Panama Papers: hoe dure kunstwerken via offshore bedrijven passeren

© Reuters

In uitgelekte documenten van het Panamese advocatenkantoor Mossack Fonseca, liggen de antwoorden op mysteries rond Van Goghs, Picasso’s, Rembrandts en andere meesterwerken.

De kleinzoon van een Joodse kunsthandelaar ontdekte toevallig dat een waardevol schilderij, waarvan hij vermoedde dat de nazi’s het van zijn grootvader geroofd hadden, zich mogelijk in de handen bevindt van een van de meest invloedrijke kunstverzamelende families ter wereld. Dit bewijzen, bleek geen sinecure.

Panama Papers: hoe dure kunstwerken via offshore bedrijven passeren
© ICIJ

Het gaat om ‘Zittende man leunend op zijn wandelstok’, een werk van Amadeo Modigliani. Voor schilderijen van de jonge, verarmde alcoholicus die bijna een eeuw geleden stierf, wordt vandaag 170 miljoen dollar neergeteld. Het portret van de besnorde, parmante man die op een stoel zit en zijn handen laat rusten op zijn wandelstok, is mogelijk 25 miljoen dollar waard.

Panama Papers: hoe dure kunstwerken via offshore bedrijven passeren
© Wikipedia

Onderzoekers kwamen erachter dat het schilderij vandaag in handen is van een clan van miljardairs. Die kochten het werk in 1996 op een veiling. Advocaten van de kleinzoon stuurden een brief naar de Nahmad Gallery in New York, waarin ze betogen dat het schilderij de kleinzoon toebehoort. Ze vroegen dan ook dat het werk weer teruggegeven wordt en drongen aan op een gesprek. Volgens juridische documenten stuurde de galerij echter nooit een antwoord. Daarop besloot de kleinzoon gerechtelijke stappen te ondernemen: vier jaar later liggen de advocaten van beide partijen nog altijd met elkaar in de clinch over de zaak.

De familie Nahmad verklaarde voor New Yorkse rechtbanken dat ze de Modigliani niet in hun bezit hebben. Het werk is eigendom van Art Center, een offshorebedrijf in Panama dat opgezet is door een klein Panamees advocatenkantoor. Die verklaringen van de familie Nahmad zijn een kunstgreep om te verbergen wie de echte eigenaars van het schilderij zijn. De familie Nahmad controleerde International Art Center namelijk meer dan 20 jaar, zo blijkt uit de gelekte documenten van advocatenkantoor Mossack Fonseca. Sinds januari 2014 is David Nahmad, de pater familias, alleen eigenaar van het bedrijf.

Toen de familie Nahmad geconfronteerd werd met de documenten waaruit blijkt dat zij International Art Center bezit, antwoordde de advocaat van David Nahmad: ‘Wie eigenaar is van IAC, is irrelevant. De hamvraag luidt: waar draait deze zaak om en kan de klager dat bewijzen?’ Volgens advocaat Richard Golub moet de kleinzoon dus kunnen aantonen dat het schilderij in kwestie van zijn grootvader gestolen is. Aan dat luik besteedde de rechter tot nu toe weinig aandacht, ook al duurt de juridische strijd nu al jaren.

Tussentitel

Mossack Fonseca hielp niet alleen de Nahmads om in 1995 de International Art Center te creëren, Het hielp ook andere klanten om in het geheim wereldwijd belangrijke kunstdeals te sluiten. Werken van Van Gogh, Rembrandt, Chagall, Matisse, Basquiat en Warhol vormden het voorwerp van die transacties.

Op de klantenlijst van Mossack Fonseca staan nog heel wat andere bekende kunstverzamelaars. Het gaat bijvoorbeeld om het Spaanse Thyssen-Bornemisza, de Chinese entertainmentmagnaat Wang Zhongjun en Marina Ruiz-Picasso, de kleindochter van de bekende Spaanse schilder. Zhongjun ging niet in op vragen van ICIJ, Ruiz-Picasso weigerde te reageren en Brojia Thyssen gaf via een advocaat toe een offshorebedrijf te hebben. ‘Maar dat is aangegeven bij de Spaanse fiscus’, klonk het.

In de documenten van Mossack Fonseca duikt voldoende kunst op om een klein museum mee te vullen. De bestanden bevatten niet alleen nieuw bewijs in de zaak rond de Modigliani, er zitten ook aanwijzingen in om het mysterie rond verdwenen meesterwerken van een Griekse reder. Verder bevatten ze ook nieuwe gegevens over een van de bekendste veilingen van moderne kunst uit de 20ste eeuw.

Koning van de vrijhavens

De huidige boom in de kunstmarkt (en de links met de geheime hoeken van het wereldwijde financiële systeem) bewijst dat het aantal superrijken stijgt. Wereldwijd is kunst voor de elite een interessant instrument geworden om geld in veilige, geheime havens te parkeren. In 2015 werd voor meer dan 63,8 miljard dollar kunst verkocht, blijkt uit het Art Market Report. In 2013 spendeerden de rijksten op aarde 32,6 miljard dollar aan kunst.

‘Toenemende rijkdom is de belangrijkste motor van de kunstmarkt’, zegt Michael Moses van Beautiful Asset Advisors, dat de verkoop van kunst in kaart brengt. ‘Als de allerrijksten nog rijker worden, dan hebben die mensen meer geld om aan kunst te spenderen.’

Als dure kunststukken van eigenaar veranderen, belanden die werken vaak in een vrijhandelszone. Zolang dat het geval is, betalen de eigenaars er geen invoerrechten of belastingen op. De oudste vrijhaven, waar de meeste kunst zit, bevindt zich in Genève. In de opslagruimtes in die stad zou zoveel kunst liggen dat Genève de concurrentie kan aangaan met elk museum ter wereld.

Natural Le Coultre, een bedrijf van Yves Bouvier, huurt zowat een kwart van de beschikbare ruimte in vrijhaven Genève. Ook in andere vrijhavens als Luxemburg en Singapore is Bouvier de belangrijkste speler. In Peking treedt hij op als consultant voor de creatie van een plaatselijke vrijhaven. Al deze bezigheden leverden hem de titel ‘Koning van de Vrijhavens’ op.

Bouvier gaat in kunstmiddens vooral over de tong vanwege zijn activiteiten als stroman bij privédeals. Die maken van hem ook een doelwit voor burgerlijke procedures. De Russische miljardair Dmitri Rybolovlev diende klacht in tegen Bouvier in Monaco, Parijs, Hongkong en Singapore. Hij beschuldigt hem ervan op een frauduleuze manier de prijs van schilderijen op te drijven voor hij ze verkoopt. Een rechter in Singapore hief de bevriezing op van de activa van Bouvier, een rechter in Hongkong volgde. Bouvier heeft de klachten altijd weerlegd en een raadsman van Bouvier liet weten dat zijn cliënt offshorebedrijven gebruikt voor legale doeleinden.

Kunsthaus ZÃOErich / Thee Nahmad Collection _ Director's Preview / 18.10.2011
Kunsthaus ZÃOErich / Thee Nahmad Collection _ Director’s Preview / 18.10.2011© Wikipedia

Een kunstdynastie

De familie Nahmad is afkomstig uit het Syrische Aleppo. Giuseppe Nahmad, die in 2012 overleed, registreerde in 1995 het International Art Center via de Zwitserse bank UBS en het Zwitserse filiaal van Mossack Fonseca. Mogelijk bestond het bedrijf daarvoor ook al onder een andere naam: in een document van het Panamese advocatenkantoor staat dat het International Art Center in oktober 1989 ‘Danseuses’ van Edgar Degas verwierf.

International Art Center is niet het enige bedrijf van de Nahmads bij Mossack Fonseca. Giuseppe Nahmad richtte ook Swinton International op. Dat werd in augustus 1992 geregistreerd op de Britse Maagdeneilanden. Er bestaan links tussen de offshorebedrijven. Giuseppe Nahmad had vanaf 1995 volmacht over de bankrekening van International Art Center bij UBS, net zoals zijn broers David en Ezra. Uit de uitgelekte documenten blijkt ook dat Giuseppe en Ezra twee jaar later samen tekenden voor de opening van een bankrekening bij Citibank.

In 1995 gaf Swinton International David Nahmad de toestemming om de verkoop van vijf schilderijen te regelen: een olieverf op hout van Picasso, ‘Danseuses’ van Degas, twee olieverven op doek van Henri Matisse en een olie op doek van Raoul Dufy. Sommige schilderijen werden bij Sotheby’s geveild als ‘deel uitmakend van een privécollectie’. Twee schilderijen werden gepresenteerd als eigendom van International Art Center.

Aanvankelijk was de eigendom van International Art Center geregeld via aandelen aan toonder. Daardoor was het onmogelijk om uit te maken wie echt eigenaar was van het bedrijf. In 2001 creëerden de benoemde directeuren van het bedrijf 100 aandelen, die gingen naar Giuseppe. In 2008 werden die 100 aandelen eerlijk verdeeld tussen David en Ezra Nahmad. Nog eens een jaar later gaf Ezra de helft van zijn aandelen aan zijn zoon Hillel.

David deelde niet met zijn zoon. In 2007 doken spanningen op tussen de twee mannen. ‘Mijn zoon houdt veel van publiciteit, ik niet’, zei David in een familieportret in het magazine Forbes. Net als zijn oom Giuseppe hield Helly van extravagantie: hij had modellen als vriendin, was eigenaar van een verdieping chique, dure appartementen in de Trump Tower, mocht filmsterren tot zijn vriendenkring rekenen en waagde el eens graag een gokje. Niemand in die familie struikelde over die levenswandel. Tot hij in april 2013 in New York aangeklaagd werd: hij werd beschuldigd van betrokkenheid bij een gok- en witwasaffaire. Centraal in die zaak stonden Russische gangsters.

Via telefoontaps hoorden speurders Helly Nahmad een strategie bespreken om het kunstpatrimonium van de familie te gebruiken om geld te verbergen. In de rechtbank is nooit bewezen dat de telg van de familie Nahmad ook effectief tot dergelijke praktijken overging. Hij pleitte uiteindelijk schuldig aan illegaal gokken en kreeg een celstraf van een jaar en een dag. Daarnaast betaalde hij een boete en hij gaf zijn rechten op een schilderij van Raoul Dufy op. Uiteindelijk bracht hij vijf maanden in de cel door.

Oorlog en schatten

De controverse over de ‘Zittende man leunend op zijn wandelstok’ van Modigliani begon op een moment dat de mist van de oorlog de kans bood op dezelfde geheimdoenerij als de offshore wereld vandaag. In 1939 ontvluchtte Oscar Stettiner, de Joodse deal die de oorspronkelijke eigenaar van het schilderij zou zijn, Parijs uit schrik voor de nazi’s. Zijn kunstcollectie liet hij achter.

Zodra Parijs gevallen was, namen de Duitsers de collectie in beslag en wezen ze een Franse ’tijdelijke beheerder’ aan. Volgens juridische documenten veilde die de werken voor de Duitsers. De ‘Zittende man leunend op zijn wandelstok’ veranderde nadien meermaals van eigenaar, maar in oktober 1944 kocht een Amerikaanse officier de Modigliani in een café voor 25.000 Franse frank, blijkt uit documenten van de rechtbank.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Stettiner diende in 1946 in Frankrijk een klacht in om het schilderij weer in handen te krijgen, blijkt uit documenten die zijn kleinzoon bij de rechtbank indiende. Twee jaar later overleed Stettiner zonder dat ooit uitspraak gedaan was over zijn verzoek. De advocaat van de familie Nahmad, Richard Golub, betwist die versie van de feiten. Volgens hem is het twijfelachtig dat Stettiner het schilderij ooit in handen had.

Modigliani belandde in 1958 in een privécollectie, waar het bleef tot 1996. Toen kocht het International Art Center het werk voor 3,2 miljoen dollar tijdens een veiling bij Christie’s in Londen. Dat valt af te leiden uit documenten die bij rechtbanken in New York ingediend zijn. De Helly Nahmad Gallery stelde het schilderij daar in 1998 tentoon. In 1999 volgde het Musée d’Art Moderne in Parijs en zes jaar later was het ook te zien op een grote Modigliani-tentoonstelling in de Helly Nahmad Gallery in New York.

Mondex Corp, een bedrijf uit Toronto dat gespecialiseerd is in het recupereren van kunst die door de nazi’s geroofd werd, ontdekte het werk per toeval toen het grasduinde in documenten op een Frans ministerie. Het bedrijf zette zijn schouders mee onder een juridisch gevecht om het schilderij terug te bezorgen aan Philippe Maestracci, de kleinzoon van Oscar Stettiner. Hoeveel Mondex daarvoor opstrijkt, is niet bekend.

Op 11 februari 2015 stuurde Nehemiah Glanc, de advocaat van de familie Nahmad in de zaak-Maestracci in New York, een e-mail naar de advocaat van International Art Center in Genève. Glanc had enkele belangrijke gegevens nodig van het International Art Center voor hij het bedrijf kon vertegenwoordigen, blijkt uit de gelekte documenten. ‘Laat alstublieft zo snel mogelijk weten wie kan tekenen in naam van IAC’, luidde het in de e-mail. Als de Nahmads de documenten ondertekend hadden als de eigenaars van International Art Center, waren ze wellicht de wettelijke bescherming kwijtgeraakt die net eigen was aan dat bedrijf.

De advocaat in Genève bracht Glanc in contact met Anaïs Di Nardo Di Maio. Zij werkte op het kantoor van Mossack Fonseca in Genève. Di Nardo kon zorgen voor de handtekeningen van de benoemde directeurs van Mossack Fonseca in Panama, als de cliënten van Glanc voor die dienstverlening zouden betalen. Glanc ging akkoord.

In september 2015 wees Eileen Bransten, rechter bij het hooggerechtshof van New York, de zaak-Maestracci af. Ze betoogde dat de klagers hun klacht tegen International Art Center niet bij de Nahmad Gallery in New York hadden moeten laten betekenen maar wel in Panama. Volgens haar had een door de rechtbank aangestelde beheerder ook de klacht moeten indienen in plaats van Maestracci. Twee maanden later deed die beheerder dat ook.

Panama Papers: hoe dure kunstwerken via offshore bedrijven passeren
© ICIJ

Met de nieuwe klacht tegen de familie Nahmad wordt een nieuwe poging gedaan om de familie te linken aan de eigenaars van International Art Center. ‘Die eigenaars zijn een alterego van het familiebedrijf’, luidt het. Volgens de klager is bewust voor een offshorebedrijf gekozen zodat de identiteit van de eigenaars verborgen gehouden kan worden.

Zolang geen definitieve uitspraak gedaan is in de zaak, blijft het portret van Modigliani uit 1918, ‘Zittende man leunend op zijn wandelstok’, veilig opgeborgen zitten in vrijhaven Genève. Net als zoveel andere meesterwerken die het publiek nooit te zien krijgt.

Met bijdragen van Alexandre Haederli, Juliette Garside, Frederik Obermaier en Bastian Obermayer

Vertaald door Lieve Dierckx, bewerkt door Naomi Skoutariotis

Panama Papers is een samenwerking tussen Knack en onder meer ICIJ, Süddeutische Zeitung, MO*, De Tijd en Le Soir.

Website van ICIJ over Panama Papers

Partner Content