Nederlanders spreken zich in referendum uit over aftapwet van regering-Rutte

Mark Rutte © Belga

De wet maakt het mogelijk om grote hoeveelheden internetverkeer via de kabel af te tappen. Het referendum, dat samenvalt met nieuwe gemeenteraadsverkiezingen, is weliswaar niet bindend.

Meer dan 12 miljoen Nederlanders trekken naar de stembus om zich in een raadgevend referendum uit te spreken over een nieuwe wet op de inlichtingendiensten. Het wordt wellicht de laatste keer dat Nederland zo’n raadgevend referendum op basis van een burgerinitiatief organiseert. Daarnaast zullen de Nederlanders ook nieuwe gemeenteraden samenstellen.

Het referendum over de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (wiv), of ‘aftapwet’, is het meest in het oog springende element bij de stembusgang. Die wet, die op 1 mei moet ingaan, maakt het mogelijk dat de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) grote hoeveelheden internetverkeer via de kabel aftappen. Dat aftappen hoeft zich daarbij niet te beperken tot de activiteiten van alleen maar verdachte personen. Die ruimere toegang tot de telefoon- en internetgegevens zou nodig zijn om ‘de toenemende dreiging in kaart te brengen en de nationale veiligheid en de democratische rechtsorde te blijven beschermen’.

Maar tegenstanders stellen dat op die manier de privacy van burgers wordt geschonden. Ze klagen ook dat te veel informatie van onschuldige burgers als bijvangst wordt verzameld met het uitgebreide ‘sleepnet’ van de inlichtingendiensten. De tegenstanders hebben de wet dan ook herdoopt tot de ‘sleepwet’.

De peilingen die één week voor het referendum gepubliceerd werden, wijzen op een overwinning van de voorstanders van de nieuwe wet: 51 procent van de ondervraagde kiezers geeft aan voor te zullen stemmen. Dertig procent is tegen en negentien procent heeft nog niet beslist.

Vooral jongeren blijken zich tegen de sleepwet te kanten. Het zijn dan ook vijf studenten van de Universiteit van Amsterdam (UvA) die ervoor gezorgd hebben dat het tot een referendum komt. Ze ergerden zich aan het feit dat de wet vrij geruisloos door het parlement was goedgekeurd en hadden daarom een burgerinitiatief opgezet. De 300.000 digitale handtekeningen, die nodig zijn om het tot een referendum te komen, leken lange tijd ver buiten hun bereik te liggen. Het was pas nadat in het satirische tv-programma ‘Zondag met Lubach’ aandacht besteed werd aan de wet, dat het aantal handtekeningen de hoogte in klom.

Hoogstwaarschijnlijk is het meteen ook de laatste keer dat het op die manier tot een raadgevend referendum komt bij onze noorderburen. De Tweede Kamer heeft vorige maand, op voorstel van de meerderheidspartijen, beslist om die volksraadpleging af te schaffen. De Eerste Kamer moet die beslissing wel nog bevestigen.

De mogelijkheid om een raadgevend referendum te organiseren op basis van een burgerinitiatief werd nog maar in 2015 ingevoerd en werd slechts één keer eerder toegepast. In april 2016 stemde een duidelijke meerderheid tegen het associatieverdrag tussen de Europese Unie en Oekraïne. Dat gebeurde tot groot ongenoegen van de vorige regering-Rutte en was dus meteen het sein om het raadgevend referendum alweer te schrappen.

Om geldig te zijn, zal minstens dertig procent van de Nederlanders moeten stemmen. Omdat het referendum samenvalt met gemeenteraadsverkiezingen, lijkt de kans dat die drempel gehaald wordt, relatief groot te zijn. Maar dan nog blijft het referendum slechts raadgevend. De regering is dus niet verplicht om het resultaat te volgen. En aangezien alle Nederlandse regeringspartijen voor de wet zijn, lijkt de kans dat ze ongewijzigd wordt ingevoerd dan ook vrij reëel.

Gemeenteraadsverkiezingen, maar geen burgemeestersverkiezingen

Tegelijkertijd wordt er woensdag in 335 van 380 Nederlandse gemeenten een nieuw lokaal bestuur samengesteld. Alleen in 45 gemeenten die betrokken waren bij een fusieoperatie, wordt er niet gestemd.

Het belang van de gemeenteraadsverkiezingen, die eens om de vier jaar plaatsvinden, is in Nederland minder groot dan bij ons. Dat heeft vooral te maken met het feit dat de positie van de burgemeester woensdag niet op het spel staat. In het Nederlandse systeem wordt de burgemeester niet aangeduid na gemeenteraadsverkiezingen, maar wordt hij benoemd voor een periode van zes jaar.

Wel vormen de lokale verkiezingen traditioneel een graadmeter voor de nationale politiek. Maar of het echt mogelijk wordt om nationale conclusies te trekken uit de gemeenteraadsverkiezingen is nog af te wachten. Want de lokale partijen lijken steeds meer aan belang te winnen in de Nederlandse gemeentepolitiek. In maart 2014 waren die samen goed voor 28 procent. Dit jaar zouden ze volgens de peilingen zelfs op zowat 34 procent uitkomen. Daarmee zouden ze samen de grootste politieke groep vormen. Sommige waarnemers vrezen dat die trend zal leiden tot een verdere versplintering van de gemeenteraden, die nu al erg gefragmenteerd zijn.

Bovendien doen de grootste landelijke partijen ook niet in alle gemeenten mee. Enkel het christendemocratische CDA (332), de sociaaldemocratische PvdA (320), het liberale VVD (315), het linksliberale D66 (270) en Groen Links (220) nemen in meer dan de helft van de gemeenten deel. De extreemrechtse PVV van Geert Wilders komt maar in dertig gemeenten op. Forum voor Democratie, de jonge rechts-populistische partij van Thierry Baudet, komt zelfs alleen maar in Amsterdam met een aparte lijst op.

Partner Content