Tunesië: hoe het succesverhaal van de Arabische Lente de grootste uitvoerder van jihadisten werd

Wided Bouchrika
Wided Bouchrika Freelancejournaliste

Anis Amri, de gedode verdachte van de aanslag in Berlijn, nam de afgelopen jaren heel wat identiteiten aan. Maar het is zijn echte land van herkomst – Tunesië – dat de vraag doet rijzen: waarom exporteert het seculiere, democratische succesverhaal van de Arabische Lente zoveel terroristen?

De verdachte van de aanslag op een kerstmarkt in Berlijn, Anis Amri, werd op 23 december in Milaan doodgeschoten. De man was met verschillende identiteiten en nationaliteiten via Italië en Frankrijk uiteindelijk in Duitsland aangekomen. Maar wat meer in het oog springt is zijn land van herkomst: Amri’s thuisbasis is het kleine stadje Oueslatia in Kairouan, een bekende terroristische broeihaard in Tunesië.

Tunesië, u wel bekend als het succesverhaal van de Arabische Lente dat sinds 2011 de stap naar democratie heeft gezet. Waarom dan, lijken zoveel terroristen uit dit seculiere Noord-Afrikaanse land te komen?

Het lijkt of het land onlosmakelijk verbonden is met de aanslagen van de afgelopen weken, maanden, jaren: in Tunis op het Bardomuseum en op het strand in Sousse in 2015, tegen militairen in Ben Guerdane afgelopen maart, op de nationale feestdag van Frankrijk in Nice en nu wellicht in Berlijn.

Een vrouw brandt een kaars voor de slachtoffers van de aanslag in Berlijn.
Een vrouw brandt een kaars voor de slachtoffers van de aanslag in Berlijn.© Belga

De Tunesische Jasmijnrevolutie tegen het establishment – een decennialange quasi-dictatuur van president Zine El Abidine Ben Ali die door de lijdende economie in ongenade viel – begon met de wanhoopsdaad van straathandelaar Mohamed Bouazizi. Toen hij zichzelf zes jaar geleden op 17 december 2010 in brand stak, dacht hij vast niet een Arabische Lente te ontketenen. Een lente waar niemand voorlopig de vruchten van heeft geplukt.

Veel strijders in hedendaagse conflicten zijn Tunesiërs, van in Irak tot in Libië. Irak werd opnieuw door sektarisch geweld verscheurd met de opmars van Islamitische Staat (IS). Jemen – dat in de schaduw van het Syrische conflict verdwijnt – werd het slachtoffer van wat een proxyoorlog tussen Iran en Saoedi-Arabië leek en wordt getekend door een enorme hongersnood. Libië veranderde dan weer in een nog groter gekkenhuis dan voordien na de moord op Moammar Khadaffien groeit in stilte uit tot het volgende grote strijdtoneel. Het land lijkt zo de fakkel te zullen overnemen Syrië – een land dat na jaren burgeroorlog nauwelijks nog bestaat.

Zowel in absolute als relatieve cijfers is Tunesië de grootste leverancier van Syriëstrijders.

We weten dat België in relatieve cijfers ook een grote uitstroom van Syriëstrijders kent (470 volgens een telling in oktober 2015) en met Molenbeek tot een van de belangrijkste extremistische broeihaarden wordt gerekend.

Maar Tunesië doet het wel degelijk slechter: zowel in absolute als relatieve cijfers is het Noord-Afrikaanse land met meer dan 6.000 foreign fighters ’s werelds grootste leverancier.

Mogelijke verklaringen voor dat hoge aantal worden onder andere gezocht in de plotse vrijheid die de democratie meebracht, namelijk een vrijheid van reizen en van het delen van informatie. Zo werden radicale televisieprogramma’s uit de Golfstaten plots toegankelijk via satelliet.

Een andere reden die wordt gegeven, is de corruptie van openbare diensten als de politie. Dit was een bekend gegeven onder Ben Ali, maar vindt volgens sommigen nu vaker en meer verdoken plaats. Zo deed het gerucht de ronde dat agenten jongeren van paspoorten voorzagen, broodnodig om het buitenland te bereiken.

Het feit dat president Béji Caïd Essebsi na de aanslag op het Bardomuseum besloot grote kuis te houden binnen de veiligheidsdiensten, versterkt dit verhaal alleen maar.

Een derde, meer populaire verklaring is de aanhoudende economische malaise. Of hoe het vandaag in Tunesië niet langer verrassend is iemand met een ingenieursdiploma op zak sigaretten op straat te zien verkopen.

Een campagnebord voor Beji Caïd Essebsi.
Een campagnebord voor Beji Caïd Essebsi.© Reuters

Maar er is een laatste, meer opmerkelijk fenomeen in het land dat allicht bijdraagt tot het grote aantal foreign fighters. Religieus ogende personen worden vandaag meer dan ooit geassocieerd met extremisme. Hoe die mensen vandaag behandeld worden, doet denken aan het regime van Ben Ali.

Tijdens het bewind van Ben Ali, de president die met de Jasmijnrevolutie uit het land verdreven werd, was zelfs een gewone hijab dragen uit den boze. Het was verboden de hoofddoek te dragen op school of in publieke instellingen. Op die manier trachtte Ben Ali zijn voornaamste politieke tegenstanders, de islamisten, uit te schakelen.

Na de revolutie volgde een periode van schijnbare religieuze vrijheid. De islamisten die steevast door de verdreven president werden tegengewerkt, kwamen in 2011 met de politieke partij Ennahda aan de macht.

Maar de populariteit van de partij taande door de opeenvolging van moorden op oppositieleden alsChokri Belaïd enMohamed Brahmi in 2013 en de bijna dagelijkse aanvallen tegen politie en leger.

Toen in 2014 Nidaa Tounes (een jonge partij, in 2012 opgericht) aan de macht kwam met president Essebsi – een ouwe rot met politieke ervaring die dateert uit de regeerperiode van de eerste Tunesische president Habib Bourguiba – leek het land haar seculiere koers van weleer te gaan varen.

Een afkeer van het expliciet religieuze in het openbare leven stak na de verkiezing van Essebsi opnieuw de kop op.

Een afkeer van het expliciet religieuze in het openbare leven stak opnieuw de kop op. Sommige Tunesiërs vertelden me dat ze liever geen Arabieren genoemd worden vanwege de associatie met landen als Qatar, landen die in hun ogen extremisme in Tunesië hebben binnengebracht. Saudi’s met de typische sjaal en hoofdband worden spottend ‘double zéro‘ genoemd.

De ongemakkelijke post-revolutionaire sfeer en de terreur, in combinatie met de toename van traditionele kleding en lange baarden in het straatbeeld – zaken die de Tunesiërs na decennialang seculier bewind niet gewoon waren – bracht de samenleving ertoe de meest religieuze burgers te viseren en tot zondebok te reduceren.

De toenemende terreur – aanslagen tegen veiligheidsdiensten (het offensief in Ben Guerdane afgelopen maart 2016 als meest extreme voorbeeld), burgers (zo werd eind 2015 een zestienjarige herder door jihadisten onthoofd) en toeristen (in het Bardomuseum in hoofdstad Tunis en op het strand in Sousse in 2015) – bracht het land ertoe een antiterreurwetgeving aan te nemen.

Maar die wetgeving, zo stelt Human Rights Watch, zou de bevolking niet beschermen tegen misbruik: ‘De grondwet van 2014 verzekert belangrijke burgerlijke, sociale, economische en culturele rechten. Maar de Tunesische autoriteiten boeken weinig vooruitgang in het herzien van wetten die niet overeenstemmen met die grondwet.’

Wie gelinkt wordt aan terroristische acties, wordt automatisch opgenomen op een terreurlijst. Op die lijst blijf je staan, ook al laat men later de aanklachten vallen bij een gebrek aan bewijsmateriaal. Wie op zo’n lijst staat, kan geen kopie van het strafblad opvragen. Het feit dat dit vaak een vereiste is bij sollicitaties, maakt dat honderden Tunesiërs vandaag om deze reden geen toegang tot de arbeidsmarkt hebben.

Naast die economische discriminatie meldt een rapport uit april 2016 – bij de Verenigde Naties (VN) ingediend door verschillende lokale en internationale ngo’s – dat ‘foltering wijdverspreid’ is in Tunesië, ‘en de toepassing ervan lijkt te vergroten na elke terroristische aanslag’.

In hetzelfde hokje geduwd worden als een terrorist vanwege religieuze kleding of de reputatie van familieleden doet meer kwaad dan goed. Het is een vorm van sociale vervolging die een groot deel van de bevolking marginaliseert en zo van hen makkelijke prooien voor radicalisering maakt. Dit werkt enkel het terreurprobleem van Tunesië in de hand.

In hetzelfde hokje geduwd worden als een terrorist vanwege religieuze kleding of de reputatie van familieleden doet meer kwaad dan goed.

Mhamdia, een buitenwijk van de hoofdstad Tunis, is slechts één voorbeeld van een buurt waar kinderen en jongeren – letterlijk aan de rand van de samenleving – gerekruteerd worden. Ronselaars maken er gretig gebruik van hun uitzichtloze situatie. Elk kind in de buitenwijk kent wel iemand die vertrokken is. Jeugdcentra trachten die jongeren van straat te houden en ruimte te bieden om hun passie te vinden en na te streven. Maar de jeugd een toekomst bieden kost geld en de beperkte overheidsfinanciering is een hindernis.

Het terreurverhaal van Tunesië herinnert ons eraan dat extremisme geen eenvoudige verklaring kent.

Een beeld van Venus, de godin van liefde en schoonheid, in het Bardomuseum in Tunis, Tunesië.
Een beeld van Venus, de godin van liefde en schoonheid, in het Bardomuseum in Tunis, Tunesië.© EPA

Het klopt dat de meeste Tunesische strijders afkomstig zijn uit het centrum en het noorden, met Bizerte, Tunis, Kairouan, Kasserine en El Kef als bekende broeihaarden. Maar de invloed van de economie en lokale welvaart mag niet vergeten worden. ‘Mensen in het zuiden hebben nooit veel gehad, we vielen niet zo terug op het toerisme. Het noorden dat die afhankelijkheid wel erg heeft, zag veel verloren gaan en veranderen na de revolutie’, verklaart mijn vader, geboren in het zuidelijke Gabes op zo’n 100 kilometer van Ben Guerdane.

Ben Guerdane bij de grens met Libië lijkt in zijn ogen, en die van andere Tunesiërs die het probleem liever uitbesteden, eerder een uitzondering in het terreurvrije zuiden. Een gevolg van de spillover van extremisten uit het buurland waar IS zijn invloed alsmaar vergroot. Maar daarbij vergeet men al te vaak dat de strijders in de Libische trainingskampen vooral Tunesiërs zijn. Libië biedt een snellere route naar terreur dan de reis naar Syrië.

Een muur bouwen langs de grens met Libië of het verhinderen van de terugkeer van mensen als Amri, zullen het interne terreurprobleem voor Tunesië niet oplossen.

Een gesprek tussen Duits bondskanselier Angela Merkel en Tunesisch president Essebsi dat plaatsvond na de dood van de terreurverdachte, zou nu moeten leiden tot een vlottere en verhoogde repatriëring van uitgewezen Tunesiërs.

Maar zal de antiterreuraanpak van het land ook de mokerslag zijn voor haar pas vergaarde democratie? Het valt af te wachten hoe Tunesië – een seculier land met een hoopvolle transitie naar democratie en tegelijk de grootste uitvoerder van jihadisten – een weg uit haar paradox zal vinden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content