Michael Merrigan

Oekraïne, spiegel van het Europees cynisme: wie mensenrechten ondergeschikt maakt aan economie verkoopt zijn ziel

Michael Merrigan Advocaat en vicevoorzitter van Amnesty International Vlaanderen

Een ander beleid in Spanje of Griekenland had de Oekraïne-crisis niet vermeden, maar wel de Europese bezorgdheid over de toekomst van het Oekraïense volk geloofwaardiger gemaakt, schrijft onderzoeker Michaël Merrigan.

Sluipschutters schieten op demonstranten. Een gebied niet veel kleiner dan België wordt door een buurland snel en efficiënt geannexeerd.

Nochtans zijn deze landen – Oekraïne, Rusland – lid van de Raad van Europa, de Europese instelling die 47 landen telt die zich gebonden weten door het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (en diens minder bekende broertje, het Europees Sociaal Handvest). Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, dat toezicht houdt op de naleving van de rechten vervat in dat verdrag, weet straks alvast wat doen. Maar maakt diens interventie, au fond, iets uit?

De Krim is nu immers de facto Russisch, en zal dat de komende tijd ook gewoon blijven. Mogelijk volgen andere gebieden in Oekraïne – of het obscure Transnistrië – het voorbeeld van de Krim. De reactie van de ‘westerse’ landen is, tot nog toe, nogal lauw. Gasbevoorraading. Investeringen. De crisis is nog niet verteerd. Voorzichtigheid is geboden. De globalisering die oorlog onmogelijk moest maken, maakt ook echte sancties moeilijk.

Gevraagd waarom ze voor een aanhechting aan de Russische federatie koos, antwoordde een jonge Krimse leerkracht dat in de leerkrachtenkamer van haar school uithing dat Rusland de lonen zou verdrievoudigen. Een ‘Europese aanpak’, zo stelde ze, zou de armoede op het schiereiland enkel nog vergroten. De keuze was snel gemaakt.

Het is natuurlijk moeilijk waarheid van fictie te onderscheiden. Dat geldt zowel voor de reactie van de leerkracht als voor de Russische beloftes. Dat, ook, is een kenmerk van de huidige crisis: veel van de reacties en nieuwsberichten die ons de voorbije weken overspoelden zijn moeilijk te verifiëren. Het internet bulkt van de gemanipuleerde berichten. Onze informatiemaatschappij heeft ook de informatie-oorlog tot nieuwe niveaus verheven.

Maar één ding is wel duidelijk. Daar waar men op het einde van de 20ste eeuw nog enthousiast proclameerde dat ‘het einde van de geschiedenis’ in zicht was, waarmee men dan bedoelde dat het de democratie en de mensenrechten enkel nog terrein konden winnen, blijkt dat deze evolutie nu in het beste geval gestagneerd lijkt en op sommige vlakken (alvast tijdelijk) lijkt te worden teruggedraaid. De ‘war on terror‘ leidde er reeds toe dat vrijheid al te gemakkelijk werd ingeruild voor veiligheid. Nu lijken vrijheid en veiligheid ook opnieuw begrensd door de realiteit van politieke willekeur. De willekeur van een politieke klasse die in sommige landen niet eens (meer) pretendeert de liberale waarden te verdedigen, maar stoutmoedig een andere weg inslaat. Met een glimlach en een geheven middelvinger het Europees hof voor de Rechten van de Mens – en de ‘Europese publieke opinie’ – tegemoet.

Het grootste gevaar lonkt echter nog dichter bij huis en heeft betrekking op onze eigen opvattingen over fundamentele rechten en vrijheden. Het besmettingsgevaar is immers niet denkbeeldig: cynisme is wellicht het meest aanstekelijke der menselijke sentimenten. Het is misschien daarom ook tijd voor het ‘voorbeeldige’ deel van Europa – lees: de lidstaten van de EU – om zich te bezinnen. Misschien zijn de laatste jaren het economisch liberalisme en de mensenrechten wel te ver uiteen gegroeid. Uitwendig verdedigt de Europese Unie met verve ‘de mensenrechten’, en ook intern is er de laatste halve eeuw een grote vooruitgang geboekt.

Maar er is ook een minder consistente kant aan het Europese verhaal. Al te vaak presenteert de Europese Unie zich in de eerste plaats als economische bulldozer, en niet als promotor van sociale rechtvaardigheid. Men moet maar naar Griekenland of Spanje kijken om te zien welke sociale terreur wordt geduld onder het mom van economische besparingen. Een cultuur die toelaat dat de mensenrechten van een hele generatie ondergeschikt worden gemaakt aan – uiteindelijk zelfgekozen – economische wetmatigheden, heeft de verkoopprijs voor haar ziel al duidelijk gemaakt. Een ‘hostile takeover‘ is dan nooit ver weg.

Een rechtvaardig Europa kan noch in retoriek noch in daden in de eerste plaats gericht zijn op de bescherming van economische waarden. Daardoor verliezen mensenrechten hun morele kracht, en hangt hun rol enkel af van de waarde die de economisch of militair sterkste partij eraan hecht. We hoeven maar naar het nieuws te kijken om te weten dat die waarde dan niet per se heel groot is. De ondeelbaarheid en onderlinge afhankelijkheid van mensenrechten – burgerlijke, politieke, economische en sociale rechten – is al vaak genoeg benadrukt. Maar de consequenties ervan lijken niet volledig in de politieke besluitvorming te zijn geïntegreerd. Het is een illusie te denken dat de EU het zich kan permitteren om bepaalde mensenrechten intern en extern te benadrukken, terwijl het andere – voornamelijk sociale rechten – bewust of zogezegd ‘noodgedwongen’ naar de achtergrond laat verdwijnen.

Het bijna karikaturale cynisme dat we de laatste dagen en weken hebben mogen aanschouwen aan de buitengrenzen van de EU brengt echter ook kansen met zich mee voor wie ze wil (h)erkennen. De EU kan nu duidelijk laten zien dat ze, ook intern, rechtvaardigheid boven kortzichtige economische belangen stelt. Economie in functie van rechtvaardigheid – het klinkt voor sommigen wellicht blasfemisch. Maar dat zou – zeker in deze hoogdagen van realpolitik – de echte troef van het Europese project kunnen zijn. Europa moet er blijvend over waken dat haar programma in de eerste plaats een duidelijke keuze inhoudt vóór een rechtvaardige maatschappij gebaseerd op mensenrechten, democratie en de principes van de rechtsstaat, en tégen een samenleving gebaseerd op onpersoonlijke en totalitaire regels – of die nu van politieke, militaire dan wel van economische aard zijn.

En als de logica van ons huidig economisch systeem een dergelijk consequent programma niet toelaat, dan is het misschien hierover dat we ons in de eerste plaats eens moeten bezinnen. Een ander beleid in Spanje of Griekenland had de gebeurtenissen in Oekraïne niet kunnen vermijden, maar het had de Europese bezorgdheid over de toekomst van het Oekraïense volk wel geloofwaardiger gemaakt, en de ‘keuze’ van de Krimse bevolking verder op scherp gesteld.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content