die ik hoor zijn soms ronduit verontrustend. Kinderen van acht, die sommen moeten maken, terwijl de juf chronometreert: tot daaraan toe. Maar onder die kinderen zit ook een dromertje, dat makkelijk afgeleid raakt en moeite heeft met de tijdsdruk. De school vindt het nodig hem door te verwijzen naar een kinderpsychiater. Wat ben ik blij dat ik mocht dagdromen in de klas, ook al riep de juf me soms tot de orde. Wat ben ik blij dat mijn slechte cijfers voor rekenen me nooit bij een kinderpsychiater gebracht hebben. Dat ik nooit pillen moeten slikken heb. Zonder dagdromen had ik wellicht nooit boeken geschreven.

‘De wereld wordt steeds homogener en we willen dat wijzelf en onze kinderen perfect zijn,’ zei de Amerikaanse psychiater Allen Frances me tijdens een interview. ‘We willen met z’n allen bovengemiddeld zijn. Dat is niet alleen absurd, dat is ook onmogelijk.’

Laat dit dan maar een pleidooi voor imperfectie zijn. Als we die combineren met een netwerk van mensen, op persoonlijk en – indien nodig – professioneel vlak, dan blijven onze kinderen en wijzelf misschien wat vaker van de pillen gespaard.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content