Ewoud Kieft

‘Popmuzikanten teren niet op subsidies, ondanks wat zelfverklaarde vrijemarktprofeten verkondigen’

Ewoud Kieft Historicus, auteur en muzikant

Wie niet kan leven van zijn werk, is geen muzikant, zei Nederlands kamerlid Arno Rutte (VVD) ter onderbouwing van zijn plan om popmuziek bij de noorderburen niet langer te subsidiëren. Historicus, auteur en muzikant Ewoud Kieft vertelt hoe de Nederlandse overheid deze scene altijd al heeft dwarsgezeten.

Subsidiëring van popmuziek, daar moeten we mee stoppen,vindt Nederlands VVD-Kamerlid Arno Rutte. Want: wie niet kan leven van zijn werk, is gewoon geen popmuzikant. Dat laatste argument, gebruikte hij op 13 november in de Nederlandse Kamer.

Popmuzikanten teren niet op subsidies, ondanks wat zelfverklaarde vrijemarktprofeten verkondigen.

Nu ben ik het niet principieel oneens met de gedachte dat popmuziek prima gedijt in de vrije markt: je maakt muziek, en als genoeg mensen het mooi vinden kun je ervan leven, en anders doe je het gewoon naast ander werk, of leef je op een zolderkamer van een komkommer en een ei, onbegrepen genie of niet.

Natuurlijk, je kan gemakkelijk gaten schieten in de redenering van Arno Rutte: bijna elke vrijetijdsbesteding in Nederland krijgt één of andere vorm van subsidie, van voetbal tot opera, van speelfilms tot debatcentra. Maar aan de andere kant; we hoeven echt niet iedere voetballer, acteur, aspirant-politicus of liedjesschrijver met gemeenschapsgeld te onderhouden.

Het gaat om een andere inconsequentie van zijn redenering: na alle ophef over de afschaffing van de dividendbelasting is het zonneklaar dat ook de zogenaamde vrije markt voortdurend subsidie krijgt, verhuld in ingewikkelde belastingaftrekposten of regelrechte vrijstelling van belasting. Elke grote onderneming in Nederland wordt gesubsidieerd, fiscaal, of zelfs al door het aanleggen van wegen en havens. Of neem de luchtvaart: er wordt nog steeds geen belasting op vliegtickets geheven.

Dat is wat me al jaren tegen de borst stuit als het gaat over kunstsubsidie: de ongelooflijke hypocrisie van de zelfverklaarde vrijemarktprofeten, die simpelweg een niet-feitelijke voorstelling van zaken geven als ze suggereren dat kunstenaars subsidietrekkers zijn, en Shell en Schiphol niet.

Commissies van bureaucraten

Er is niets mis met subsidie voor kunst, net zo min als er iets mis is met het aanleggen van wegen zodat bedrijven hun producten naar winkels kunnen krijgen. De uitvoering van kunstsubsidies laat alleen wel te wensen over. Ondoorzichtige commissies van bureaucraten geven een ja of een nee op aanvragen die een industrie op zichzelf zijn geworden. Toneel- en operagezelschappen, filmregisseurs en festivals huren specialisten in die inspelen op wat een handjevol geldverstrekkers op dat moment wil horen. Een zakelijk gewiekste popband als De Staat, die al prima kon rondkomen, krijgt een miljoen overheidsgeld, voor plannen die overduidelijk in elkaar zijn gedraaid door een subsidieaanvraagadviseur die de criteria van de fondsen kent, terwijl je van dat bedrag ook honderd muzikanten een doorslaggevende stimulans had kunnen geven in hun ontwikkeling.

Die hele subsidiewereld is vaak losgezongen van waar het echt om gaat: popmuziek heeft een enorm belangrijke maatschappelijke functie, waar de meeste politici geen enkele voeling mee hebben. Je kan eindeloos veel miljoenen in onderwijs en hulpverlening pompen, maar een gezonde hiphop-scene bereikt in de Randstad veel meer jongeren dan welwillende welzijnswerkers ooit zouden kunnen doen, met positieve perspectieven, reflectie op de toestand van de wereld, en ontlading in het weekend. En nee, je hoeft hiphop- en popartiesten niet eens te spekken met geld, als het goed is doen ze het toch wel vanuit een gevoel van persoonlijke noodzaak – wat dat betreft getuigt Arno Rutte’s opmerking dat alleen artiesten die genoeg geld verdienen ‘echt’ zijn van een stuitend gebrek aan artistieke interesse (was Picasso toen hij Les Demoiselles d’Avignon schilderde en geen cent te makken had geen artiest?).

Een liberale partij onwaardig

Juist in de popmuziek bestonden er tal van marktinitiatieven, die de overheid de afgelopen twintig jaar structureel de nek om heeft gedraaid. Toen ik eind jaren negentig in Amsterdam kwam wonen was er een levendige live-scene van muziekkroegen die twee keer in de week een bandje, een hiphop-act of een jazzcollectief hadden staan, en tientallen reguliere café’s die dat eens in de maand deden, meestal op zondagmiddag. De meeste van die plekken heb ik goed leren kennen omdat ik er wel eens speelde met mijn folkbandje. Bijna alle café-eigenaren waren enthousiaste muziekliefhebbers die vaak nog wat geld toelegden om de muzikanten een fatsoenlijk loon te kunnen betalen. Ze zijn er stuk voor stuk mee opgehouden, niet omdat er geen publiek voor de muziek was, maar vanwege strenge geluidsnormen die door het toenmalige stadsdeel Centrum (overigens PvdA-signatuur) werden aangegrepen om bewoners ter wille te zijn.

Dit speelde niet alleen in Amsterdam, in heel Nederland sprak ik café-eigenaren die voor tienduizenden euro’s, sommigen meer dan 100.000, hun zaaltje geluidsdicht hadden gemaakt en daarna nog steeds geen live-muziek konden programmeren, omdat één buurman geen zin had in twee uur per maand wat muziek op de achtergrond. Ik heb politie-invallen meegemaakt in café’s die één keer in de week een countrybandje lieten spelen. Maloe Melo, één van de schatkamers van de Nederlandse rock- en bluesgeschiedenis (Bruce Springsteen, Patti Smith en Ryan Adams speelden er) moet nu angstvallig de geluidsmeter in de gaten houden en naar de band rennen als die iets te enthousiast wordt.

Ik verwacht van een overheid dat ze met een goed plan komt om kunst, cultuur, talentontwikkeling, sociale cohesie en infrastructuur te bevorderen.

Voor de duidelijkheid: dit zijn in overgrote meerderheid hardwerkende ondernemers die geen cent subsidie vangen, meneer Rutte van de VVD, ondernemers die door overheidsbemoeienis worden beknot – dat geldt voor zowel café-eigenaren als muzikanten. Zoals zo vaak het resultaat is van VVD-beleid zijn het de grote organisaties die voordeel hadden van het beleid, de AFAS (voorheen Heineken Music Hall), de Ziggo Dome en Paradiso.Het zijn in elk geval niet de middenstanders die de grootste belastingdruk kennen in dit land, maar geen lobbyisten in dienst hebben.

Voor talentontwikkeling en doodgewoon amusement in het weekend zijn alle vrijemarktinitiatieven, die er wel degelijk waren, en waarvan nog enkele heldhaftig bestaan, actief door de overheid tegengewerkt – en diezelfde overheid loopt nu schamper te doen over popsubsidies.

Ik verwacht van een overheid niet dat ze een miljoen euro geven aan één band – sterker nog, dat vind ik onzinnig. Ik verwacht van een overheid dat ze met een goed plan komt om kunst, cultuur, talentontwikkeling, sociale cohesie en infrastructuur te bevorderen. De stuiptrekking van de VVD (laten we vooral het desastreuze cultuurbeleid van Halbe Zijlstra in Rutte I niet vergeten) om al het ondernemerschap van kunstenaars te ontkennen, is een liberale partij onwaardig.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content