Vrije Tribune

‘Filosofen tot Dirk Draulans: Verzet tegen ggo’s: Socrates als eerste hulp bij onwetendheid’

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

De kritiek van Dirk Draulans op de rol van filosofen in het debat over ggo’s veronderstelt een verkeerde opvatting over moraal, schrijven Tim Christiaens en Massimiliano Simons. ‘Voorstanders mogen zich niet blindstaren op de zoektocht naar neutrale principes.’

Dirk Draulans begrijpt de filosofen niet. Dat is jammer. Als filosofen hopen wij toch op wat begrip van onze medemens. In een opiniestuk op Knack.be schreef Draulans dat mensen in het algemeen een afkeer voor verandering hebben. Dat uit zich in de oppositie tegen ggo’s. Filosofen ontsnappen daar niet aan. Ook zij zijn menselijk, al te menselijk, maar vinden het nodig om hun emoties in onbegrijpelijk jargon te gieten. Achter het rookgordijn van ingewikkelde constructies gaat volgens hem echter niets anders schuil dan irrationeel verzet.

‘Filosofen tot Dirk Draulans: Verzet tegen ggo’s: Socrates, eerste hulp bij onwetendheid’

Het klopt dat filosofen zich af en toe laten begoochelen door hun concepten. Een goed filosoof kan die echter vertalen in meer alledaagse termen. Vreemde begrippen zijn soms weliswaar nodig, want het doel is om nieuw licht te werpen op oude problemen. Elke maatschappelijke kwestie bevat immers perspectieven die weinig of niet gehoord worden. Daardoor lijken bepaalde gangbare opvattingen evidenter dan ze werkelijk zijn. Het schoolvoorbeeld van deze benadering is nog steeds Socrates. Hij ging op de markt de notabelen van Athene ondervragen om na te kijken of ze wel wisten waarover ze spraken. Jammer genoeg bleek dat meestal niet het geval te zijn.

‘Als morele wezens hebben wij bepaalde opvattingen die zo fundamenteel verweven zijn met onze identiteit dat we er geen afstand van u003cemu003ekunnenu003c/emu003e nemen.’

Elk wetenschappelijk model, ook dat rond ggo’s, heeft een beperkt aantal vooronderstellingen. Dat is enerzijds een deugd, want hoe simpeler een theorie, hoe meer gevallen je kan verklaren en voorspellen. Anderzijds moet de filosoof hier tussenkomen om te wijzen op de gevaren van zulke vooronderstellingen. De realiteit is immers altijd complexer dan het model. Wetenschappers zoals Draulans vertrekken vanuit het idee dat wij morele overtuigingen neutraal kunnen beoordelen. Als blijkt dat ggo’s overwegend positieve gevolgen hebben, dan moeten de tegenstanders hun mening herzien. Hun opvatting was immers fout. Als ze in de boosheid volharden, gedragen ze zich irrationeel.

De impliciete aanname is echter dat moraal te reduceren valt tot expliciete principes. In dit geval wordt de waarde van ggo’s afgemeten aan de aard van de gevolgen. Dat is immers meetbaar en dus een neutrale standaard om een discussie te beslechten. Los van onze eigen opinies over ggo’s, werkt de moraal spijtig genoeg zo niet. Als morele wezens hebben wij bepaalde opvattingen die zo fundamenteel verweven zijn met onze identiteit dat we er geen afstand van kunnen nemen.

Afkeer van pedofilie kan niet onderbouwd worden op louter neutrale argumenten

Neem nu het voorbeeld pedofilie, hét typevoorbeeld voor maatschappelijke verontwaardiging. Die afkeer kan niet onderbouwd worden op louter neutrale argumenten, zoals negatieve gevolgen voor het kind of het schenden van diens autonomie. Die principes worden wel vaak aangehaald, maar raken niet de kern. Mocht het kind immers slapen en dus geen trauma oplopen, zouden wij de daad nog steeds veroordelen. We kunnen het zelfs nog spectaculairder formuleren. Men zou bijvoorbeeld computersimulaties van kinderen kunnen maken en die verkopen aan pedofielen als vervanging voor werkelijke kinderen. Zo wordt er niemand geschaad en niemands autonomie geschonden. Net integendeel, kinderen worden niet meer gekidnapt en het leven van pedofielen wordt vergemakkelijkt. Deze zinnen klinken onbehaaglijk en terecht. Onze afkeer tegenover pedofilie gaat niet terug op zulke principes, maar op maatschappelijke basisaannames waar we geen afstand van kunnen nemen. Kinderen, reëel of virtueel, zijn onschuldige wezens wiens broosheid bescherming verdient.

Een gelijkaardig mechanisme is aan het werk in de oppositie tegen ggo’s. Het gaat niet per se om de concrete gevolgen, hoewel die argumenten natuurlijk wel bestaan. Dirk Draulans vermeldt zelf het verzet tegen een te machtig Monsanto.

‘Het leven mag niet zo maar gereduceerd worden tot louter een insturument voor de mens’

De impliciete basisaanname is hier dat het leven niet zomaar mag gereduceerd worden tot louter een instrument voor de mens. Zelfs de boer die zijn brood verdient met het kweken en slachten van koeien beschouwt zijn vee niet louter als instrument. Hij kan tegen een fles melk stampen, maar mocht hij zijn koe een trap geven, zouden wij verontwaardigd zijn. Dit geldt evenzeer wanneer de koe reeds geslacht is en dus geen pijn ervaart.

Als de ggo-voorstanders het publiek dus voor zich willen winnen, dan moeten ze adequaat met dit soort verzet omgaan. Ze mogen zich dus niet blind staren op de zoektocht naar neutrale principes, maar moeten de impliciete basisaannames een plaats geven.

Dat houdt dus meer in dan enkel dit verzet afdoen als irrationele emoties. Deze fundamentele houdingen maken immers de kern uit van wie wij zijn als morele wezens. De studie van deze gevoeligheden vormt echter het domein van de filosofie. Filosofen bij Reyers Laat zijn dus een noodzakelijk euvel. Net zoals Socrates zichzelf beschouwde als verloskundige van de kennis, zo is ook vandaag nog de taak van de filosoof ongearticuleerde morele kennis te expliciteren.

(Tim Christiaens en Massimiliano Simons, studenten in respectievelijk de Onderzoeksmaster Wijsbegeerte en de Master Sociologie aan de KU Leuven)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content