Vrije Tribune

‘Laat-antieke lobbybrieven zijn niet alleen voor historici interessant, maar ook voor politicologen’

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

Naar aanleiding van haar college voor de universiteit van Vlaanderen schrijft Lieve Van Hoof over lobbyen in de antieke oudheid.

Oud maar niet out: ook in de eenentwintigste eeuw worden de oude Grieken en Romeinen geregeld aangehaald, bijvoorbeeld als het gaat om verschillende staats- en bestuursvormen. “De Grieken” gelden daarbij als uitvinders van de (directe) democratie, het Romeinse keizerrijk als toonbeeld van een autocratisch systeem. Voor het Athene van de vijfde eeuw voor Christus gaat men er dan bijvoorbeeld van uit dat elke burger een even zware stem had in beslissingsprocessen – waarbij men al te vaak en graag vergeet dat er zelfs onder de (autochtone, mannelijke en vrije) burgers significante verschillen waren tussen pakweg een landbouwer uit een plattelandsgehucht, die een halve dag moest reizen om af en toe zijn ongeoefdende stem te laten horen, en een hoogopgeleide redenaar uit de stad, die van alle nieuws en debatten op de hoogte was.

Laat-antieke lobbybrieven zijn niet alleen voor historici interessant, maar ook voor politicologen

Omgekeerd gaat men er voor het Romeinse keizerrijk, zeker in de Late Oudheid (ca. 300-600 na Christus), van uit dat de Keizer totaal almachtig was, en dat ‘gewone’ mensen – boeren, huisvrouwen, maar ook professoren of grootgrondbezitters – geen enkele impact hadden op diens beleid.

Indien men enkel en alleen kijkt naar de officiële bestuursstructuren, lijkt dit beeld van het Romeinse keizerrijk misschien correct: de Romeinse Keizer stond aan het hoofd van een strikte administratief-bestuurlijke hiërarchie, en moest aan niemand verantwoording afleggen over zijn beslissingen. Maar hoewel hij dus in theorie autonoom besliste, nam de Keizer zijn beslissingen in de praktijk uiteraard niet in een vacuum: niet alleen was zijn eigen legitimiteit tenminste gedeeltelijk afhankelijk van de steun van groepen zoals de senaat en het leger, maar Romeinse Keizers voerden doorgaans ook een eerder reactief beleid, in die zin dat ze zich in hun wetgeving lieten leiden door concrete vragen van onderuit, eerder dan door een proactieve, systematische eigen visie.

Het was, met andere woorden, vaak bottom-up dat de nood aan een bepaalde wet aan de Keizer werd gesignaleerd, ofwel via de officiële weg van gouverneurs over vicarissen en prefecten tot de keizerlijke hofhouding, ofwel door rechtstreekse tussenkomst van groepen of individuen bij de Keizer en/of bij gouverneurs, vicarissen of prefecten. Om deze tussenkomsten in kaart te brengen, moet de focus verbreed worden van de officiële staatsstructuur naar het functioneren van het laat-Romeinse Rijk.

Lobbyen per brief

Om dit te doen, maakt recent historische onderzoek gebruik van politicologische concepten zoals lobbying. Lobbyen is een poging van mensen die zelf geen formele macht hebben, om officiële beslissingen te beïnvloeden, buiten de geëigende procedures (bv. petities, …) om. Bekende voorbeelden vandaag de dag zijn de tabakslobby, de automobielindustrielobby, en de milieulobby: zij benaderen politici, beleidsmakers en hun medewerkers, bijvoorbeeld bij de Europese Commissie en het Europees Parlement in Brussel, met informatie en voorstellen (en soms ook -delen). Onder die vorm – een fysieke ontmoeting tussen lobbyist en beleidsmaker – hebben lobby-activiteiten in het Romeinse keizerrijk slechts zeer beperkte sporen achtergelaten, bijvoorbeeld in geschiedwerken die aangeven welke delegaties over welke onderwerpen bij de Keizer op audiëntie ontvangen werden. Maar gezien de traagheid, de risico’s en de kosten die reizen in de pre-industriële tijd met zich meebracht, gebeurde lobbying toen doorgaans niet face to face, maar veeleer per brief. Uit de Late Oudheid zijn er tienduizenden Griekse en Latijnse brieven bewaard, en in vele daarvan zijn we als het ware direct aanwezig bij de ontmoeting – per brief – tussen lobbyist en politicus. Dit levert een inzicht op in lobbying dat op twee vlakken uniek is.

Ten eerste geven deze brieven historici beter inzicht in het tot stand komen van politieke beslissingen in de Late Oudheid. In 384 besliste Keizer Valentinianus bijvoorbeeld dat het heidense altaar van de Overwinningsgodin dat traditioneel in de Romeinse Senaat had gestaan maar recent verwijderd was, niet meer terug mocht keren – een (op zijn minst symbolische) mijlpaal in de geschiedenis van het Christendom. Als we enkel de keizerlijke eindbeslissing zouden hebben, zouden we deze kunnen toeschrijven aan Valentinianus’ Christelijk geloof, maar dankzij brieven die door voor- en tegenstanders werden verstuurd, krijgen we een veel genuanceerder beeld. Het feit dat Valentinianus zelf Christen was, verhinderde hem oorspronkelijk namelijk niet om, tegen het advies van zijn Christelijke hofhouding in, de heidenen hun zin te willen geven als reactie op een brief van de heidense senaatselite.

Maar dankzij een ijzersterke combinatie van netwerking, argumenten en politieke druk slaagde bisschop Ambrosius van Milaan er middels een een aantal brieven uiteindelijk toch in om de Keizer toch van gedacht te doen veranderen. Op deze manier krijgen historici dus een veel complexer, maar ook veel dynamischer beeld van het functioneren van het laat-Romeinse keizerrijk.

Maar laat-antieke lobbybrieven zijn niet alleen voor historici interessant, maar ook voor politicologen. Onderzoek naar lobbyen vandaag vertrekt doorgaans van een lijst van officiële lobbyorganisaties, en gaat dan kijken welke bedragen zij uitgeven, welke beleidsmakers zij ontmoeten, en welke houding deze beleidsmakers aannemen ten opzichte van de wetgeving die uiteindelijk wordt goedgekeurd. Hoe het lobbyen zelf verloopt – de rol van netwerken, de argumenten waarmee lobbyisten politici proberen te overtuigen, de rol van retoriek in het aanspreken van politici die met lobbyverzoeken overladen worden, enz. -, blijft daarbij veelal op de achtergrond, vermits politicologen niet mee aan tafel zitten als lobbyisten politici ontmoeten. Maar zoals onderzoek naar lobbyen in de Late Oudheid aantoont, zijn elementen als netwerken (denk aan revolving doors), argumenten (cf. facts vs. fiction) en retoriek (in contemporaine termen: marketing) nochtans vaak cruciaal.

Onderzoek naar lobbyen in de Late Oudheid toont zo de duidelijke meerwaarde van interdisciplinair onderzoek: de aanwending van een modern, politicologisch concept helpt de historicus om zijn focus te verbreden, maar nodigt tegelijk de politicoloog uit om zijn onderzoek te verdiepen.

Verder onderzoek zal ook toelaten om meer structurele vragen te stellen, bijvoorbeeld naar de rol van politieke structuren in lobbying: zijn bureaucratische of technocratische staten bijvoorbeeld meer vatbaar voor lobbyen dan andere? Hoewel misschien contra-intuïtief, lijken het laat-Romeinse Rijk en de Europese Unie alvast te suggereren van wel.

Partner Content