De aanslagen in Brussel lieten ook de Britse ex-premier TONY BLAIR niet onberoerd. Hij schreef een stevig statement over de aanpak van het terrorisme. ‘Als we de jihadisten afdoen als een cultus van gekken, zullen we nooit de ideologie kunnen aanpakken die verantwoordelijk is voor de terroristische aanslagen.’

We zijn in oorlog met islamistisch extremisme. We moeten er op een andere manier over leren nadenken, en we moeten ons voorbereiden op een conflict dat langer zal duren dan alles wat we in de moderne geschiedenis hebben meegemaakt.

Ja, de aanslagen in België waren choquerend. Helaas zullen er nog volgen. Als je geen scrupules hebt om totaal onschuldige slachtoffers te vermoorden en bereid bent daarbij te sterven, zijn samenlevingen zoals de onze heel kwetsbaar. Mijn stichting Centre on Religion and Geopolitics spoort dagelijks extremisme op over de hele wereld, want de dreiging is mondiaal. We hebben nood aan een fundamenteel andere strategie als we de extremisten willen verslaan. Anders zullen we steeds vaker geconfronteerd worden met terreurdaden, die nog veel meer slachtoffers zullen eisen en onze politieke en sociale cohesie zullen destabiliseren. Uiteindelijk zullen de terroristen een aanslag plegen die zó grootschalig en zó gruwelijk zal zijn dat we onze houding zullen moeten veranderen. Maar tegen dan zal de strijd veel moeilijker te winnen zijn zonder maatregelen te treffen die regelrecht ingaan tegen onze basiswaarden.

De dreiging slaat niet alleen op de gewelddaden, maar ook op de extremistische ideologie die ertoe leidt. Als we alleen het geweld aanpakken maar er niet in slagen de ideologie aan te pakken, zullen we mislukken in onze opdracht. Het is een heel bewuste keuze geweest om die uitdaging te omschrijven als ‘de bestrijding van gewelddadig extremisme’, maar het risico bestaat dat we de wortels ervan ongemoeid laten. Het is nu eenmaal makkelijker om dit probleem te bekijken alsof het geweld een soort cultus is van tienduizenden gehersenspoelde gekken die we één voor één moeten arresteren of ‘deradicaliseren’. Maar als we het probleem bekijken als een veel breder ideologisch probleem, dan begeven we ons op ongemakkelijk terrein: de uitdaging wordt in dat geval niet gemeten in duizenden maar in miljoenen aanhangers.

Perversie van het geloof

Zolang we de aard van de dreiging niet juist analyseren, is er geen hoop dat we ze met succes kunnen bestrijden. De islam zoals hij wordt gepraktiseerd en begrepen door een meerderheid van moslims in de hele wereld is een eerbaar en vredelievend geloof, en heeft heel veel bijgedragen aan de menselijke ontwikkeling. Het is absoluut noodzakelijk en correct om dit te zeggen. Als we het over terrorisme hebben, praten we over een perversie van het geloof, niet over het ware geloof.

Maar we moeten ophouden met ontkennen wat er binnen de islam gebeurt en al jaren gebeurd is. In de afgelopen halve eeuw, en zelfs langer, is er binnen de islam een discours ontstaan over religie, over zijn plaats in de wereld, zijn doelstellingen en zijn gepaste verhouding tot de politiek en de samenleving. Dat discours heeft de religiositeit van de islam intenser gemaakt, het heeft de aard van de interactie van de islam met andere geloofsovertuigingen veranderd, en het is fundamenteel onverzoenbaar met de moderne wereld. Het is dat ‘islamisme’ dat aan de basis ligt van het islamistische extremisme, dat op zijn beurt tot terreurdaden leidt. De realiteit is dat de aanhangers van die visie op de islam met vele miljoenen zijn, dat ze in sommige landen officieel gesteund worden, en dat ze die visie onderwijzen aan miljoenen jongeren over de hele wereld.

De verklaringen daarvoor zijn legio. Er is de oprichting van de Moslimbroederschap, waarvan veel leden in de jaren vijftig Egypte ontvluchtten en verwelkomd werden in andere Arabische landen waar ze werk vonden in het onderwijs. Maar er is ook de Iraanse Revolutie, en de bestorming van Mekka in 1979 (islamitische verzetsstrijders bezetten op 20 november 1979 de Grote Moskee en hielden er gelovigen gegijzeld, tot veiligheidstroepen de moskee ontzetten. Honderden mensen lieten daarbij het leven. De bezetting van de moskee was de aanleiding voor de Saudische overheid om een striktere islamitische wetgeving in te voeren, nvdr.). En er is de export van salafistische doctrines, gefinancierd met olierijkdom, naar Afrika en Azië, met inbegrip van Pakistan. Er is een oprecht gevoel van onrechtvaardigheid over de Palestijnse kwestie dat uitgebuit kan worden. Die ideologie heeft een deel van de moslimgemeenschap in Europa bereikt.

Voeg daarbij de groeipijnen van sommige politieke systemen en de wereldwijde bevolkingsexplosie – in de afgelopen 25 jaar is de populatie in sommige landen verdubbeld, waardoor op sommige plaatsen 70 procent van de moslimbevolking jonger is dan 30 jaar -, en je krijgt een toxische mix van slecht politiek beleid, gefrustreerde jongeren en een enggeestige visie op religie.

Dat alles leidde tot de zogenaamde Arabische Lente, toen ‘liberalen’ en ‘islamisten’ de handen in elkaar sloegen om de verouderde en ondemocratische regimes omver te werpen, maar het vervolgens fundamenteel oneens bleken over wat er nadien moest gebeuren.

De nieuwe strategie

We worden dus niet alleen geconfronteerd met een groep fanatici in de marge, maar met een breed spectrum van islamisme, met als extremen de IS, Boko Haram en Al-Qaeda. Maar zelfs in zijn meer gematigde en niet-gewelddadige vorm huldigt het islamisme een denkwijze die onverzoenbaar is met de pluralistische en ruimdenkende kijk op de wereld die vrede in de 21e eeuw mogelijk maakt.

De ideologie van het islamisme is niet geïnteresseerd in samenleven. Ze beoogt geen dialoog, ze beoogt dominantie. En net daarom kan ze niet worden ingetoomd. Ze moet worden verslagen. Dat vergt ??niet alleen kleine, stapsgewijze beslissingen die bedoeld zijn om te reageren op het moment, maar grote allesomvattende beslissingen voor een hele generatie. En daarvoor moeten we ontsnappen aan de verlammende greep van het huidige politieke discours. Dat zit geklemd tussen een rechterzijde die nu overhelt naar onverdraagzaamheid tegenover alle moslims, en een linkerzijde die denkt dat spreken over ‘islamisme’ stigmatiserend werkt en die liever gelooft dat het westerse beleid dit allemaal veroorzaakt heeft – hoewel de landen die werden getroffen een uiteenlopende politiek voeren, van uitgesproken interventionisme tot al even uitgesproken pacifisme. Dat discours maakt het bondgenootschap onmogelijk dat we binnen de islam nodig hebben.

Het goede nieuws bij al die somberheid is dat zo’n bondgenootschap vandaag voorhanden is. Veel moslims spreken zich uit, en daardoor groeit het vertrouwen bij anderen die hen volgen. Want de meeste moslims haten de manier waarop hun geloof gekaapt is. Laten we ook nooit vergeten dat de meerderheid van de slachtoffers van het terrorisme moslims zijn.

Elke nieuwe strategie bestaat uit twee delen: een onmiddellijke strategie en één op de langere termijn. Ten eerste moeten we onmiddellijk de samenwerking verbeteren tussen de belangrijkste inlichtingendiensten in heel Europa en daarbuiten. Daarvoor moeten alle bureaucratische beperkingen wijken, en in sommige gevallen zelfs de normale rechtsgang. Momenteel voeren we deze strijd met één arm achter onze rug gebonden.

Ten tweede moeten we erkennen dat de angst die onze burgers voelen voor vluchtelingen net zo goed draait om veiligheid als om immigratie op zich. Zolang we geen systeem hebben om de nieuwkomers in onze landen voldoende op te volgen, moeten we ze tegenhouden in hun regio of in de landen waar ze aankomen, mits we voorzieningen treffen die de tragedie van hun situatie erkennen en die hen menselijk en met mededogen behandelen. Ongecontroleerde migratiestromen doorheen Europa zijn een onaanvaardbaar veiligheidsrisico.

Ten derde boeken we vooruitgang in de strijd tegen de IS, maar we moeten de IS sneller en krachtdadiger uitschakelen. Het ‘kalifaat’ is zelf een bron van rekrutering. We kunnen in die strijd een beroep doen op plaatselijke bondgenoten, maar ze hebben materieel nodig. En waar ze nood hebben aan actieve, militaire steun op het terrein moeten we die ook geven. De Amerikanen doen dat nu – tot op zekere hoogte, en met resultaat. Maar dat de IS ook de kans kreeg om de grootste militie te worden in Libië, op de drempel van Europa, is ongezien. De IS moet vernietigd worden.

Ook de conflicten waardoor zulke groepen konden floreren, moeten worden aangepakt. Vooral in Syrië, waar we hebben toegestaan dat Bashar Al-Assad in het zadel bleef – Assad kan niet de toekomst zijn van een natie die hij gebrutaliseerd heeft. Maar ook in Irak, waar de rechten van de soennitische minderheid moeten worden afgedwongen en gegarandeerd. En ten slotte natuurlijk ook in Libië en Jemen.

We moeten beseffen wie onze bondgenoten zijn, en we moeten schouder aan schouder staan. Dat is niet eenvoudig: de Midden-Oostenpolitiek is complex, en soms voeren onze bondgenoten een beleid waarover we het fundamenteel oneens zijn. We kunnen die meningsverschillen aankaarten, we kunnen aandringen op hervormingen en die steunen. Maar de Arabische landen in de regio moeten weten dat we in de strijd tegen het extremisme aan hun kant staan. Saudi-Arabië is onze bondgenoot. Egypte is onze bondgenoot. Ook Israël is onze bondgenoot. De Palestijnse kwestie blijft enorm belangrijk, en het moet onze prioriteit zijn om een weg te vinden naar de enige oplossing die werkt: een leefbare Palestijnse staat naast een veilige staat Israël. Maar de veiligheid van Israël is onze veiligheid.

Grondtroepen noodzakelijk

Op langere termijn hebben we het volgende nodig. Ten eerste moeten we een militaire capaciteit opbouwen die de terroristen kan aanpakken en verslaan, waar ze ook maar voet aan de grond proberen te krijgen. Het gaat dus niet alleen over lokale strijdkrachten. Het is een uitdaging voor het Westen. Grondtroepen zijn noodzakelijk om die strijd te winnen, en onze grondtroepen zijn daarvoor het meest geschikt. Maar de tol aan slachtoffers bij zulke interventies is groot. Westerse strijdkrachten zijn doorgaans vrijwilligers. We moeten met hen een open en vrank gesprek hebben over de voorwaarden om zulke campagnes te voeren. We zullen op zoek moeten naar nieuwe methodes om coalities te smeden en samenwerkingsverbanden tussen verschillende landen op het getouw te zetten.

Ten tweede is onderwijs vandaag een veiligheidskwestie. Mijn stichting stelt een wereldwijde onderwijsverbintenis voor, een mondiaal akkoord tussen landen, vergelijkbaar met dat over het milieu om het klimaatprobleem aan te pakken. De landen die zich daartoe verbinden, hebben de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid om religieuze en culturele verdraagzaamheid te bevorderen, en alle vooroordelen in hun onderwijssystemen met tak en wortel uit te roeien. We hebben nood aan een systeem dat toelaat de noodzakelijke hervormingen te evalueren en te implementeren. Dat punt moet hoog op de agenda van de internationale betrekkingen worden gezet.

Ten derde moeten we een boost geven aan het vermogen van de burgerlijke samenleving om het extremisme tegen te gaan. Daar komen veel aspecten bij kijken, van het aanmoedigen van correcte interpretaties van de Schrift, over de verspreiding van internetmateriaal dat het extremistische discours countert, tot het tot stand brengen van wederzijds begrip tussen de verschillende geloofsovertuigingen. Maar het moet op een georganiseerde manier gebeuren.

Ten vierde moeten hulp- en ontwikkelingsprogramma’s zich toeleggen op de opbouw van instellingen, zodat landen veerkrachtig worden en openstaan voor vooruitgang. Als we nu investeren in de armste delen van de wereld waar het duidelijk is dat religie kan worden misbruikt als een politiek middel, zal de toekomst veiliger zijn – zowel onze toekomst als hun toekomst.

Ten vijfde moeten de rol van vrouwen en de positie van meisjes bijzondere erkenning krijgen. Ze zijn de slachtoffers van deze ideologie, maar tegelijk zijn ze bijzonder invloedrijk in de strijd tegen het islamisme.

De strategie om het islamisme aan te pakken moet dus heel uitgebreid zijn, en ze moet afgestemd worden op een strijd die vergelijkbaar is met die tegen het revolutionaire communisme of fascisme. Dat zou moeten leiden tot een nieuw buitenlandbeleid dat de juiste lessen trekt uit de presidentschappen van George W. Bush én van Barack Obama, uit de successen en de vergissingen van beide. Voor Europa zou het moeten leiden tot militaire en burgerlijke samenwerkingsniveaus zodat we voor onze veiligheid niet langer volledig afhankelijk zijn van de Verenigde Staten. Als ze zich losmaken van het interne debat over Europa, dan zouden het Verenigd Koninkrijk en premier David Cameron het leiderschap over die taak op zich kunnen nemen in Europa. De sterktes van het Verenigd Koninkrijk en het buikgevoel van de eerste minister zijn daarvoor uitermate geschikt.

Het centrum, links en rechts, moet zijn kracht herontdekken. We moeten met een antwoord komen. Anders zullen demagogen munt slaan uit de woede. We hebben dat al meegemaakt. Het is een deel van onze geschiedenis dat zich niet mag herhalen.

©The Sunday Times

‘Het islamisme is niet geïnteresseerd in samenleven, het beoogt dominantie. Het kan niet worden ingetoomd, het moet worden verslagen.’

‘Ongecontroleerde migratiestromen door Europa zijn een onaanvaardbaar risico.’

‘De veiligheid van Israël is onze veiligheid.’

‘Grondtroepen zijn noodzakelijk om de strijd te winnen, en onze grondtroepen zijn daarvoor het meest geschikt.’

‘Onderwijs is vandaag een veiligheidskwestie.’

‘Vrouwen zijn bijzonder invloedrijk in de strijd tegen het islamisme.’

‘Als we nu investeren in de armste delen van de wereld waar religie kan worden misbruikt, zal de toekomst veiliger zijn.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content