Verwijst het Europees Hof van Justitie het omstreden CETA-akkoord alsnog naar de prullenmand?

Paul Magnette © Reuters
Kamiel Vermeylen

Dinsdag buigt de advocaat-generaal van het Europees Hof van Justitie zich over het CETA-akkoord tussen de Europese Unie en Canada. Het was Paul Magnette die in 2016 de wereldwijde aandacht naar zich toetrok door de vrijhandelsovereenkomst tijdelijk te blokkeren. Krijgt de PS’er alsnog gelijk?

Dinsdag behandelt de advocaat-generaal van het Europees Hof van Justitie de vraag van België over het omstreden CETA-akkoord tussen Canada en de Europese Unie. Hij zal een opinie formuleren of het akkoord al dan niet compatibel is met het Europees recht. De procedure werd door België ingezet nadat voormalig Waals minister-president Paul Magnette initieel weigerde om het akkoord te ondertekenen in oktober 2016. Daardoor lag de handelsovereenkomst na acht jaar onderhandelen plotsklaps op apegapen.

De solo-slim van Magnette werd door de toenmalige regeringspartijen allerminst op applaus onthaald. Onder meer N-VA-voorzitter Bart De Wever haalde scherp uit naar zijn Franstalige opponent. ‘De PS beschadigt na Vlaanderen nu ook Europa en de wereldhandel. Wat een hovaardigheid’, aldus De Wever. De Canadese minister van Handel Chrystia Freeland kreeg na het veto van Magnette zowaar de tranen in de ogen – al liet ze zich nadien ontvallen dat het opgezet spel was.

Indien het Hof tot de conclusie komt dat het CETA-arbitragehof Europees recht kan interpreteren, zullen ze dit akkoord naar de prullenbak verwijzen.

Guillaume Van Der Loo, postdoctoraal onderzoeker aan de KU Leuven en CEPS

Magnette, die op het internationaal toneel de bijnaam Asterix kreeg, kon CETA blokkeren omdat het een ‘gemengd akkoord’ is. Dat betekent dat het Vrijhandelsakkoord naast Europese ook nationale bevoegdheden omvat. Door de bevoegdheidsverdeling in eigen land moeten zowel de federale als de vijf regionale parlementen het akkoord ondertekenen. Die regeling gaf Magnette de kans om als Waals minister-president in de weg te gaan liggen.

Sinds april 2017 is het Europese luik van het verdrag provisioneel in werking getreden, al moet het nog door de verscheidene parlementen in de Unie worden ondertekend. Het nationale luik wacht daarentegen nog steeds op goedkeuring van het Waalse en het Brusselse Gewest. Vlaanderen heeft het akkoord intussen wel ondertekend.

Waar was het Magnette precies om te doen? De meningen lopen uit elkaar. Critici beweren dat de toenmalige minister-president vooral een ander gelaat wilde tonen om zijn populariteit op te krikken én de opmars van de radicaal-linkse PTB te stuiten. Naar eigen zeggen wilde Magnette daarentegen meer garanties en duidelijkheid over de omstreden arbitrageprocedure die in het akkoord vervat zit.

Geschillen tussen bedrijven en overheden

Het zogenaamde Investment Court System moet namelijk geschillen tussen bedrijven en nationale overheden behandelen. Wanneer een Europese lidstaat of Canada een maatregel invoert die indruist tegen het akkoord, kan een bedrijf van respectievelijk Canada of de EU een procedure opstarten voor een speciaal arbitragehof. Maar Magnette wil meer duidelijkheid over de implicaties van dit arbitragesysteem voordat hij bereid om het 2255 pagina’s tellende document te ondertekenen. Als voorwaarde om het akkoord te ratificeren, eiste Magnette daarom dat België een officiële prejudiciële vraag stelde aan het Europees Hof van Justitie. Dat betekent dat het Hof in Luxemburg de bezorgdheden van Magnette moet toetsen aan de Europese Verdragen.

Waarover gaat de kwestie precies? Er zijn twee grote struikelblokken. Eerst en vooral onderzoekt het Europees Hof van Justitie of zo’n arbitragehof direct of indirect EU-recht kan interpreteren. Het Hof heeft er steeds op toegezien dat geen andere rechtbank de bevoegdheid heeft om EU-recht te interpreteren, aangezien dit alleen aan het Hof toekomt.

Volgens Guillaume Van Der Loo, postdoctoraal onderzoeker aan het Centre for Global Governance Studies van de KU Leuven en het Centre for European Policy Studies, is het niet ondenkbaar dat het Hof het CETA-akkoord naar de prullenmand verwijst. ‘Bij eerdere kwesties hebben de rechters van het Hof steeds geoordeeld dat enkel zij het Europese recht mogen interpreteren. Indien het Hof tot de conclusie komt dat het arbitragehof in CETA Europees recht kan interpreteren, zullen ze dit akkoord naar de prullenbak verwijzen. De Europese Commissie heeft in het verdrag al wel op proberen beklemtonen dat dit arbitragehof geen Europees recht kan interpreteren, maar het is de vraag of dat zal volstaan’, aldus Van Der Loo.

Daarnaast zal men in Luxemburg nagaan of het Investment Court System het gelijkheidsbeginsel tussen binnenlandse en buitenlandse bedrijven niet schaadt. Enkel Canadese bedrijven kunnen een geschil met een Europese lidstaat voor het arbitragehof laten behandelen. Binnenlandse bedrijven kunnen daarentegen alleen naar een nationale rechtbank – een fundamentele ongelijkheid?

Geloofwaardigheid

Kelderen de rechters in Luxemburg het CETA-verdrag, dan krijgt de geloofwaardigheid van de Europese Unie een stevige knauw. ‘Het is zeer moeilijk om met Brussel alomvattende handelsakkoorden af te sluiten. Onlangs kwam de nieuwe Italiaanse regering met nieuwe bezwaren op de proppen. Deze instabiliteit is niet goed voor het imago van de Unie’, waarschuwt Van Der Loo.

Van der Loo wijst er wel op dat de Europese Unie alvast haar lessen getrokken uit de hele saga in Wallonië. Het Europees Hof van Justitie bepaalde in 2017 dat de Unie exclusief bevoegd is voor Handel. Enkel op vlak van directe buitenlandse investeringen en arbitrageprocedures blijven de lidstaten verantwoordelijk.

Daarom heeft de Commissie besloten om de handelsverdragen op te splitsen in een Europees en een nationaal luik. Dat is reeds het geval bij de vrijhandelsakkoorden met Vietnam en Singapore. In tegenstelling tot het nationale luik, waarvoor alle lidstaten hun goedkeuring moeten geven, kan het Europese luik zonder enige goedkeuring van de lidstaten in werking treden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content