Paradise Papers: ‘De zwarte lijst van de EU is een nutteloze oefening’

'Door het zogenoemde "arm's length"-principe slagen veel multinationals erin om artificieel met winsten te schuiven.' © .
Kristof Clerix

Volgens onderzoeker Wouter Lips (UGent) moeten de onderliggende principes van ons belastingsysteem op de schop.

5 NOVEMBER 2017

Het Internationaal Consortium van Onderzoeksjournalisten brengt de Paradise Papers uit. 13,4 miljoen gelekte documenten leggen offshoreconstructies bloot die belastingontwijking faciliteren.

Luiden de Paradise Papers het einde van belastingparadijzen in?

Wouter Lips: Nee, maar de lekken zijn zeer nuttig: ze houden de druk op de politieke ketel. Ze hebben bijvoorbeeld bijgedragen tot het initiatief van de G20 om bankgegevens automatisch te gaan uitwisselen. Dat is een maatregel tegen belastingontduiking. Sinds 2017 doen 49 landen aan dat initiatief mee, en vanaf 2018 komen er nog eens 53 bij. Dat landen als Zwitserland nu bankgegevens delen, is een grote sprong voorwaarts.

Ook de OESO-maatregelen rond eerlijke belastingen hebben dankzij de Papers en Leaks een flinke boost gekregen.

Lips: Inderdaad. 108 landen geven vandaag aan dat ze van plan zijn om die maatregelen te volgen. Het zogenoemde Base Erosion and Profit Shifting-pakket (BEPS) legt verschillende minimumstandaarden op. Zo moeten multinationals onder meer te kennen geven hoeveel belastingen ze betalen in de landen waar ze actief zijn; die info wordt vervolgens tussen landen uitgewisseld. En multinationals die louter een brievenbusbedrijf hebben in een belastingparadijs mogen niet langer profiteren van de belastingverdragen die dat land heeft afgesloten.

Maar eigenlijk is het BEPS-pakket niet meer dan een pleister op een houten been.

Dat landen als Zwitserland nu bankgegevens delen, is een grote sprong voorwaarts.

Gaan de maatregelen niet ver genoeg?

Lips: Het probleem is dat ze niet tornen aan de onderliggende principes van het internationale belastingsysteem. Die dateren nog van de jaren 1930. Toen is afgesproken dat filialen van multinationals in verschillende landen vanuit belastingstandpunt als aparte entiteiten worden gezien. De vestiging van Albert Heyn (AH) in Gent is een ander bedrijf dan die in Maastricht. Wanneer de Nederlandse AH zaken doet met AH in België, moet hij dat doen alsof hij op een armlengte afstand staat – alsof hij met Colruyt handel zou drijven. Net door dat arm’s length-principe slagen veel multinationals erin om artificieel met winsten te schuiven.

Wat is het alternatief?

Lips: Dat je een multinational vanuit belastingperspectief als één groep beschouwt. Volgens een bepaalde formule ga je de winst van die multinational dan verdelen tussen de landen waar hij actief is. Zo’n formule houdt bijvoorbeeld rekening met de verkoop of het aantal werknemers in een land. Op die manier kun je de winst van multinationals weer in overeenstemming brengen met de economische realiteit. In de Europese Unie ligt een voorstel van die aard op tafel, maar het probleem is dat je daarvoor een unanieme beslissing nodig hebt. En landen als Ierland en Nederland willen dat achterpoortje liever niet sluiten.

Hoe zinvol is de zwarte lijst met belastingparadijzen van de EU?

Lips: De ngo’s Oxfam en Tax Justice Network hebben veel uitgebreidere lijsten gepubliceerd. In vergelijking daarmee is de EU-lijst een nutteloze oefening. Er staat geen enkel land op dat gelieerd is met het Verenigd Koninkrijk – zelfs Jersey, Guernsey en de Britse Maagdeneilanden niet. Dat bovendien geen enkel EU-land is opgenomen, maakt de lijst minder geloofwaardig.

Partner Content