Hubert van Humbeeck

Werk voor de diplomatie in Syrië

Moet de Syrische president Bashar Al-Assad met geweld tot ontslag worden gedwongen of door overleg?

We staan erbij en we kijken ernaar. Het gevoel van machteloosheid bij de slachtpartij in Syrië herinnert aan Cambodja en Rwanda. Hetzelfde besef dat we het geweld niet kunnen stoppen. Het Duitse weekblad Der Spiegel citeert een uitspraak van de Nederlands-Franse anarchist Jean-Baptiste Cloots uit 1791, in volle terreur na de Franse Revolutie. ‘De menselijkheid gebiedt ons om in te grijpen, maar de politiek dwingt ons om onbeweeglijke toeschouwers te blijven.’

Aan de ene kant weet de grote politiek ook dat de hele wereld er alle belang bij heeft dat er een einde komt aan de oorlog die president Bashar Al-Assad voert met zijn land. Aan de andere kant weet niemand hoe dat snel kan, zonder dat er nog meer burgerslachtoffers vallen. Het Westen trok ambassadeurs terug. De Russische minister van Buitenlandse Zaken liet zich in Damascus sussen door Assad zelf. Maar hij was het land niet uit of Syrische troepen gingen weer steden te lijf met tanks en kanonnen.

In het kluwen van het Midden-Oosten neemt Syrië een bijzondere plaats in. Het is zelf een amalgaam van godsdiensten, sekten en clans. Het heeft door een oude politiek van verdeel en heers ook een vinger in elk ander conflict in de hele regio. Onder meer door zijn banden met Hezbollah en Hamas trekt het aan veel touwtjes en kan het tot ver buiten zijn grenzen voor veel ellende zorgen.

Dat maakt dat een internationale militaire interventie in Syrië het hele Midden-Oosten in brand kan steken. In tegenstelling tot Muammar Khaddafi in Libië vorig jaar heeft Assad nog wel bondgenoten – in Syrië en daarbuiten. Zijn soldaten staan zo diep in het bloed dat ze er geen belang bij hebben om hun president te laten vallen. Minderheden zoals de christenen en de alawieten, de sekte waarvan de president deel uitmaakt, schuilen al veel langer onder de paraplu van het regime. Ze zijn bang voor wat er kan gebeuren als de president wordt weggestuurd. Het is geen toeval dat het in de hoofdstad Damascus in de elf maanden sinds de opstand begon de hele tijd tamelijk rustig is gebleven. De oppositie tegen Assad is ook nog altijd zo verdeeld dat niemand goed weet wie er hulp moet krijgen en op welke manier.

Daarom moet nu toch weer in de eerste plaats de diplomatie aan het werk. Ze moet er de steunpilaren van het regime van overtuigen dat het land met Assad geen toekomst heeft. Dat geldt voor de Syrische zakenwereld en voor de minderheden, maar bijvoorbeeld ook voor de leiders in het Kremlin. Al die mensen moeten begrijpen dat ze met Assad een verloren zaak verdedigen – en dat ze niet noodzakelijk verliezen als hij vertrekt. Dat proces vraagt tijd en geduld. Ondertussen moet Turkije genoeg steun krijgen van de NAVO en de Arabische Liga om in het noordwesten van Syrië een zogenaamde ‘safe haven’ te organiseren, waar mensen kunnen vluchten voor het geweld. De tactiek die ooit met succes werd toegepast voor de Koerden in het noorden van Irak.

Het belangrijkste is nu dat het aantal slachtoffers wordt beperkt. De tijd van Assad loopt toch af. Hij mag uiteindelijk hopen op een beter lot dan dat van Jean-Baptiste Cloots. Die koos ten slotte toch voor de weloverwogen onmenselijkheid van de politiek. En hij verloor zijn hoofd vervolgens onder de guillotine.

Hubert van Humbeeck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content