Openbaar Ministerie: “Wilders zette niet aan tot haat”

De PVV-leider moet van die beschuldiging worden vrijgesproken, zo heeft het Openbaar Ministerie betoogd voor de rechtbank in Amsterdam.

De Nederlandse extreemrechtse politicus Geert Wilders heeft zich niet schuldig gemaakt aan het aanzetten tot haat en moet van die beschuldiging worden vrijgesproken. Dat heeft het Openbaar Ministerie woensdag betoogd voor de rechtbank in Amsterdam. De procureurs Birgit van Roessel en Paul Velleman toetsten in een urenlang betoog de uitspraken van Wilders die in de aanklacht zijn opgenomen. Geen van die uitlatingen voldoet aan het belangrijkste criterium: zij moeten over mensen gaan om strafbaar te zijn. De omstreden uitspraken gaan echter telkens over de islam.

Proces

Wilders staat terecht wegens groepsbelediging, haatzaaien en discriminatie door zijn anti-islamitische uitspraken.

Het hele proces wordt opnieuw gevoerd omdat Wilders’ advocaat Bram Moszkowicz met succes de rechters wraakte. Voor die wraking had het OM al vrijspraak op alle punten geëist. (Belga/KVDA)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content