Ongelijkheid verminderen? ‘Laat migranten hier enkel tijdelijk werken’

Arm en rijker aan de rechtbank van Los Angeles © Reuters
Kamiel Vermeylen

Neemt de wereldwijde inkomensongelijkheid toe? Econoom Branko Milanovic (64) vindt van niet. Zijn internationale bestseller Global Inequality werd dit jaar naar het Nederlands vertaald. Daarin schrijft hij dat de Westerse middenklasse de prijs heeft betaald voor de globalisering.

Branko Milanovic is een autoriteit in zijn vak. In 1987 behaalde hij aan de universiteit van Belgrado zijn doctoraat met een onderzoek naar inkomensongelijkheid in het toenmalige Joegoslavië. Een aantal jaar later begon hij bij de Wereldbank, waar hij dertien jaar als hoofdeconoom van de onderzoeksafdeling zou werken. Tegenwoordig is Milanovic hoogleraar aan de City University of New York en verbonden aan het Luxemburgse inkomensonderzoekscentrum LIS.

In 2016 publiceerde Milanovic zijn spraakmakende boek Wereldwijde Ongelijkheid: Welvaart in de 21ste eeuw. Daarin legt hij haarfijn uit wie de winnaars en de verliezers van de globalisering zijn en hoe de wereldwijde ongelijkheid zich heeft ontwikkeld. Milanovic is een van de meest besproken economen van het moment. Gisteren streek Milanovic neer in Antwerpen, waar hij een lezing gaf aan de Universiteit van Antwerpen. Knack.be had voordien met hem een gesprek.

Beste meneer Milanovic, u krijgt de vraag waarschijnlijk vaak gesteld, maar waarom is ongelijkheid zo belangrijk?

Ik ben teleurgesteld in diegenen, voornamelijk uit het linkse economische kamp, die groei an sich afzweren.

Branko Milanovich, econoom en ongelijkheidsspecialist.

BRANKO MILANOVIC: Voor mij zijn er drie cruciale argumenten om ongelijkheid te bestuderen. Het eerste argument is filosofisch van aard, namelijk wat ongelijkheid betekent en of het wel gerechtvaardigd is. In die zin volg ik de Amerikaanse filosoof John Rawls, die vindt dat we elke vorm van ongelijkheid moeten kunnen rechtvaardigen. Voor Rawls, en ook voor mij, moet ongelijkheid voornamelijk in het voordeel zijn van de minst gegoede.

De tweede reden waarom het belangrijk is om ongelijkheid te bestuderen, is instrumenteel van aard. Ongelijkheid heeft bijvoorbeeld een negatieve impact op de economische groei. Daarmee bedoel ik niet dat ongelijkheid per se slecht is, maar dat we wel moeten nagaan wat de zogenaamde ‘optimale’ vorm van ongelijkheid is. Het laatste argument is politiek van aard. Indien ongelijkheid te groot wordt, zal de rijkste klasse in staat zijn om eigen regels te ontwikkelen en die op te leggen aan de rest van de bevolking.

In uw laatste boek schrijft u dat de globale ongelijkheid de afgelopen decennia wel degelijk is afgenomen. Legt u eens uit?

MILANOVIC: Het reële inkomen van de globale middenklasse is de afgelopen decennia namelijk toegenomen. Voornamelijk in het Aziatische werelddeel, onder meer in China, India, Bangladesh en Vietnam, hebben arbeiders hun inkomen gemiddeld zien verdubbelen en soms zelfs verdrievoudigen. Een andere opmerkelijke stijging heeft bij de rijkste één procent plaatsgevonden. Zij die het grootste reële inkomen genoten tussen 1988 en 2013 hebben dat ook zien verdubbelen.

Anderzijds hebben diegenen die zich tussen de bovenvermelde globale middenklasse en de rijkste een procent bevinden, hun inkomen niet zien toenemen. Deze groep bestaat voornamelijk uit de lagere middenklasse in de Westerse landen. Dat maakt dat de hogere middenklasse in de Aziatische wereld, een aanzienlijk deel van de wereldbevolking, dichter bij de arbeidersklasse in de rijkere landen is gekomen. Daarom is de globale ongelijkheid dus afgenomen.

Nochtans is de ongelijkheid in landen als China en India wél toegenomen.

MILANOVIC: Inderdaad, maar dat is dus een schijnbare tegenstelling. Hoewel de ongelijkheid tussen Azië en de Westerse landen kleiner is geworden, is de ongelijkheid in de Aziatische landen wel toegenomen. Maar ongelijkheid tussen landen is veel kleiner geworden dan de ongelijkheid in die landen. Die daling van ongelijkheid tussen de landen heeft een grotere impact op de globale ongelijkheid dan de stijging binnen de landen, wat maakt dat de wereldwijde ongelijkheid dus is gedaald.

Kunnen we het succes van populistische en nationalistische partijen in het Westen toeschrijven aan de stagnerende reële inkomens en de toegenomen ongelijkheid?

MILANOVIC: Het is natuurlijk moeilijk om aan te tonen dat deze factoren het succes van zulke partijen rechtstreeks kunnen verklaren. Maar het feit dat het reële inkomen van de Westerse middenklasse niet is toegenomen, is wel belangrijk. Bovendien zat deze middenklasse als het ware geplet tussen twee groepen die hun inkomen wel zagen stijgen.

Met een van die groepen, namelijk de Aziatische middenklasse, moest de Westerse middenklasse rechtstreeks concurreren voor meer werkgelegenheid en groei. Denk maar aan Westerse bedrijven die arbeid outsourcen naar goedkopere Aziatische landen. Bovendien kunnen vakbonden zich in vergelijking met vroeger minder goed organiseren. Hoewel ongelijkheid en de stagnatie van reële inkomens misschien geen rechtstreeks causaal verband heeft, is deze evolutie wel perfect in te bedden in het verhaal van de populisten.

Branko Milanovic: 'Iemand zou voor een vijftal jaar kunnen werken in een rijk land indien een bepaalde werkgever hem of haar zou kunnen gebruiken.'
Branko Milanovic: ‘Iemand zou voor een vijftal jaar kunnen werken in een rijk land indien een bepaalde werkgever hem of haar zou kunnen gebruiken.’© Youtube

Welke rol speelt migratie dan binnen de context van populisme en globalisering?

MILANOVIC: Uiteraard heeft migratie ook een belangrijke rol gespeeld, maar ook dat is een gevolg van de globalisering die nu plaatsvindt terwijl er erg grote inkomensverschillen zijn tussen landen. Kijk maar naar de periode waarin de Europese Unie uit vijftien relatief welvarende landen bestond. Toen was er geen sprake van systematische migratie.

Maar wanneer de Europese Unie is uitgebreid naar 25 landen, ontstond er systematische migratie omdat de inkomensverschillen plots stegen. De wereld is natuurlijk groter dan de Europese Unie, maar dezelfde systematiek speelt ook op globaal vlak. De (mogelijkheid tot) migratie heeft een cruciale rol gespeeld bij het succes van populisten, maar ik zie het wel als onderdeel van een globaliseringsproces.

Het staatsburgerschap wordt momenteel als iets erg binair beschouwd. Ofwel ben je Belg, ofwel ben je het niet. Ik stel voor dat arbeidsmigranten niet op alle rechten van autochtonen aanspraak kunnen maken.

U houdt er een aparte mening op na wat betreft migratie. U noemt het de beste manier om globale ongelijkheid tegen te gaan, maar wel op voorwaarde dat migranten hier slechts enkele jaren mogen blijven en minder rechten hebben dan de ‘lokale’ bevolking. Legt u eens uit?

MILANOVIC: Ik pleit voor een circulaire migratie die gebaseerd is op een vrijwillig rotatiesysteem. Iemand zou voor een vijftal jaar komen werken in een rijk land indien een bepaalde werkgever hem of haar zou kunnen gebruiken. De persoon die bijvoorbeeld in de Europese Unie zou komen werken, zou de job ook als iets tijdelijks beschouwen. In tijden van globalisering mogen we het vermogen van mensen om zich te verplaatsen voor arbeid niet onderschatten.

En inderdaad, in die periode zou de arbeidsmigrant bijvoorbeeld geen staatsburgerschap of dezelfde rechten als autochtone inwoners verwerven. Het staatsburgerschap wordt momenteel als iets erg binair beschouwd. Ofwel ben je Belg, ofwel ben je het niet. Ik stel voor om van het staatsburgerschap een gelaagde bundel van rechten te maken, waarbij arbeidsmigranten maar aanspraak kunnen maken op een aantal van die lagen. Zo zouden ze niet het recht hebben om in het land van arbeid voorgoed te kunnen blijven en of er ten volle van het pensioen kunnen genieten.

Uw voorstel komt neer op uitbuiting, kan men opwerpen.

MILANOVIC: Van uitbuiting zou ik niet durven spreken. Ik denk dat velen het discriminerend vinden, in die zin dat twee groepen niet geheel dezelfde rechten krijgen. Ik wil benadrukken dat alle werkgerelateerde omstandigheden exact dezelfde moeten zijn dan voor de lokale bevolking: het loon, de ziekte-uitkering, het minimumloon, de verantwoordelijkheden, enzovoorts. Al pleiten sommige stemmen ervoor om de arbeidsmigranten wel hoger te belasten dan de autochtone bevolking.

Maar u moet wel weten dat die migranten plotsklaps een pak meer verdienen dan wat ze in hun thuisland zouden verdienen. Dat geld zouden ze kunnen investeren in hun land van herkomst of hier gebruiken voor eigen doeleinden. Het is inderdaad een pragmatische oplossing, maar wel de meest effectieve om ongelijkheid te verminderen.

U benadrukt vaak dat economische groei een efficiënte manier is om ongelijkheid en armoede terug te dringen.

MILANOVIC: Inderdaad, en daarom ben ik soms teleurgesteld in diegenen, vaak in de economisch linkse hoek, die groei an sich verwerpen. We hebben in de Europese Unie gemerkt dat een gebrek aan economische groei vaak politieke en sociale problemen oplevert. Om nog maar te zwijgen van de ontwikkelingslanden. Als we willen dat ze daar toegang krijgen tot elektriciteit, water en scholing, hebben we simpelweg nood aan groei.

De allerarmsten migreren niet, aangezien ze zich die verplaatsing zowel financieel als lichamelijk niet kunnen veroorloven.

Moet de Europese Unie dan meer investeren in ontwikkelingssamenwerking om groei te stimuleren? Momenteel zijn er maar enkele landen die er 0,7 procent van hun bruto binnenlands product aan spenderen. Nochtans is dat het vooropgestelde streefdoel.

MILANOVIC: Er is voldoende bewijs dat mensen meer gaan migreren naarmate ze rijker worden, tot ze voldoende welvaart hebben waardoor ze weer minder gaan migreren. De allerarmsten migreren niet, aangezien ze zich die verplaatsing zowel financieel als lichamelijk niet kunnen veroorloven.

In die zin zou economische groei in Afrika op korte termijn de migratie naar de Europese Unie doen toenemen. Maar het is wel belangrijk dat de Europese Unie er werk van maakt. Meer budget en meer controle op dat budget zou al veel zoden aan de dijk brengen. Uiteraard kan de EU dat niet op haar eentje, maar ook China is al zwaar aan het investeren in het Afrikaanse continent.

Of buitenlandse hulp effectief helpt, is echter nog onduidelijk. Momenteel kunnen we enkel zeggen dat het geen negatief effect heeft op de economische groei in het ontvangende land.

Vlak naast downtown Los Angeles wonen vele honderden daklozen in tenten op straat in het zogenaamde 'Skid Row.'
Vlak naast downtown Los Angeles wonen vele honderden daklozen in tenten op straat in het zogenaamde ‘Skid Row.’ © REUTERS

U schrijft in uw boek dat ongelijkheid een belangrijke impact heeft gehad op het ontstaan van de Eerste Wereldoorlog.

MILANOVIC: Ja, en dat is een louter economische uitleg. Hoe groter de ongelijkheid is in een land, hoe lager de gemiddelde vraag ligt. Rijken sparen immers meer en geven dus minder uit. Maar wanneer je veel spaart, heb je wel een afzetmarkt nodig voor het gespaarde geld.

Onze data tonen aan dat de opbrengst in ontwikkelingslanden hoger lag dan in bijvoorbeeld Duitsland, Frankrijk of het Verenigd Koninkrijk. Het probleem was destijds enkel dat je als investeerder wel garanties wilde dat je je geld ook terug zag, zeker in instabiele regimes.

De Westerse landen hadden daarom twee manieren om deze eigendomsrechten van de investeringen in de derdewereldlanden ook effectief af te dwingen. De eerste manier was om te dreigen met militaire interventies om de schulden betaald te krijgen, wat ook gebeurde in onder meer Turkije, Tunesië of Venezuela. Dit werd ook wel de kanonneerbootdiplomatie genoemd, waarmee je protectoraten creëert.

De tweede manier was om het land effectief de kolonialiseren. Dat was bovendien voordeliger omdat landen op die manier goedkope arbeid en toegang tot grondstoffen hadden. Ook dan ben je zeker dat je de eigendomsrechten en investeringen terugkrijgt.

Ik ben ervan overtuigd dat de Eerste Wereldoorlog is ontstaan omdat vele landen zich op dat moment gelijk gedroegen. Dat maakte het aantal landen om te kolonialiseren of om onder druk te zetten beperkt. Dat lijdt tot conflict. We kunnen dat natuurlijk niet causaal aantonen, en het is eerder een structurele oorzaak. Daartegenover staat dan weer een concrete aanleiding zoals de moord op Franz Ferdinand. Maar alle ingrediënten lagen toen wel op tafel waardoor de Eerste Wereldoorlog kon worden wat hij geworden is.

Moeten we ons vandaag in het Westen opnieuw zorgen maken over een gelijkaardig scenario of zijn de omstandigheden totaal anders?

MILANOVIC: Op economisch vlak is het vandaag toch een pak anders dan vroeger. Er zijn tal van wereldwijde organisaties zoals de Wereldbank, de Wereldhandelsorganisatie of nog de Verenigde Naties, die buitenlandse investeerders toch een stuk beter beschermen dan vroeger. Het wordt simpelweg beter beheerd. Er is geen militaire macht meer nodig om zulke zaken afdwingbaar te maken, waardoor conflictsituaties een pak minder waarschijnlijk zijn. Op politiek vlak zie ik wel een aantal gelijkenissen, maar een gelijkaardig scenario zie ik toch niet meteen gebeuren.

Zijn de herverdelingsmechanismen van vroeger vandaag nog wel toepasbaar?

MILANOVIC: De afgelopen decennia werd inkomen uit arbeid en kapitaal belast om dat vervolgens te herverdelen via onder meer pensioenen en sociale zekerheid. Ik denk dat deze aanpak zijn limieten heeft bereikt. Mensen willen simpelweg niet nog meer belast worden.

Bovendien werd ongelijkheid tegengegaan door de uitbreiding van het onderwijs. Het verschilde uiteraard van land tot land, maar op sommige plaatsen ging men in 1950 acht jaar naar school terwijl dat nu soms 13,5 jaar bedraagt. Meer hoogopgeleide mensen zorgden ervoor dat meer mensen meer gingen verdienen, waardoor de inkomensongelijkheid afnam. Maar ook de lengte van het onderwijstraject heeft zijn limieten bereikt.

Ten slotte speelden de vakbonden een belangrijke rol in de herverdeling van het inkomen. Maar de participatie in de vakbonden is in de rijke landen sterk achteruit gegaan, vooral in de privésector. Een belangrijke verklaring daarvoor is dat de aard van het werk fundamenteel veranderd is. Vroeger waren er vaak grote bedrijven waarin mensen met dezelfde belangen vaak hetzelfde werk deden. Maar vandaag werkt zeventig procent in een erg diverse dienstensector, die vaak bestaat uit kleinere bedrijven waardoor de verbondenheid tussen arbeiders is afgenomen. Dat maakt het een stuk moeilijker dan vroeger om zich te organiseren, waardoor men minder invloed kan uitoefenen op het herverdelingsproces.

Wat stelt u dan voor om die veranderingen op te vangen?

MILANOVIC: We moeten ingrijpen nog voor de herverdeling daadwerkelijk plaatsvindt. Moeilijker, maar efficiënter. Het onderwijs speelt daarin een belangrijke rol. De lengte van het onderwijs heeft haar limieten bereikt, dus moeten we ervoor zorgen dat iedereen gelijke toegang krijgt tot kwaliteitsvol onderwijs dat geen al te grote onderlinge verschillen vertoont. Op vlak van financieel kapitaal, dat zich slechts bij zeer weinigen concentreert, zijn er verscheidene opties. Het oprichten van een internetbedrijf is tegenwoordig zo goedkoop, dat belastingen niemand meer zullen afschrikken. Bovendien moeten we ook nadenken welke rol werknemers kunnen spelen in de aandeelhoudersstructuur van een bedrijf.

Het is inderdaad enorm moeilijk om kapitaal te belasten. Nog voor er een vermogensbelasting is aangekondigd, staat het geld al ergens anders geparkeerd.

En wat met kapitaal? De schreeuw om een vermogens(winst)belasting klinkt steeds luider, maar de optie lijkt niet erg realistisch.

MILANOVIC: Het is inderdaad enorm moeilijk om kapitaal te belasten. Nog voor er een vermogensbelasting is aangekondigd, staat het geld al ergens anders geparkeerd. Dat wil echter niet zeggen dat er geen alternatieven zijn. Ik ben een enorme voorstander van een erfenisbelasting. Dat is haalbaar omdat de overleden persoon bezittingen achterlaat in een welbepaald land, en omdat het een klein effect zou hebben op de handel.

Denkt u dat de doorsnee burger wakker ligt van ongelijkheid? Sociaaldemocratische partijen zijn in tal van Europese landen gedecimeerd en krijgen het thema niet op de agenda. De verkiezingsslogan ‘Zeit für mehr Gerechtigkeit’ slaat in Duitsland niet echt aan.

MILANOVIC: Ik denk dat het politiek succes van een bepaalde kandidaat niet louter kan toegeschreven worden aan de thema’s waarmee die tracht te scoren. Het is niet omdat vele Duitsers op Angela Merkel zullen stemmen, dat ze het niet met Martin Schulz eens zijn. Maar ik denk wel dat het thema werkt. Zowel Jeremy Corbyn als Bernie Sanders zijn erin geslaagd om boven de verwachtingen te presteren. En met goede voorstellen. Sanders’ voorstel om het minimumloon in te voeren en de overheidsinvesteringen in onderwijs op te trekken, waren realistisch en lovenswaardig.

In het Westen moeten we gaan beseffen dat de tijd van ongekende economische voorspoed voorbij is.

Het is een abstracte vraag, maar hoe ziet u de globale ongelijkheid in de nabije toekomst evolueren?

MILANOVIC: Ik ben ervan overtuigd dat de convergentie tussen de Aziatische landen en de Westerse wereld zal blijven voortduren, wat de globale ongelijkheid en armoede zal doen afnemen. Tegelijk zal de ongelijkheid in landen blijven toenemen. In het Westen moeten we gaan beseffen dat de tijd van ongekende economische voorspoed voorbij is. Gezien ons bevolkingsaantal nog zal afnemen, mogen we tevreden zijn met een groei van om en bij de twee procent.

De moeilijkste vraag is wat er met Afrika zal gebeuren, aangezien er moeilijk een rode draad te trekken valt. Sommige landen, zoals Ghana, Ethiopië en Rwanda doen het best goed. Maar dat is allerminst een algemeen gegeven. Bovendien kunnen landen in Afrika plots heel snel groeien om vervolgens opeens snel achteruit te gaan. Dat resulteerde vroeger vaak in gewapende conflicten, ook omdat de landen vaak afhankelijk zijn van grondstoffen.

Afrika is enorm belangrijk voor de rest van de wereld, aangezien verwacht wordt dat het bevolkingsaantal er tegen 2050 zal verdubbelen. Afrika zal in grote mate bepalen wat er zal gebeuren met globale ongelijkheid en armoede in de wereld.

Bedankt voor het gesprek.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content