Hendrik Vos

‘Waarom zijn er Europese regels voor eieren van Kinder Surprise?’

Hendrik Vos Professor politieke wetenschappen aan de UGent

Voor zijn college voor de Universiteit van Vlaanderen staat Hendrik Vos stil bij de Europese regels voor verrassingseieren.

De regeldrift van de Europese Unie wordt wel vaker op de korrel genomen. Europa is een treitermachine, zo wordt gezegd. Allerlei trivialiteiten worden geregeld en geharmoniseerd door instellingen in Brussel en Straatsburg, terwijl cruciale uitdagingen dan weer amper zouden worden aangepakt.

Waarom zijn er Europese regels voor eieren van Kinder Surprise?

Het is correct dat de Europese Unie maar moeilijk uit de startblokken raakte bij de aanpak van de eurocrisis, het vluchtelingenvraagstuk of de terreuraanslagen. Het gaat hier om heel gevoelige domeinen, waar lidstaten eigenlijk niet te veel Europese bemoeienis willen. Ze willen zelf, en dus elk apart, keuzes maken als het gaat over belastingen, begrotingen, veiligheidsdiensten, migratievraagstukken of buitenlandse politiek. Ze willen pas gemeenschappelijke beslissingen nemen als ze zich daar allemaal perfect in kunnen vinden.

En dat is zelden het geval. Zolang de lidstaten dwarsliggen, zal het moeilijk blijven om op deze terreinen een krachtige Europese politiek te voeren. Het gebeurt pas als ze het gevoel hebben dat er werkelijk geen alternatief meer is. Daarom werd in volle eurocrisis bijvoorbeeld beslist om een begrotingstoezicht uit te werken en de controle over de banken niet meer land per land te regelen. Er zat gewoon niets anders op.

Detailregelingen

Op andere vlakken hebben de lidstaten al langer aanvaard dat ze niet meer het laatste woord hebben. Als het gaat over buitenlandse handel, milieupolitiek, dierenwelzijn, landbouw, consumentenbescherming, voedselveiligheid of concurrentiebeleid, dan worden de beslissingen wel door Europa aangestuurd. Er is op deze en vele andere terreinen meestal geen unanimiteit nodig om regelingen uit te werken. Dan schiet het uiteraard veel sneller op, en komen er meer regels.

Veel van die regels zijn inderdaad erg gedetailleerd. In Europese wetgeving is precies vastgelegd wat er op een pakje sigaretten moet staan, en hoe dik het kadertje rond de gezondheidswaarschuwing moet zijn, in millimeters.

Het achterlicht van een tractor, het ontwerp van kinderzitjes in de auto, de omschrijving van chocolade, het lawaai van grasmaaiers, de chemische samenstelling van de verf waarmee legoblokken worden gekleurd, of de sterkte van het koordje waarmee de ogen aan een teddybeer bevestigd zijn – we kunnen honderden, wellicht duizenden voorbeelden geven.

Essentie van de Europese integratie

In een Europese wet uit 2008 worden ook minimumnormen vastgelegd ter bescherming van varkens. Zeugen moeten naar Europees recht elk kunnen beschikken over een vloer van 1,3 vierkante meter, die voor maximum 15% uit afvoergaten mag bestaan, die op hun beurt een maximale grootte van 20 millimeter mogen hebben. De vloer moet effen zijn, maar niet glibberig. Ten minste acht uur per dag moet er in de stal een lichtintensiteit van minstens 40 lux zijn. Het is slechts een kleine greep uit een hele massa van gedetailleerde voorschriften om het leven van het Europese varken aangenamer te maken.

En dan is er de Kinder Surprise: de grootte van het plastic binnenste ei, waarin het speelgoedje zit, is tot op een tiende van een millimeter Europees gereglementeerd. En Europa eist dat er tussen de twee helften een scharniertje zit. Vroeger zaten de beide helften los van elkaar, maar dat is nu verboden. Elk ei ziet er hetzelfde uit, van in het noorden van Finland tot op de stranden van Ibiza. En daar is een goede reden voor, die alles te maken heeft met de essentie van de Europese integratie zelf.

Een markt met regels

De core business van de Europese integratie is altijd de eenheidsmarkt geweest: de Unie is één grote supermarkt, waar bedrijven overal actief kunnen zijn, consumenten over de grens kunnen kijken, diensten en goederen zonder obstakels overal kunnen worden aangeboden. Er is in de geschiedenis van de Europese integratie altijd een brede consensus geweest tussen links en rechts dat dit nuttig was.

In vergelijking met de afgesloten, gefragmenteerde marktjes van weleer, bracht de Europese eenheidsmarkt heel wat voordelen: consumenten hebben meer keuze en betalen vaak lagere prijzen, terwijl bedrijven goedkoper kunnen werken omdat ze hun diensten en goederen meteen in de hele Unie kunnen verkopen, zonder obstakels, tarieven of extra controles. Het is moeilijk om het precies te becijferen, maar over het algemeen wordt ervan uit gegaan dat de eenheidsmarkt leidde tot meer banen en economische groei.

Langs links wordt er wel gemord omdat het in de eerste plaats de grote bedrijven zijn die voordeel hebben bij zo’n eengemaakte markt – niet toevallig hebben zij er zo hard voor gelobbyd. Tegelijk moppert men langs rechts over de vele regels waaraan diezelfde bedrijven moeten voldoen.

Die regels zijn nochtans onlosmakelijk met de ene markt verbonden. Toen Jacques Delors, een Franse socialist, in 1985 voorzitter werd van de Europese Commissie was het zijn eerste prioriteit: hij wilde de eenheidsmarkt, zeker voor goederen, realiseren tegen eind 1992, het Europa 92-project. Maar tegelijk was het voor Delors duidelijk dat die markt geen Vrij Westen mocht zijn, zonder regels. De vrije concurrentie zou niet mogen leiden tot een sociaal of ecologisch kerkhof, of tot minder bescherming van de consument.

Wie A zegt moet B zeggen

Het probleem is dat het op de Europese markt erg moeilijk is om de regels nog op nationaal niveau, en dus elk apart, vast te leggen. De Kinder Suprise kwam naar verluidt op de Europese radar na een incident in één van de lidstaten: een peuter had het chocolade-ei ingeslikt, met het binnenste ei en het speelgoedje en al. Dat liep uiteraard slecht af. Er gingen in sommige lidstaten stemmen op om producten zoals verrassingseieren, waarbij plastic speelgoed verpakt wordt in chocolade, te verbieden. In andere lidstaten wilde men niet zover gaan.

Op een eengemaakte markt is het natuurlijk weinig zinvol als een product in het ene land verboden is, terwijl het in een ander land wél zonder problemen kan verkocht worden. Dan kan een consument gewoon over de grens gaan winkelen. Als men écht op allerlei vlakken eigen regels wil en die ook wil afdwingen, dan zijn er weer slagbomen nodig aan de grenzen en moet gecontroleerd worden of elk ingevoerd product aan de eigen standaarden beantwoordt. Dan is er natuurlijk geen eenheidsmarkt meer.

Dus is men gezamenlijk gaan discussiëren over die eieren. En men kwam tot een compromis: het ei werd niet verboden, maar moest wat veiliger worden. Er werd de afspraak gemaakt dat de plastic binnenkant wat groter moest worden, zodat het niet meer kan ingeslikt worden. En de twee helften moesten voortaan aan elkaar vastzitten, want ook een half ei kan ellende veroorzaken. Dat was een vergelijk waar men zich in de hele Unie in kon vinden.

Anders gezegd: het ene plakt aan het andere. Als men een eenheidsmarkt wil zijn, dan moeten ook productnormen gemeenschappelijk worden afgesproken. En voor men het goed en wel beseft, worden ook over de kwaliteit van achterlichten en over de erkenning van voedseladditieven Europese afspraken gemaakt. De gemeenschappelijke regeling vervangt dan de afzonderlijke nationale regelingen. Al die pietluttigheden die Europees geregeld worden, zijn een logisch gevolg van de eenheidsmarkt. Ze kleven er als het ware aan vast.

Gelijk speelveld

Dat is ook zo op het vlak van milieubeleid of sociale bescherming: als bedrijven in land A geen rekening moeten houden met normen inzake uitstoot of met sociale afspraken over het recht op jaarlijkse vakantie van werknemers, terwijl er in land B wel strenge normen gelden, dan zullen de producten van bedrijven uit land B duurder worden, en dat is nefast op de eengemaakte markt. De meeste mensen kopen daar waar het goedkoop is, en bedrijven in lidstaten met hoge normen zullen de concurrentiestrijd verliezen. Dan dreigt de race to the bottom.

Dus, zo zei Delors, is het nodig om het speelveld gelijk te trekken. Is er in Europa een breed draagvlak voor dierenwelzijn, milieubescherming en sociale rechten? Dan gaan we concrete afspraken hierrond voortaan ook gezamenlijk maken. Als we dat niet doen, zal er immers wel ergens een lidstaat zijn die het wat minder nauw neemt, bijgevolg goedkoper is, en daarmee de rest in de problemen brengt.

Dus leggen we samen vast dat werknemers in alle lidstaten recht hebben op minimaal vier weken betaalde vakantie, dat bedrijven zich aan heel gedetailleerde milieunormen moeten houden, en dat de vloer in varkensboerderijen effen moet zijn, maar niet glibberig.

Gaten in het speelveld

Ligt het speelveld daarmee helemaal gelijk? Nee, want er zijn gaten: er zijn terreinen waar het (nog) niet lukt om gezamenlijke afspraken te maken. Op sociaal vlak zijn er best wel wat gemeenschappelijke regels (bijvoorbeeld over de inrichting van werkplaatsen, en zelfs over arbeidstijd), maar er is geen Europese wetgeving rond minimumlonen. Er zijn ook geen Europese regels rond bedrijfsbelastingen. Landen die een hoog minimumloon willen en die bedrijven op een ernstig niveau belasten, maken het zichzelf lastig.

In theorie kunnen lidstaten, bij gebrek aan Europese regels, zelf wel hogere normen hanteren, maar dan prijzen ze zich letterlijk uit de markt.

Want in de eengemaakte markt gaan bedrijven de neiging hebben om zich te vestigen waar de lonen lager zijn en waar ze minder belast worden. Ze kunnen hun producten immers toch overal kwijt, zonder barrières. In theorie kunnen lidstaten, bij gebrek aan Europese regels, zelf wel hogere normen hanteren, maar dan prijzen ze zich letterlijk uit de markt.

Dus gaan ze eerder met elkaar in concurrentie, door lonen en vooral belastingen op een zo laag mogelijk niveau te leggen. De meest effectieve manier om zo’n spiraal naar omlaag te stoppen, is door ook deze zaken op Europees niveau te regelen. Daar is wetgeving voor nodig, maar vele lidstaten zijn nog niet bereid om zo ver te gaan.

Een goede reden

Dat EU zich bezighoudt met details is dus correct. Maar er is ook een goede reden voor. De eengemaakte markt, die economisch zo belangrijk is, vraagt nu eenmaal om een gezamenlijke aanpak van allerlei kwesties. Wie bezorgd is over het milieu, over de veiligheid van speelgoed of over het lot van boederijdieren, kan dit niet meer land per land regelen. Want dan zijn er opnieuw grenscontroles nodig om na te gaan of een product wel aan de eigen normen voldoet. Of om te controleren of de leverancier zich wel hield aan de regels die jij belangrijk vindt.

Met zoveel obstakels zou er al snel geen Europese markt meer zijn en zou Europa een verzameling zijn van uiterst gefragmenteerd marktjes, met elk hun eigen regels en normen. In de praktijk worden dat gesloten economieën, en dat zijn over het algemeen geen paradijzen.

Partner Content