Oorlogsmisdadigers uit EU-landen mogen niet zomaar uitgezet worden

. © belga

EU-inwoners of hun familieleden die verdacht worden van oorlogsmisdaden, mogen niet zomaar uit een ander EU-land worden gezet. Dat oordeelt het Europees Hof van Justitie in een arrest. De instanties moeten ‘geval per geval’ beoordelen, en onder meer rekening houden met het gedrag van de betrokkene, de ernst van de misdrijven en hoeveel tijd er sindsdien is verstreken, zegt het Hof.

De hele zaak draait onder meer rond H.F., een asielzoeker met de Afghaanse nationaliteit die in 2000 in Nederland is aangekomen. Hij diende daar een asielaanvraag in, maar die werd niet goedgekeurd, waarna hij en zijn dochter zich in 2011 in ons land vestigden. Ook bij ons diende hij meerdere verblijfsaanvragen in, zonder succes, maar in 2013 gooide hij het over een andere boeg. Zijn dochter had de Nederlandse nationaliteit, en dus diende hij een aanvraag in als familielid van een EU-burger. Ons land weigerde dat echter, omdat uit het dossier in Nederland bleek dat de man in Afghanistan aan oorlogsmisdrijven zou hebben deelgenomen.

De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen wilde weten of die weigering van een verblijfsvergunning wel verenigbaar is met het vrij verkeer en verblijf van EU-burgers. Het Europees Hof van Justitie oordeelt van wel, al zijn er voorwaarden aan gekoppeld. ‘De lidstaten kunnen maatregelen nemen die het vrij verkeer en verblijf van een EU-burger of een van zijn familieleden beperken, onder meer om redenen van openbare orde of openbare veiligheid’, klinkt het. Maar de landen mogen er niet zomaar van uitgaan dat de ‘loutere aanwezigheid van de persoon op het grondgebied een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor de samenleving vormt’. De bevoegde instanties moeten altijd geval per geval beoordelen, rekening houdend met een aantal criteria.

Vooral het gedrag van de betrokkene is daarbij belangrijk: als hij of zij nog altijd een houding aanneemt die de fundamentele waarden van de EU aantast, dan kan dat als een voldoende bedreiging worden beschouwd. Verder moeten de lidstaten ook rekening houden met de tijd die sinds de oorlogsmisdaden is verstreken, de aard en de ernst ervan en een eventuele strafrechtelijke veroordeling.

Partner Content