Opgroeien tussen de doden in Syrië

Het lichaam van een Koerdische strijder in Kobani © Istock

In Serekaniye, een Koerdische stad in het noorden van Syrië, helpt de dertienjarige Diar zijn vader om de gesneuvelden te begraven. Voor de toekomst heeft Diar slechts een droom: hij wil soldaat worden.

De wanden van de Vereniging voor de Martelaren van Serekaniye zijn bedekt met portretten van gevallen strijders uit deze noordelijke Syrische stad op 680 kilometer van Damascus. Ali Khalil heeft elk van hen eigenhandig begraven, bijgestaan door zijn dertienjarige zoon Diar.

Khalil heeft ons uitgenodigd in het gebouw en geeft uitleg bij elke foto. Als eerste is er het portret van zijn broer, Abid. “Hij droomde ervan om journalist te worden maar hij werd getroffen door een sluipschutter in november 2012. Hij was de eerste die ik begraven heb. Daarna ben ik daarmee doorgegaan, de ene na de andere”, zegt de voormalige handelaar.

Volledig verkoold

“Deze drie kwamen aan en waren volledig verkoold, deze was onthoofd, net als die twee daar verderop”, wijst hij met zijn vinger. In totaal staren hier zeker honderd gezichten in de oneindigheid.

Het was de dood van zijn broer die hem aanzette om deze plek op te richten voor de families van de gesneuvelden. “We helpen hen met de begrafenis maar evengoed met geld, voedsel of dekens in de winter”, zegt hij. Steun hiervoor krijgt hij van de voorlopige Koerdische regering in het noorden van Syrië.

Martelarenhuis

Na de opstand van 2011 tegen de Syrische regering, kozen de Koerden voor neutraliteit die hen echter gedwongen heeft tot aanvaringen met zowel de regering als met de oppositie.

In juli 2012 namen ze de gebieden in waar ze de meerderheid vormden. Vandaag heersen ze er over drie enclaves: Afrin, Jazeera en Kobani. Deze laatste stad is wereldwijd bekend wegens de brutale, zes weken durende belegering door IS.

Redur Xelil, de woordvoerder van YPG, de militie die dit grondgebied beschermt, zegt dat na Kobani, Serekaniye de bloederigste gevechten voor de Koerdische gemeenschap heeft gekend.

Mahmud Rashid, die mee als vrijwilliger in het martelarenhuis werkt, vertelt dat hij twee zussen en negen broers heeft die allemaal mee vechten. Een van hen, Brahim, viel vijf maanden geleden in handen van IS. Sindsdien hebben ze geen nieuws meer over zijn lot.

“Zijn vrouw kwam vier dagen geleden naar hier om hulp te vragen. We gaven haar kleding voor haar zeven kinderen, dekens en 10.000 Syrische pond (ongeveer 48 euro)”, zegt Rashid.

Plastic bloemenkroon

Het gesprek wordt onderbroken omdat een vrachtwagen aankomt met twee nieuwe doodskisten. Khalil en zijn zoon wikkelen de kisten in een typische rode doek. Hierop zal nog een gele vlag van YPG komen en een kroon van plastic bloemen. Hun handelingen zijn precies en, na twee jaar, sterk geroutineerd zodat het werk op amper tien minuten is geklaard.

Het is moeilijk om een woord uit Diar te krijgen. “Waarom wil je niet praten?”, vraagt Khalil aan zijn zoon. “Vertel hem hoeveel je van je oom hield. Zeg hem hoe jullie samen de dag doorbrachten in het internetcafé.”

Diar geeft toe dat hij momenteel niets anders te doen heeft dan zijn vader te helpen.

Dag en nacht beschietingen

“Vertel de journalist wat je altijd zei toen de beschietingen hier dag en nacht duurden. Hoe je zei dat ze zoveel bommen mochten gooien als ze wilden, maar dat we hier nooit zouden wegtrekken”, spoort de vader zijn zoon aan die de blik strak op de bloemenkroon houdt die hij zorgvuldig op de tweede kist centreert.

Diar staat op en zegt enkel dat hij zal toetreden tot de YPG zodra hij achttien jaar is. De oorlog in Syrië kan beëindigd zijn in vijf jaar, maar dat lijkt hem weinig uit te maken.

“Ik zal een soldaat zijn”, zegt Diar, de ogen strak op de grond gericht. Tot dan, zo zegt hij, zal hij zijn vader helpen. (IPS)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content