Steeds meer mensen vinden dat Europa zich minder moet bemoeien op het internationale toneel, en dat is gevaarlijk, zegt JONATHAN HOLSLAG. Want zo roept ons continent onheil over zichzelf af.

In de internationale politiek geldt een eenvoudige regel: je oefent zelf invloed uit ofwel doet een ander dat in jouw plaats. Dat laatste is wat we steeds nadrukkelijker ervaren in onze achtertuin. Europa treedt terug en het vacuüm wordt onmiddellijk opgevuld met andere ideologieën, economische verzuchtingen en zelfs militaire aspiraties. Nu zou u dat kunnen beschouwen als onvermijdelijk. Wie zijn wij, vijfhonderd miljoen Europeanen, om de toon te zetten op een planeet waarop ruim zeven miljard mensen leven? U zou zelfs kunnen aanvoeren dat het niet meer dan rechtvaardig is. Europa heeft zijn kans gehad en ze grondig verprutst. Steeds meer Europeanen vinden daarom dat we ons beter helemaal niet meer bemoeien.

Dat soort isolationisme is echter misplaatst en gevaarlijk. Europa is een continentale macht. We hebben weliswaar een gigantisch lange kustlijn, maar vanuit geopolitiek perspectief zijn we eigenlijk vooral een spil tussen twee onmetelijke landmassa’s: Eurazië en Afrika. De krachten die zich in deze gebieden opbouwen, zijn zo formidabel dat ze onze toekomst onvermijdelijk zullen beïnvloeden. Er is de fenomenale demografische druk. De Europese bevolking zal de komende vijfentwintig jaar met ruim een miljard groeien, vaak in een context van natuurlijke schaarste. Dat jaagt overheden aan om hun economische belangen op een assertieve manier te verdedigen, om hun toevlucht te zoeken tot beenhard nationalisme en om het soort van autoritaire waarden te promoten die lijnrecht ingaan tegen de principes waarop onze leefwereld gebouwd is. Militaire uitgaven stijgen dramatisch en de heren Poetin en Erdogan gaven ons alvast een voorsmaakje van waar dit toe kan leiden.

Laten we even in het midden of hun interventies beter of slechter zijn dan die van het Westen in de voorbije decennia. Het probleem is vooral dat het Westen in de multipolaire wereldorde niet langer het monopolie heeft op diplomatieke roekeloosheid en de knoeiboel alleen maar groter zal worden. We staan voor de keuze: verzuipen in de anarchie rondom ons of werk maken van een eigen invloedssfeer.

Dat impliceert om te beginnen dat we ons handelsbeleid veel meer op die regio moeten toespitsen. We proberen nu al jarenlang om vooral in te zetten op Azië, maar het enige wat we daarvoor in de plaats krijgen zijn handelstekorten en het levert ons nauwelijks enige invloed op. Irak, Syrië en Libië buiten beschouwing gelaten, is het investeringsklimaat in de landen rondom ons niet noodzakelijk complexer dan in het China bij het begin van de hervormingen in de jaren tachtig of in India vandaag. Het vergt vooral leiderschap om investeerders te ondersteunen en om ter plaatse een stevige basis te leggen inzake onderwijs en infrastructuur. Waar het op aan komt, is die landen niet langer als een dumpplaats te gebruiken voor onze eigen landbouwoverschotten, maar hen vooral te laten produceren voor eigen rekening, een sterke cluster kleine en middelgrote ondernemingen te laten ontwikkelen en de totstandkoming van een nieuwe middenklasse een duw te geven.

Een zelfbewuste middenklasse biedt geen garantie op stabiliteit, maar helpt minstens een rem te zetten op politieke excessen en allerlei vormen van radicalisme. Dat brengt ons meteen bij een volgende uitdaging: de politieke transitie. De voorbije decennia hebben we met een opgeheven vingertje democratie gepredikt, maar veel te weinig gedaan om die op een duurzame manier in de praktijk te brengen. Nu komt het er vooral op aan om een gunstige omgeving voor politieke hervormingen te helpen creëren – niet om democratie op te leggen, maar om mensen de kans te geven die democratie zelf op te bouwen, door ze economisch minder afhankelijk te helpen maken van autoritaire regimes, door in te zetten op onderwijs, door studenten en journalisten uit te wisselen.

We kunnen het ons niet veroorloven om dictators in het zadel te houden en zo op korte termijn wat rust langs de buitengrenzen af te kopen. Vroeg of laat leidt hun repressie enkel tot meer onrust. Maar het heeft evenmin zin om ze omver te werpen. ‘Een goed nabuurschapsbeleid’, zei de Franse professor Jean-Pierre Filiu, ‘stelt duidelijke doelen en idealen, maar veronderstelt vooral de kunst om er geleidelijk aan en met zin voor realisme naartoe te werken.’ Hoe dan ook: isolationisme is géén optie. Zelfs een verzwakt Europa zal moeten proberen zijn invloed te handhaven. Of toch als het wil voorkomen dat de brandhaarden in onze omgeving nog meer overslaan naar Europa zelf.

Europa staat voor de keuze: verzuipen in de anarchie rondom ons of werk maken van een eigen invloedssfeer.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content